Onder leiding van krijgsheer Toyotomi Hideyoshi vielen de Japanners in 1592 Korea binnen met hoop op verovering. Hideyoshi gaf het bevel zoveel mogelijk mensen te vermoorden, minstens drie Koreanen per Japanse soldaat. Tijdens deze oorlog werd het Japanse gebruik om hoofden van vijanden te verzamelen als oorlogstrofeeën aangepast. Aanvankelijk werden alleen oren verzameld, later werden dit neuzen. Naar schatting zijn er tussen de 100.000 en 200.000 Koreaanse slachtoffers. Hiernaast werden bijna 60.000 mannen, vrouwen en kinderen gevangen genomen om in Japan aan het werk te gaan als slaaf.
De neuzen werden, voor zover bekend, naar twee plekken gestuurd: Kyoto en Okayama. In Kyoto liet Hideyoshi een jaar voor het eind van de oorlog een monument bouwen: destijds hanazuka genoemd, grafheuvel van neuzen, vandaag bekend als mimizuka, grafheuvel van oren.
De neuzen die begraven lagen in Okayama zijn in 1992 teruggestuurd naar Korea, waar ze een eervolle boeddhistische begrafenis kregen. In Kyoto liggen de ongeveer 38.000 neuzen nog in de grafheuvel met het oorspronkelijke monument. De plaats kent weinig bekendheid onder Japanners, hoewel de heuvel nu in het midden van een buitenwijk van Kyoto ligt. Onder Koreanen wordt deze oorlog nog veel herdacht. Veel Koreaanse reizigers in Japan maken dan ook een stop in Kyoto om een laatste eer te bewijzen aan hun voorvaderen.