Dit artikel kwam tot stand met steun van Rolex, dat in samenwerking met de National Geographic Society wetenschappelijke expedities organiseert die tot doel hebben de meest uitzonderlijke regio’s op aarde te verkennen, onderzoeken en documenteren.
Dit artikel verscheen in de juli 2020 editie van National Geographic Magazine.
De Kailash in Tibet is de bron van vier grote rivieren die door de Himalaya naar zee stromen, als de ledematen van een sierlijke watergodin. In hun stroomgebieden bepalen ze het reilen en zeilen van volken en beschavingen: van Tibet, Nepal en het noorden van India tot in Pakistan en Bangladesh. Hoe ze het water gebruiken, bepaalden de mensen lange tijd zelf. Maar hoe de rivieren worden gevuld, hangt af van twee fenomenen: de moesson en het smelten van de gletsjers. Duizenden jaren lag hun lot in handen van de goden, maar nu óók in die van de mens.
De rivieren die in het oosten van de Himalaya ontspringen, zoals de Brahmaputra, worden vooral gevoed door de zomermoesson; hun waterpeil zal waarschijnlijk stijgen als de atmosfeer vochtiger wordt door de opwarming van de aarde. Maar het water in de Indus, die van de Kailash naar het westen stroomt, is grotendeels afkomstig van sneeuw en gletsjers in de Himalaya, de Karakoram en de Hindoekoesj. Vooral de gletsjers fungeren als ‘watertorens’: hoog in de bergen houden ze ’s winters alle neerslag vast in de vorm van ijs, dat in het voorjaar en de zomer als smeltwater wordt afgegeven. Zo voorzien ze mens en natuur van een gestage wateraanvoer. Stroomafwaarts, op de vlakten van Pakistan en Noord-India, ligt het grootste geïrrigeerde landbouwgebied ter wereld, gevoed door water van de Indus. De gletsjers waar dat water vandaan komt, zijn van levensbelang voor zo’n 270 miljoen mensen. Het merendeel van die gletsjers krimpt. Daardoor zullen de waterstanden in de Indus eerst gaan stijgen. Maar als de temperatuursvoorspellingen uitkomen en de smelt doorzet, komt er rond 2050 een omslagpunt. Daarna zal het waterniveau dalen.
Nu al wordt zestig procent van het water van de Indus door de mens gebruikt, terwijl de bevolking in het stroomgebied snel groeit. Van alle gletsjerwatertorens is de Indus er wereldwijd het slechtst aan toe. Dat bleek uit onderzoek dat onlangs werd gepubliceerd in het tijdschrift Nature, en geleid door twee Nederlandse wetenschappers. Vooral Pakistan zal zwaar worden getroffen.
Van 2003 tot 2006 reisde ik langs de ruim drieduizend kilometer lange rivier, van de Arabische Zee tot aan de bron in Tibet, om onderzoek te doen voor mijn boek De Indus. Toen al was duidelijk dat het niet goed ging. De Indus leek in niets meer op de machtige rivier uit de beschrijvingen van Britse koloniale bestuurders. Irrigatie, industrie en dagelijks gebruik eisen zichtbaar hun tol. Door alle dammen en sluizen bereikte het water de zee niet meer, en de mangrovebossen in de delta waren vrijwel dood. De meren zaten vol smurrie uit loospijpen en rioolbuizen.
Het was pijnlijk om te zien dat de Indus, die al werd bezongen in eeuwenoude geschriften in het Sanskriet, zonder enig respect werd behandeld. Iedereen die ik sprak, van boeren tot bestuurders, vond dat er slecht met de rivier werd omgesprongen. Ze klaagden over corruptie en ondoordachte waterbouwprojecten, oneerlijke verdeling van het water en verwaarlozing van de natuur omwille van de winst.
Over de gevolgen van klimaatverandering voor de Indus hoorde je niemand. Dat probleem ging pas spelen in 2010; niet door een watertekort maar juist door een watersnoodramp. In augustus van dat jaar, toen de Indus al tot de rand toe was gevuld met zomers smeltwater, barstte er een ongekend heftige moesson los. Op sommige plaatsen viel binnen een paar uur tijd evenveel neerslag als normaal in een jaar. Stroomafwaarts zorgde dat voor zware overstromingen. Er vielen 1600 doden en de schade bedroeg ongeveer tien miljard euro.
