In 1976 werd deze stad aan de Gele Zee, op zo’n 150 kilometer van Beijing in de provincie Hebei, met de grond gelijkgemaakt door een aardbeving, die minstens 240.000 mensenlevens kostte – ongeveer een kwart de inwoners. Maar de stad werd herbouwd en zou vervolgens bijdragen aan de opbouw van het moderne China.
Tegenwoordig is Tangshan een centrum van zware industrie en kolencentrales, een stad waar cement, chemicaliën en ruim vijf procent van al het staal in de wereld wordt geproduceerd. Trucks met opleggers, beladen met enorme rollen plaatstaal, staan langs de weg geparkeerd. Uit de puinhopen van 1976 zijn clusters van hoge betonnen woontorens verrezen, als huisvesting voor de arbeiders die de fabrieken en hoogovens draaiende houden en de schoorstenen laten roken.
Over dit alles ligt een dikke deken van smog.
In het tegenwoordige China overlijden elk jaar naar schatting 1,1 miljoen mensen als gevolg van luchtvervuiling. Tangshan wordt gezien als de op vijf na vervuildste stad van het land – en ook de andere vijf meest vervuilde steden liggen in de provincie Hebei. De rookwalmen uit centrales en fabrieken die op kolen worden gestookt, drijven richting Beijing, waar ze bijdragen aan de beruchte ‘airpocalypsen’ (Ook deze week is er een).
Drie jaar geleden verklaarde premier Li Keqiang op het jaarlijkse congres van de Communistische Partij de oorlog aan de luchtvervuiling in China. En op het partijcongres van afgelopen maart herhaalde hij zijn belofte om ‘onze luchten weer blauw te maken.’ Tot de belangrijkste wapens die Li wil inzetten, behoren het terugbrengen van de staalproductie en van elektriciteit die met kolen wordt opgewekt. China wil de steenkool vervangen en de grootste investeerder ter wereld in wind- en zonne-energie worden.
Als het plan slaagt, zullen de voordelen ervan niet alleen in Tangshan maar op de hele planeet merkbaar zijn, want China is het land dat de meeste broeikasgassen (de veroorzakers van de klimaatverandering) uitstoot. Maar in Tangshan betalen de inwoners ook de prijs voor de strijd om schonere lucht.
In een kruidenierswinkeltje voor de poorten van de Staal- en IJzerfabriek Tangshan Guofeng zit Wang Jing Bo op een krukje van roze plastic. Zijn vrouw Li Yong Min beheert het winkeltje. Wang werkt in de fabriek, waar hij gesmolten staal van onzuiverheden ontdoet en in grote mallen giet. Het is gevaarlijk werk en de omgevingstemperatuur kan oplopen tot boven de vijftig graden. Maar het wordt goed betaald en de bonussen zijn betrouwbaar.
De afgelopen paar jaar zijn veel fabrieken in Tangshan gesloten of verplaatst, of zij hebben hun productie moeten terugschroeven of dure gaswassers of ‘scrubbers’ moeten installeren. Veel collega’s van Wang zijn ontslagen, maar hij denkt dat zijn fabriek de inkrimping van de staalindustrie zal overleven. De productie van de fabriek ‘zal steeds sterker worden, in plaats van steeds groter,’ legt hij vol vertrouwen uit. Hij zou voor de Chinese aspiraties als geheel kunnen spreken.
Tijd van afrekening
China’s oorlog tegen de luchtvervuiling maakt deel uit van een bredere afrekening met de rampzalige invloed op de volksgezondheid en het milieu die de razendsnelle industrialisering van China in de afgelopen decennia heeft gehad. De economische boom heeft honderden miljoenen mensen van de armoede gered, en in Tangshan zelfs van een verwoest leven. Maar ze heeft ook veel Chinezen opgescheept met ondrinkbaar water, verontreinigd voedsel en vergiftigde lucht.
