Het is een stukje varen van niks, hooguit een kwartier heen en een kwartier weer. Aan de ene kant haalt schipper Johan Speksnijder met zijn werkschip Nova Venture 150 ton zand uit een dichtgeslibde vaargeul. Even verderop gooit hij het met een grote grijper op een verdwenen strandje, aan de oevers van natuurgebied Marker Wadden. ‘Normaal kan ik wel negenhonderd ton zand in dit schip hebben, maar het is hier nogal ondiep.’
Het hoge water van de afgelopen winter en vooral de golven uit het westen van het Markermeer hebben het jonge strandje van het grootste van de vijf eilanden van de Marker Wadden al voor een flink deel weggeslagen. Maar met in totaal ‘een paar duizend kuub zand’, zo schat Speksnijder met een natte vinger, geeft hij het strand van beheerder Natuurmonumenten weer body. Hij is precies op tijd. De eerste broedvogels hebben zich begin februari alweer bij Nederlands jongste natuurgebied gemeld. Het onderhoud moet klaar zijn voordat het nieuwe broedseizoen begint.
Een bijzonder systeem van ‘windwadden’
Een maand later is ook de grote ‘watertaxi’ van Natuurmonumenten weer in de vaart. Tussen maart en september pendelt het veer in drie kwartier tussen Lelystad en de amper tien kilometer verderop gelegen Marker Wadden. Het grootste eiland van de nieuwe archipel, waar Speksnijder nu zijn reparaties uitvoert, is het Haveneiland. Het heeft een jachthaventje, uitkijkhutten en enkele bungalowtjes. Het bezoek heeft er beperkt toegang: in de luwte ervan liggen vier kleinere eilanden die exclusief voor de natuur zijn gereserveerd.
Leestip: Zo zag je de Wadden nog nooit: door de ogen van een fotograferende parachutist
Omdat de archipel van ruwweg vijf kilometer lang bij drie kilometer breed (1300 hectare) in een meer ligt, is er geen eb en vloed, zoals op de echte Wadden, maar door afwisseling van westelijke of oostelijke winden kan de waterstand rond de eilanden toch algauw een meter verschillen. ‘Windwadden’, noemt Natuurmonumenten dat. En die wisselende waterstand neemt happen uit de oevers, die schipper Speksnijder aan het eind van de winter weer mag vullen.
Van Zuiderzee tot Markermeer: slib, dijken en stil water
Zeven jaar na de opening van het natuurgebied, dat samen met onder meer de Oostvaardersplassen en het Trintelzand werd opgenomen in Nationaal Park Nieuw Land, liggen de plannen voor uitbreiding van de archipel al op de tekentafel. Maar wat heeft de eerste fase van dit project eigenlijk opgeleverd? Om dat te onderzoeken, gaan we eerst terug in de tijd.
Roel Posthoorn, projectdirecteur voor de Marker Wadden namens Natuurmonumenten, straalt in het voorjaar van 2018 van oor tot oor wanneer hij me meeneemt naar de archipel, die dan zo goed als af is. Tussen het oorverdovende gekrijs van honderden kokmeeuwen en visdieven die hun nesten verdedigen en het venijnige kluut-kluut-kluut van tientallen kluten klinkt nog het gebrom van enkele grote machines.
Hier wordt nog wat laatste zand opgespoten, daar wordt een ‘duin’ op zijn plek gelegd – dit keer dus niet door de wind, zoals Moeder Natuur dat normaal doet langs de Noordzeekust, maar door een man in een graafmachine. Alles wordt in het werk gesteld om te zorgen dat de archipel dat najaar, op de kop af een jaar nadat het eerste droge zand boven de waterspiegel van het Markermeer uitpiepte, klaar is voor de eerste menselijke bezoekers.
‘De eerste concrete plannen voor de eilanden dateren alweer van 2011,’ memoreert Posthoorn, wandelend langs de rand van een nagelnieuw strand. Niet dat er lang vóór die tijd niet al werd nagedacht over de slechte water- en natuurkwaliteit van het Markermeer, maar er gebeurde niets. Vandaar, zegt Posthoorn, dat hij nu graag eens de handen écht uit de mouwen wilde steken.