‘Zulke overstromingen hadden we hier nog niet eerder gezien,’ zegt Usman Qazi, noodhulpdeskundige van het VN-ontwikkelingsprogramma (UNDP) in Islamabad. ‘Maar we zullen het vaker meemaken. Overstromingen door klimaatverandering vormen een van de grootste bedreigingen voor ons land.’
Dat is het opvallendste verschil met de tijd dat ik mijn boek schreef: boven elke discussie over de toekomst van de Indus waart het spook van klimaatverandering. Wat de problemen nog complexer maakt, is dat de Indus en vijf zijrivieren door India en Pakistan lopen, buurlanden en aartsvijanden sinds 1947, terwijl de bron in China ligt. Toen ik in 2006 op mijn reis naar het beginpunt in Tibet aankwam, zag ik tot mijn schrik dat er geen water in de Indus stond: China had kort daarvoor dammen gebouwd om het water in de bovenloop op te vangen.
India, Pakistan en China hebben elk een immense bevolking en allerlei redenen om hun watervoorraden te beschermen. Alle drie hebben ze kernwapens. Meestal beschouwen we klimaatverandering als iets wat heel geleidelijk gaat. Maar rond de Indus kan er een conflict uit voortkomen waardoor de wereld in een handomdraai verandert.
Er was een tijd dat mensen zo dankbaar waren voor rivieren dat ze die verhieven tot godheden.
Volgens de Rig-Veda, de oudste tekst in het Sanskriet, is de Indus als enige rivier zowel een god als een godin, een vader en een moeder.
Ten noorden van de Kailash borrelt de grote rivier bedeesd op uit de bodem, alsof de vierarmige godin zachtjes haar adem uitblaast. Dan gaat het water naar het westen door de bergen en steekt vervolgens in het uiterste noorden van India de betwiste grens met Pakistan over. Op het ijzige knooppunt van de Himalaya, de Karakoram en de Hindoekoesj maakt de rivier een bocht naar links en stroomt dan verder naar het zuiden door de valleien van Punjab en Sindh, om uit te monden in de Arabische Zee.
Zo’n zestig kilometer ten noorden van die bocht – in het dal van de Hunza, een zijrivier van de Indus – klom ik naar Ghulkin, een gletsjer die wordt omgeven door dorpen en boomgaarden. Het ijs zag pikzwart van het rotsgruis. Met mijn handen steunend op de koude massa stapte ik over gapende ijsspleten. Het uitzicht vanaf de top was adembenemend. De bruine rivier kolkte door het dal, omzoomd door lapjes van het sprankelendste groen, akkers en boomgaarden waarvan elk blaadje werd bevloeid door irrigatiegootjes die hun water rechtstreeks van de gletsjer kregen.
Omwonenden zeggen dat gletsjers oprukken doordat ze steeds meer massa krijgen. En dat klopt. Maar een gletsjer kan ook, zoals gletsjergeoloog Bethan Davies van de Royal Holloway University in Londen me later uitlegde, als een slee de helling afglijden doordat de ijstong smelt en losschiet van de bodem.
Mogelijk was dat het geval bij de Shishper in 2018. Die kwam ineens recht op het plaatsje Hassanabad af, met een snelheid van 37 meter per dag. ‘Het leek wel een trein,’ zei de Pakistaanse geoloog Deedar Karim. De Shishper verpletterde irrigatieleidingen en botste op een brug. Toen ik het vorig jaar oktober met eigen ogen zag, was het tempo afgenomen tot dertig centimeter per dag – maar dat is nog steeds snel voor een gletsjer.
In het hoogste deel van het Indusbekken hebben de Hoper en de Barpu zich zo ver teruggetrokken dat de dorpen en hun zorgvuldig aangelegde irrigatiestelsels geen druppel water meer krijgen. Ze liggen er verlaten bij. ‘Toen ik klein was, lagen hier akkers en groeiden er fruitbomen,’ zegt Niat Ali, een zestigjarige oud- militair. Hij somt een hele rits verlaten dorpen op: Shishkin, Hapa Kun, Hamdar, Barpu Giram.