Vandaag de dag zijn ambtenaren ‘zeer serieus’ over hun voornemen om de luchtkwaliteit te verbeteren, zegt Tonny Xie, secretaris-generaal van de Clean Air Alliance of China. De Alliance, een groep denktanks en universitaire experts, adviseert de regering over vervuilingsvraagstukken.
De maatregelen van de Chinese overheid zijn zeer veelzijdig. Chinese steden sporen hun inwoners aan om thuis niet langer kolenkachels en -fornuizen te gebruiken. Ambtenaren eisen dat voertuigen nu op benzine en diesel van hogere kwaliteit rijden. De standaards voor uitlaatgassen die in 2020 van kracht zullen worden, zullen vergelijkbaar zijn met die in Europa en Amerika.
Maar de meeste aandacht gaat uit naar de zware industrie. In maart kondigde de regering het sluiten of schrappen van 103 kolencentrales aan, die tezamen meer dan 50 gigawatt aan energie kunnen opwekken. Ook werd aangekondigd dat de staalproductie met nog eens vijftig miljoen ton zou worden verlaagd.
De publieke verontwaardiging over de verontreinigde lucht heeft de regering tot actie gedwongen. De vervuiling door fijnstof in de agglomeratie Beijing is in 2014 en 2015 als gevolg van eerdere maatregelen met bijna een kwart afgenomen, maar eind 2016, begin 2017 steeg ze weer. Een analyse van Greenpeace onthulde waarom: ondanks eerdere verlagingen van de capaciteit bleek de staalproductie in 2016 zelfs te zijn gestegen, omdat de overheid de vraag stimuleerde en omdat plaatselijke officials hun ‘eigen’ fabrieken beschermden.
De publieke verontwaardiging over de vervuiling geeft de centrale regering een alibi om pijnlijke maatregelen door te voeren die ze om heel andere dan milieuredenen al wilde nemen. De overcapaciteit in de productie van staal, cement, glas en elektriciteit wordt in combinatie met een gevaarlijke hoge schuldenlast door velen beschouwd als een economische tijdbom, die de Chinese leiding nu probeert te ontmantelen.
Maar de zware industrie ‘is een zeer lastige sector om aan te pakken,’ omdat er veel banen mee gemoeid zijn en omdat ze door machtige staatsbedrijven wordt beheerst, zegt Ma Tianjie, hoofd van de Beijing-redactie van Chinadialogue, een website die zich richt op milieukwesties. ‘De grote verontwaardiging bij de middenklasse over de luchtvervuiling geeft de leiders veel legitimiteit om lastige hervormingen door te voeren.’
Burgerinitiatieven
Het meest opvallende aan de Chinese strijd tegen de vervuiling is de mate waarin de overheid haar gebruikelijke geheimzinnigdoenerij heeft laten varen en het probleem met ongekende openheid benadert. Vervuiling is de enige maatschappelijke kwestie in China waarover openlijk en stevig wordt gediscussieerd.
Met verbluffende (en typische Chinese) snelheid heeft de regering een nationaal netwerk van sensoren opgebouwd, die het niveau aan PM2,5 meten – de piepkleine roetdeeltjes die diep in het lichaam doordringen en daar niet alleen tot ademhalingsproblemen maar ook tot hartaanvallen, beroertes en neurologische aandoeningen kunnen leiden.
Nog verrassender is dat de regering de gegevens van die sensoren openlijk bekendmaakt. Hetzelfde heeft ze gedaan met metingen die bij duizenden fabrieken zijn verricht. In China kan nu iedereen met een smartphone de plaatselijke luchtkwaliteit in real time bekijken en controleren of een bepaalde vestiging de uitstootnormen niet overschrijdt; zo ja, dan kunnen ze dat via sociale media aan de plaatselijke milieudiensten rapporteren. De hoeveelheid informatie op dit gebied in China steekt zelfs gunstig af bij wat er in de VS beschikbaar is.