Tot nog geen honderd jaar geleden maakte dit gebied deel uit van de Zuiderzee, een zoute binnenzee die door de open verbinding met de Noordzee getijdenwerking kende. Bij het sluiten van de Afsluitdijk in 1932 ontstond het IJsselmeer; met de voltooiing in 1975 van de Houtribdijk tussen Lelystad en Enkhuizen werd in datzelfde IJsselmeer het Markermeer gecreëerd.
Het ondiepe meer, zevenhonderd vierkante kilometer groot, kende van meet af aan een aantal hardnekkige problemen. Er waren te weinig natuurlijke oevers en er kwam te veel slib in het water. Dat water lag opgesloten tussen harde afscheidingen, met vooral veel basaltblokken en steile dijken. Bij gebrek aan natuurlijke dynamiek verdween ook een groot deel van het gezonde onderwaterleven.
Als de natuur in een delta daarentegen de vrije hand krijgt, kunnen gebieden af en toe overstromen of juist langdurig droogstaan. Water dat het land binnenkomt, neemt veel voedingsstoffen mee. In zo’n natuurlijke delta, met voedselrijke waterbodems, is er normaal veel begroeiing, waar ook weer veel ander leven op afkomt, van algen en watervlooien tot vissen. Vogels gedijen daar vervolgens ook bij.
Van Droomfonds tot graafmachine: zo ontstond de archipel
‘In het Markermeer was precies het omgekeerde ontstaan, de natuurlijke dynamiek was tussen al die strakke dammen en dijken volledig weggevallen,’ vertelt Posthoorn. ‘Maar kijk en lúíster nu eens om je heen! Zo kort na de aanleg van de Marker Wadden barst het hier van het leven.’
De wens van Posthoorn – en velen met hem – kreeg vleugels door het Droomfonds van de Nationale Postcode Loterij. Het fonds stopte de eerste vijftien van in totaal 75 miljoen euro in het plan om een nieuwe eilandengroep aan te leggen in het Markermeer, met als doel de waterkwaliteit, de natuur, maar zeker ook de recreatie in het gebied een stimulans te geven.
Rijkswaterstaat, de maritieme bouwers van Boskalis en natuurbeheerder Natuurmonumenten konden in 2016 écht aan de slag. Met overtollig zand en slib uit vaargeulen en nog veel meer zand en slib uit putten in het ondiepe Markermeer verrees nieuw land uit het water.
‘We hebben echt niet zomaar een beetje zand op een hoop gegooid,’ benadrukt Posthoorn, wijzend naar de laatste graafmachines van de aannemers. De rijke bodem van het oude IJsselmeer, die bedekt was geraakt door armer slib, is weer naar boven gehaald. ‘Vandaar dat je al vrijwel meteen meer leven ziet,’ zegt Posthoorn. Vlak over ons hoofd scheert een ranke visdief met een visje in de knalrode snavel, op weg naar de kuikens.
Nieuwe bodem, nieuw leven: pioniers keren terug
De Marker Wadden zijn een walhalla gebleken voor deze visdieven. En voor heel veel andere ‘pioniers’, zoals baardmannen en roerdompen in het nieuwe riet en dwergsterns op de maagdelijke strandvlakten. ‘Leg ergens een nieuw stuk zand bloot, en tien tegen één dat die visdieven en andere vogels uit de voorhoede zo’n gebied weten te vinden,’ zegt ecoloog en vogelonderzoeker Jan van der Winden. Sinds het eerste zand in 2017 droog kwam te liggen, volgt hij hier de vogelstand in opdracht van Natuurmonumenten.
‘De schaal en de plaats van dit nieuwe land zijn ongekend,’ vertelt hij wanneer ik hem in het voorjaar van 2023 spreek op de Marker Wadden. ‘Het is de eerste keer dat er zo’n enorm stuk nieuwe natte natuur is aangelegd. En dan nog wel midden in een meer, waar vossen of andere rovers geen deuk kunnen slaan in de vogelstand!’