Maar het kan nog veel erger misgaan. Soms hoopt het smeltwater van een gletsjer zich op achter een natuurlijke dam van brokken steen of ijs. Zodra die het begeeft, raast het water in een vloedgolf naar beneden. Toen dat in 2018 gebeurde in de Ishkomanvallei, werden de dorpen Bad Swat en Bilhanz zwaar getroffen. Nayab Khan (48) voelde de bodem schudden ‘door de reusachtige rotsblokken die met het water meekwamen. Die keien beukten steeds tegen elkaar aan. Dat heeft wel twaalf dagen geduurd.’ Toen de keien de Immitrivier blokkeerden, ontstond er een nieuw meer van zes meter diep, waar 42 huizen in verdwenen.
Zulke vloedgolven als gevolg van klimaatverandering vormen een bedreiging voor zeven miljoen mensen in het noorden van Pakistan. De drie gletsjers bij het dorp Pasu zijn ‘de drie draken’, zegt leraar en appelteler Ashraf Khan. ‘Wij leven in hun bek.’ In 2008 spuugde een van die draken in de winter zo’n vloedgolf uit. Vorig jaar zomer verzwolg het smeltwater ‘een hotel, een kantoor van de Pakistaanse militaire inlichtingendienst en een boomgaard’, vertelt Khan.
De bewoners van Pasu zien hoe het weer verandert. De zomers zijn tegenwoordig zo warm dat mensen voor het eerst in hun leven een ventilator kopen. Dat de winters zachter worden, vinden de meeste mensen alleen maar fijn. De goudzoekers die in tentjes langs de Hunza bivakkeren, zijn in hun nopjes met het warmere weer – en zelfs met de overstromingen. ‘Die woelen het goud los,’ zegt Mahboob Khan.
Ik verbaas me erover hoe weinig mensen in Noord-Pakistan weten waardoor hun gletsjers smelten – of er de rest van de wereld de schuld van geven. Verder zuidwaarts, in de grote steden, is dat anders. Pakistan, een ontwikkelingsland met 230 miljoen inwoners, staat wat betreft broeikasuitstoot per hoofd van de bevolking wereldwijd op de 144ste plaats. Of zoals de Pakistaanse minister van Klimaatverandering Malik Amin Aslam het verwoordt: ‘Wij veroorzaken het probleem niet, maar we hebben er wel de meeste last van.’
Bij de onafscheidelijkheid in 1947, toen Brits-Indië werd opgedeeld in India en Pakistan, kregen beide landen een minder groot deel van de Indus dan ze hadden gehoopt. Het lange traject in het noorden loopt door het voormalige prinsdom Jammu en Kasjmir. Beide jonge staten hadden die regio graag in zijn geheel bij hun land gevoegd. Nog altijd wordt de grens die Kasjmir in tweeën deelt, fel betwist.
Stroomafwaarts hadden de Britten in de vruchtbare vlakten van Punjab dammen en sluizen gebouwd, om de Indus en zijn zijrivieren te benutten voor een uitgestrekt irrigatiestelsel. In Punjab doorsneed de nieuwe grens vijf zijrivieren; Pakistan kreeg het grootste deel van de geïrrigeerde landbouwgebieden, India de ‘regelkamer’ in Firozpur aan de Sutlejrivier.
Meteen al in het voorjaar van 1948 liet India zijn macht gelden door de sluizen te sluiten, waardoor Pakistan veel minder water kreeg. Een paar weken later gingen de sluizen weer open.
In 1960 werd Pakistan enigszins gerustgesteld, toen beide landen onder druk van de Wereldbank het Induswaterverdrag sloten. De afspraak hield in dat Pakistan het water van de Indus en twee westelijke zijrivieren kreeg en India de drie oostelijke zijrivieren. Op aandringen van de internationale gemeenschap legden beide landen meer dammen en kanalen aan. In 1976 voltooide Pakistan het stuwmeer van de Tarbeladam, in 1987 rondde India de bouw van het 640 kilometer lange Indira Gandhikanaal af, waarmee water van Punjab helemaal naar de Tharwoestijn in Rajasthan werd gebracht.
Inmiddels zijn deskundigen in beide landen het erover eens dat de kanalen, die water in overvloed leveren tegen kunstmatig lage prijzen, enorme verspilling in de hand hebben gewerkt.