Het betekent een opmerkelijke verandering in de relatie tussen de Chinese burger en de overheid, meent Ma Jun, wiens Institute of Public and Environmental Affairs een app op basis van de overheidsgegevens heeft ontwikkeld.
‘We hebben nu de kans om dingen anders aan te pakken, bijna een andere manier van besturen,’ zegt hij. ‘Dat is een zeer zeldzame kans.’
Het bestuur van het land is natuurlijk nog altijd autoritair. De leiders in Beijing beoordelen de prestaties van hun directe vertegenwoordigers in de provincies, maar de criteria beginnen te veranderen en daarmee ook de houding, zegt Xie. Onder het oude systeem werden plaatselijke machthebbers bijna uitsluitend beoordeeld op het economisch presteren van hun regio. Nu wordt meer belang gehecht aan milieukwesties, vooral aan het oplossen van de luchtvervuiling.
In een regime dat van bovenaf heerst en waarin dit soort beoordelingen politieke carrières kunnen maken of breken, is de verandering onder bureaucraten niet onopgemerkt gebleven. Burgemeesters die de luchtkwaliteit in hun steden niet verbeteren, worden op het ministerie van Milieubescherming ontboden en gemaand om beter hun best te doen.
De resultaten zijn vaak eerder kosmetisch dan reëel. Plaatselijke leiders laten fabrieken sluiten om de luchtvervuiling aan de vooravond van belangrijke evenementen, zoals internationale topontmoetingen, terug te dringen. Of ze sluiten fabrieken gedurende twee weken in november en december, opdat hun stad zijn jaarlijkse ‘vervuilingslimiet’ niet overschrijdt. Dat soort opportunistische maatregelen benadrukken volgens Ma Tianjie van Chinadialogue alleen maar hoe noodzakelijk het is om ‘milieufactoren veel vroeger in het besluitvormingsproces te laten meewegen.’
Bloemen voor Tangshan
Vorig jaar, tijdens de veertigste herdenking van de aardbeving van 1976, werd in Tangshan de World Horticultural Expo gehouden. De reusachtige bloemenshow vond plaats op het terrein van een voormalige kolenmijn. Het thema luidde ‘City and Nature, Phoenix Nirvana’ – een verwijzing naar Tangshans herrijzenis uit de puinhopen en naar de huidige maatregelen om de stad schoner te maken.
Nabij het stadscentrum klaagt een staalarbeider met piekhaar en een modieuze zonnebril over het feit dat zijn salaris in vijf jaar tijd met twintig procent is verlaagd. (Omdat hij zijn werkgever niet voor het hoofd wil stoten, wil hij anoniem blijven.) Hij geeft de schuld aan de dalende vraag naar staal en nieuwe milieuregels. Maar hij vindt het nog steeds prettig om in Tangshan te wonen – het is geen Nirvana, maar het leven hier is niet al te gehaast, en de zee dichtbij.
‘Alleen de vervuiling is slecht,’ zegt hij. ‘We zien hier het hele jaar door maar een paar blauwe luchten.’ Tijdens de bloemenexpo verlaagden de staalfabrieken in de stad hun productie om de roetuitstoot te verminderen.
Het winkeltje van Li Young Min staat vol rook van het op kolen gestookte kacheltje. Wang vertrekt naar een bijeenkomst op de school van zijn zoontje. Ondanks de dampende trucks die de hele dag voorbijdenderen en de staalfabriek en bergen steenkool verderop in de straat, zegt Li, die in Tangshan is opgegroeid, dat ze niet veel van de vervuiling merkt.
Toch droomt ze van een ander leven voor haar zoontje. Iets beters dan de hitte en het gezwoeg dat zijn vader moet verduren – misschien een kantoorbaan, hoewel ze bang is dat zijn rapportcijfers niet goed genoeg zullen zijn. Misschien in het zuiden, zegt ze, waar het ’s winters warmer is, ‘met meer bomen en bloemen, heuvels en rivieren.’
De reiskosten voor dit artikel werden gefinancierd door The Pulitzer Center on Crisis Reporting.