Vogelstad in opbouw: zenders tonen vliegroutes
Samen met zijn collega’s van het onafhankelijke Lowland Ecology Network voorziet Van der Winden een paar sierlijke kluten van een vederlicht zendertje op de rug, waarmee ze de vogels bijna letterlijk van minuut tot minuut kunnen volgen op hun tochten rond de Marker Wadden.
‘De zenders hebben al laten zien dat de nieuwe eilanden in korte tijd integraal onderdeel zijn geworden van de natuur in de wijdere omgeving,’ stelt de ecoloog. Lepelaars bijvoorbeeld, blijken niet alleen gebruik te maken van de Wadden, maar ook van de Oostvaardersplassen en andere natuurgebieden rond het Markermeer, net waar de omstandigheden op dat moment het gunstigst zijn.
Ook enkele visdieven kregen van Van der Winden en zijn collega’s al een zendertje. ‘We zagen ze vervolgens opvallend vaak in de luwe wateren tussen de Marker Wadden en de Houtribdijk naar voedsel zoeken,’ vertelt hij. ‘Dat gebied is echt heel waardevol geworden.’
Waar de eilanden letterlijk vanaf dag één vogels trekken, blijken ze er ook met bovengemiddeld succes te broeden, zien de vogelonderzoekers. De kluut bijvoorbeeld. Deze sierlijke zwart-witte vogel met zijn opvallende, omhoog gewipte snavel brengt in het ‘echte’ Waddengebied de laatste jaren maar weinig jongen groot. Op de Marker Wadden ging dat de eerste jaren juist bovengemiddeld goed.
In amper acht jaar tijd – een oogwenk op de tijdschaal van de natuur – zijn de Marker Wadden een plek van betekenis geworden voor diverse vogelsoorten. De vijftienduizend paartjes kokmeeuwen vormen nu de belangrijkste kolonie van het land – en dat voor een meeuw die het steeds slechter doet in de rest van ons land. Wintertaling, slobeend? Hetzelfde verhaal. En ook broedvogels die in het binnenland nergens meer te vinden waren, zoals de dwergmeeuw, lachstern en bonte strandloper, hebben het gebied gevonden.
‘Hier vind je eindelijk weer dynamiek in ons vastgelegde land,’ zegt Van der Winden opgetogen. Die voor veel bedreigde vogels cruciale dynamiek was uit de natte natuur verbannen ten behoeve van onze veiligheid, vertelt hij. ‘We kennen geen overstromingen meer of langdurige droogval. De rivieren liggen tussen dijken, zeearmen zijn afgesloten en de kust hebben we opgespoten tegen de kracht van de zee.’
Op de Marker Wadden, zegt Van der Winden, heeft ook hijzelf zijn ideale pioniersgrond gevonden. ‘Waar maak je dat nog mee, dat je de ontwikkeling van een compleet nieuw natuurgebied vanaf de tekentafel kunt volgen?’
Tellen vanuit de lucht
De hele geschiedenis van de Marker Wadden en de rest van het Markermeer wordt al decennialang uitvoerig gedocumenteerd vanuit de lucht. Nog elke maand stapt Mennobart van Eerden, gepensioneerd ecoloog van Rijkswaterstaat, op het vliegveld van Lelystad in een sportvliegtuigje. Gewapend met verrekijker en notitieblok vliegt hij dan zijn vaste rondje Markermeer. Op een frisse winterochtend in 2023 vlieg ik met hem mee.
‘Ik begon hiermee in 1979,’ vertelt Van Eerden over de boordradio van de lawaaiige Cessna. Het was de tijd dat iedereen nog de mond vol had van de polder Markerwaard die in de plaats moest komen van het Markermeer, maar niemand wist precies welke natte natuur daarmee op het spel werd gezet. Dus ging de ecoloog dat maar zelf onderzoeken.