En dat terwijl de waterschaarste aan beide kanten van de grens een crisisniveau heeft bereikt. In het Indiase deel van Punjab zitten veel boeren zo diep in de schulden dat er zo’n duizend per jaar geen andere uitweg zien dan zelfmoord. Het oppompen van grondwater is duur; doordat het waterpeil daalt, moeten er elk jaar diepere putten worden geslagen. Het grondwater wordt veelal gebruikt voor de teelt van rijst, een gewas dat water slurpt.
Aan de Pakistaanse kant van de grens, in de provincie Sindh, bezoek ik een geïrrigeerd deel van de Thar- woestijn. Het water dat wordt gebruikt voor de bevloeiing komt van bijna driehonderd kilometer verderop, uit het stuwmeer bij Sukkur, een Brits project uit 1932. Vrouwen en kinderen plukken de beroemde dundicutpepers. Op de openluchtmarkt van Kunri, Pakistans grootste pepermarkt, prikken de tranen in mijn ogen wanneer ik kijk hoe de rode pepers worden geveild.
Toch is de oogst van 2019 teleurstellend, vertelt Mian Saleem, voorzitter van de Bond van Rodepepertelers in Sindh. Door het extreme weer is de opbrengst maar een derde van de normale hoeveelheid. In mei was het 47 graden en verdorden de planten op het veld. ‘Ik heb in veertig jaar nooit zo’n hitte meegemaakt,’ zegt Daleem. En toen ‘kregen we voor het eerst in mijn leven regen in oktober’. Daardoor moest de pluk worden uitgesteld en rotten de pepers weg.
In het dorp Rano Khan Rahimoon spreek ik arme boeren die hun grond pachten – hindoes en moslims die door elkaar heen wonen in lemen huizen. Ze telen pepers en andere gewassen voor de verkoop en leggen uit wat hun grootste probleem is: water. ‘Soms komt er wel iets uit de leiding, dan weer niet,’ zegt Attam Kumar (28).
‘Het zijn eigenlijk drie problemen. We krijgen te weinig irrigatiewater, te veel moessonregen, en giftig drinkwater.’ Het water uit de put wordt vervuild door kunstmest, vertelt hij. Kumar trekt het shirt omhoog van de elfjarige Salaam om me het litteken van zijn nieroperatie te laten zien. Bij vier van de 150 dorpelingen is een nier verwijderd. ‘Dat gif kost ons jaren van ons leven.’
De volgende ochtend drink ik thee met een landeigenaar die vroeger minister is geweest, en daarna met de bedrijfsleider van een 2400 hectare grote mangoplantage, waar bedienden een rozentuin aan het besproeien zijn. Beide mannen klagen over het grillige weer van de laatste jaren, terwijl ze flesjes Evian openmaken. Bang dat ze zonder irrigatiewater komen te zitten, hoeven ze niet te zijn: ze hebben genoeg macht om te krijgen wat ze nodig hebben.
Na een uitgebreide lunch op de mangoplantage ga ik langs bij de dorpskliniek. Dokter Moomal Waqar maakt zich grote zorgen over de vele patiënten met nierklachten en galstenen. Net als de boeren legt ze de oorzaak bij de vervuiling van het drinkwater door kunstmest. ‘Mineraalwater,’ verzucht ze, ‘dat kan niemand hier betalen.’
Vergiftigd water is in Pakistan een wijdverbreid probleem. Er zijn misschien wel zestig miljoen mensen in het Indusbekken die grondwater drinken waarin arseen zit, bleek uit een studie van het Zwitserse onderzoeksinstituut Eawag uit 2017. Arseen komt van nature in de bodem voor, maar het kan ook door een combinatie van kunstmest en irrigatie in het grondwater terechtkomen.
De problemen zijn terug te voeren op de manier waarop er in de Indusvallei met water wordt omgesprongen. Door dammen, sluizen en kanalen is het irrigatiewater spotgoedkoop, maar ze zorgen er tegelijkertijd voor dat een groot deel van het vruchtbare rivierslib in de stuwmeren achterblijft. Tijdens de groene revolutie kwamen er nieuwe gewassen op de markt die veel water, kunstmest en pesticiden nodig hebben. En al helemaal bij irrigatielandbouw, want stilstaand water is een bron voor ziektekiemen, en de kunstmest wordt door het irrigeren weggespoeld, zo het grondwater in. Met als gevolg, zegt Abbas, ‘dat we nu tien keer meer water uit de rivier halen dan eigenlijk nodig is’. Het land dat ooit zo rijk was bedeeld met schoon water, kampt nu met schaarste en vervuiling.