De piloot weet precies wat Van Eerden wil. Met flauwe bochten biedt hij de ecoloog een optimaal uitzicht op het water onder ons. Na 45 jaar ‘vliegtuigtellingen’ blijkt Van Eerden een scherp oog te hebben ontwikkeld voor eendensoorten. Vanaf 150 meter hoogte wijst hij op een groep van enkele honderden zwarte stipjes, die als de knooppunten van een visnet op keurig afgepaste afstand van elkaar lijken te zwemmen. ‘Toppereenden,’ zegt hij beslist. Ook kuifeenden, middelste zaagbekken of nonnetjes herkent hij feilloos aan de kruin en de rug en aan de specifieke manier van zwemmen.
Het is een windstille dag en Van Eerden wijst op een olieachtige glans op het vlakke water even verderop, waar nog eens een paar duizend stipjes drijven. ‘Dat is het vet uit de stuitklieren van al die eenden, waarmee ze hun veren waterdicht maken. Dat kun je nu prachtig zien.’
Leestip: De Waddenzee verandert – en dat heeft ook gevolgen voor mensen
Eenmaal weer op de grond na een rondje van twee uur rond het Markermeer, vertelt Van Eerden dat het water ook vóór de aanleg van de Marker Wadden niet ‘dood’ was, zoals soms wordt beweerd. Zo zwommen er in de oostelijke hoek van het Markermeer bij Lelystad ’s winters vele duizenden nonnetjes, prachtige zwart-witte eenden die er op de spierinkjes afkwamen. Maar een watervogelparadijs was het beslist niet, zegt hij.
In het begin, kort na het sluiten van de Houtribdijk, zaten er nog heel veel driehoeksmossels, die op hun beurt weer veel duikende watervogels aantrokken, zoals kuifeenden. ‘Die mossels zijn in de loop van de tijd door al het slib ‘ondergesneeuwd’, waarna de meeste duikeenden ook vertrokken.’
Vanuit het vliegtuig gezien is er door de aanleg van de Marker Wadden nog niet eens zo héél veel veranderd aan de natte natuur, meent Van Eerden. ‘En wat wil je ook: het gaat om één procent van het oppervlak van het Markermeer, bij wijze van spreken om een zakdoek die je in een hoek van een grote kamer legt. Dan hoef je ook geen grote wonderen, maar ook geen grote problemen te verwachten.’
Op het nieuw aangelegde land van de vijf eilanden is echter wel degelijk veel veranderd, stelt hij vast. ‘Er is veel broedgebied voor vogels bijgekomen, en het nieuwe riet heeft ook veel ganzen aangetrokken.’ Samen met de moerassen van de Oostvaardersplassen, zijn de Marker Wadden ook een klein paradijs gebleken voor duizenden en duizenden wintertalingen, Nederlands kleinste eendensoort, aldus Van Eerden. ‘Ze komen daar ’s winters af op de zaden van waterplanten die ze van de slikvlakten afpikken.’
Leestip: 5 bijzondere diersoorten die je kunt spotten in de Waddenzee
Om de waarde van de Marker Wadden voor wintertalingen en andere moerasnatuur te vergroten, pleit Van Eerden voor een ander beheer van het waterpeil. Nu is dat ‘tegennatuurlijk’, legt hij uit: laag in de winter om de klappen van zware neerslag op te kunnen vangen en hoger in de zomer om een voorraad te hebben in geval van droogte.
‘Een natuurlijker en vooral dynamischer peilbeheer zou beter zijn,’ denkt hij. Van Eerden zou graag in de winter weer pieken van overvloedig, voedselrijk water zien, terwijl het gebied in de zomer juist droger zou moeten vallen. Zoals Moeder Natuur het in de delta zelf had bedacht, kortom.
Onder het wateroppervlak: visstand en helderder luwtes
De waterkwaliteit in het slibrijke Markermeer was een belangrijke drijfveer voor de aanleg van de Marker Wadden, en sinds de opening is er iets van verbetering te zien, zegt Joep de Leeuw, onderzoeker visecologie en binnenvisserij van Wageningen Marine Research. Met collega-ecoloog Joey Volwater zet hij al sinds 2019 verschillende soorten netten rond de eilanden om de visstand in de gaten te houden. De vissen worden langs de meetlat gelegd en op naam gebracht.
‘In de eerste jaren vingen we vooral de gebruikelijke soorten, zoals brasem en blankvoorn,’ vertelt De Leeuw. ‘In de loop der jaren zijn daar soorten bijgekomen die van de begroeiing hier houden, zoals rietvoorntjes en snoeken.’
Net als watervogelonderzoeker Van Eerden, wil ook De Leeuw ‘een oud frame’ onderuit halen, zoals hij het noemt. ‘Het Markermeer was vóór de aanleg van deze archipel natuurlijk geen volkomen dode bak water. Er waren ook toen wel degelijk vis en visserij.’ Toch is er volgens hem het nodige veranderd. Niet alleen in de oevers van de Marker Wadden, maar ook in de luwte eromheen en rond de diepe putten waaruit het zand voor de archipel is gehaald. ‘En de visserijdruk in het Markermeer is sterk verminderd,’ zegt hij.
De veranderingen in het water rond de vijf eilanden zelf zijn echter nog bescheiden, aldus Van Eerden. ‘Aan de luwe kant, dus tussen de Marker Wadden en de Houtribdijk, zien we wel dat het water wat helderder is geworden en dat er meer vissen zitten. Die komen af op de vele muggenlarven die van de bodementwikkeling in de luwte profiteren. Aan de westelijke kant van de archipel, waar doorgaans de wind vol op staat, zijn nog geen veranderingen merkbaar.’
Direct in de oevers en in de diverse kreekjes en lagunes ziet De Leeuw meer gebeuren. ‘Die ondiepe delen zijn in het vroege voorjaar ook goede opgroeigebieden voor kleine vissen,’ zegt hij. ‘Later in de zomer zijn het geschikte schuilplaatsen voor opgroeiende baarsjes en ook snoekbaarsjes.’
De eerste bittervoorns en vetjes, die in de zomer van 2024 in de netten zaten, waren ‘leuke vangsten’, zegt De Leeuw wat onderkoeld. ‘We hadden ook wel voorspeld dat die bittervoorns zouden komen, zodra het water luw genoeg zou zijn voor grotere zoetwatermossels. Bittervoorns leven samen met die schelpdieren, dus was het mooi dat we onze voorspelling zagen uitkomen.’
Succes met kanttekeningen: peilbeheer en kwetsbare oevers
Waar die vetjes, een soort ‘minikarpers’, vandaan zijn gekomen, durft De Leeuw niet met zekerheid te zeggen. Het is soms echt een raadsel hoe nieuwe soorten een gebied als de Marker Wadden weten te vinden, zegt hij. Recent onderzoek laat zien dat zelfs eenden met visseneitjes in hun maag hierbij een rol kunnen spelen.
Een andere opvallende vondst zijn de vele Kaukasische dwerggrondeltjes in het gebied, een Aziatische exoot die pas in 2020 voor het eerst in Nederland werd waargenomen. ‘Op sommige plekken hier is dat bijna de enige soort die we vangen,’ aldus De Leeuw.
Alleen al het feit dat hij hier kan werken, maakt De Leeuw enthousiast. ‘Met de Marker Wadden is een geweldig experiment gestart,’ zegt hij. ‘De vraag is: wat doen nieuwe wetlands met de ecologie van zo’n zoetwatermeer? Het is goed dat we dit proces wetenschappelijk verantwoord kunnen volgen.’ Dat is van belang voor alle betrokken partijen, zegt De Leeuw. ‘Vissers waren bang dat de nieuwe, beschermde natuur ten koste zou gaan van hun visgronden.’
Zulke kritische geluiden, die vooral in de begindagen van de Marker Wadden klonken, wil De Leeuw graag nuanceren. ‘Vanzelfsprekend creëer je met één druk op de knop niet meteen een natuurlijker meer. Maar je ziet dat er nu rond de eilanden juist veel aalfuiken worden gezet en ook rond de zandwinputten wordt tegenwoordig veel gevist. Er is hier dus wel degelijk wat te halen.’