Net als veel andere waterexperts die ik spreek, vindt watergeoloog Hassan Abbas uit Punjab dat het hele systeem op de schop moet. India en Pakistan gebruikten eeuwenoude methoden om water op te vangen, afgestemd op het ritme van de rivier en de regen, maar daar wordt sinds de Britse koloniale tijd veel te weinig mee gedaan. In plaats daarvan hebben de landen vol ingezet op grote waterbouwkundige projecten; er liggen plannen klaar om nog meer dammen aan te leggen.
Maar misschien is de klimaatverandering voor Pakistan een zegen, zegt Abbas, een stimulans om radicale veranderingen door te voeren. Zoals het overstappen van dure hydro-elektriciteit op veel goedkopere zonne-energie. En het vervangen van de huidige irrigatiesystemen door druppelirrigatie, waarvoor minder water nodig is. Ook het terugbrengen van draslanden en bossen in een brede strook langs de Indus en zijn zijrivieren kan een oplossing bieden. Die nemen overtollig water op, zodat een herhaling van de watersnoodramp van 2010 kan worden voorkomen.
Abbas denkt dat met het opvangen van regen- en rivierwater zelfs de aquifer onder Karachi, de commerciële hoofdstad van Pakistan, in oude staat kan worden hersteld. De stad aan de rand van de Indusdelta kampt met enorme waterproblemen; het Keenjharmeer, een honderd kilometer verderop gelegen stuwmeer, is het dichtstbijzijnde waterreservoir.
Tegen de tijd dat de rivier bijna bij zee is, is er weinig meer van over. In een steegje in Goth Ibrahim Haidri, een vissersdorp in de buurt van Karachi, zie ik een groep vrouwen met kruiken wachten op een watertruck. Ze staan hier al drie dagen, zeggen ze. Zulke taferelen zijn in arme buurten geen uitzondering. De rijken krijgen het grootste deel van het zoete water van de Indus en de stuwmeren, vaak op illegale wijze. De armen moeten in de rij staan voor het goedkopere brakke water.
Veel inwoners van Goth Ibrahim Haidri komen oorspronkelijk uit de delta. Maar hun oude leefgebied wordt van twee kanten verwoest. De Ghulam Muhammadstuwdam heeft de Indus gereduceerd tot een grillig, armzalig stroompje, terwijl de klimaatverandering de zee opstuwt, waardoor de rivier tot ver landinwaarts verzilt.
Bij het vallen van de avond sta ik aan zee te kijken naar de houten visserbootjes die de haven binnenvaren. Net als de Pakistaanse vrachtwagens zijn ze bont beschilderd met bloemmotieven. Mohammad Ali Shah, voorzitter van het Pakistaanse Vissersforum (PFF), is hier in de buurt opgegroeid en zwom hier als kind in zee. Dat zou hij zijn kleinkinderen nooit meer laten doen, vertelt hij, want het water is nu veel te smerig.
Het PFF voert campagne voor een wet die de Indus dezelfde rechten moet geven als een mens. In een conceptversie die Shah me laat zien, wordt de Indus omschreven als ‘ecologisch wonder’ met een ‘waarde die verder gaat dan zijn praktisch nut’. Het document herinnert eraan dat de aarde in de Koran ‘een moskee’ wordt genoemd, en doet aanbevelingen voor een rem op waterbouwkundige projecten, het terugdringen van vervuiling en de oprichting van een herstelfonds voor de rivier.
Het voorstel is te radicaal om het tot wetgeving te schoppen. Maar er zal toch iets moeten gebeuren om de Indus toekomstbestendig te maken. Het alternatief – het verkwanselen van nog meer rivierwater en nieuwe weergoden die de chaos vergroten – is een onvoorstelbaar schrikbeeld.
Alice Albinia is auteur van 'De Indus' en woont ten zuiden van Londen. Brendan Hoffman woont in Oekraïne. Dit is hun eerste bijdrage voor National Geographic.