Bezoekers welkom, maar natuur gaat voor
Sinds het grootste eiland eind 2018 officieel werd geopend voor publiek, zijn de Marker Wadden ook een toeristisch succes. In het vroege voorjaar van 2025 ligt een handjevol schepen aan de steigers van het Haveneiland. Aan boord van de ‘watertaxi’ is een echtpaar met weekendtassen, een van hen met een statief met telescoop over de schouder, onderweg naar een van de vier duurzame vakantiehuisjes die op het eiland worden verhuurd. De inkomsten die hieruit voortvloeien komen ten goede aan de verdere ontwikkeling en onderzoek in het gebied.
In de vogelkijkhut Duikeend, op een kleine kilometer lopen via de vlonderpaden vanaf het haventje, vergapen bezoekers zich aan een bijzonder uitzicht. Nadat ze een trapje zijn afgedaald tot onder waterniveau, kijken ze als op een split-levelfoto in een grote glazen wand enerzijds onder water naar waterplanten, slakken en mosseltjes, en zien ze tegelijk boven water hoe een fanatieke kluut op de oever een bontbekplevier uit zijn territorium verjaagt.
Debat en onderhoudsplicht: kritiek op ‘gemaakte natuur’
Tussen het gejubel over het nieuwe land klinken links en rechts ook kritische geluiden. Niet alleen van vissers, maar ook van de stedenbouwkundige en architect Leo Onderwater bijvoorbeeld. ‘Een ondoordacht experiment’, noemde hij de Marker Wadden vorig jaar, in een direct twistgesprek met bedenker Roel Posthoorn in het tijdschrift De Levende Natuur.
Voor de ecologie betekent de archipel volgens Onderwater nauwelijks iets, en bovendien moeten de eilanden volgens hem continu worden onderhouden, willen ze niet door de najaarsstormen in de golven van het Markermeer verdwijnen. Onderwater had liever vastgehouden aan het originele plan van Cornelis Lely: met een ingepolderde Markerwaard zouden we volgens hem veel meer kunnen doen voor de natuur en tegelijk voor landbouw en stedenbouw.
Slechts op één van die kritiekpunten wil Posthoorn de architect volmondig gelijk geven. Ja, de aannemers zullen dit gebied regelmatig moeten onderhouden. Echt getij is hier sinds 1932 immers al niet meer. Maar bij westerstormen wordt het water soms toch flink opgestuwd tegen de Houtribdijk en staat het rond de eilanden veel hoger dan bij oostenwind, zegt hij. De golven vreten dus wel degelijk aan de oevers. En, besluit hij, er komt van nature geen zand bij, zoals in de duinen wel het geval is.
‘We zullen dus af en toe vers zand moeten aanvoeren,’ erkent Posthoorn. ‘Maar laten we wel zijn: welk gebied in Nederland kan helemaal zonder onderhoud? Als we niets doen, zou bijna alle Nederlandse natuur een dicht bos worden.’
Het is op zulke momenten dat de dichtregels van J.C. Bloem, mijmerend in de Dapperstraat, in mijn brein oplichten. ‘En dan, wat is natuur nog in dit land?’ schreef hij in 1945. Bloem leek vooral sceptisch over de schaal van de natuur, volgens hem ‘stukjes bos ter grootte van een krant’. Wat dat betreft zit het met een compleet nieuwe archipel – er is duizend hectare nieuwe natuur gepland – wel goed op de Marker Wadden.
Maar opnieuw, wat is natuur nog in dit land, als schipper Speksnijder op zijn Nova Venture dat land regelmatig moet behoeden voor de verdrinkingsdood in het Markermeer? Hoe het ook zij, de duizenden kluten en visdieven op de archipel zullen er niet wakker van liggen.
Volgende stap: ‘Marker Wadden Plus’ en de toekomst
‘Eigenlijk zou je de eilanden ook best voor een deel kunnen laten wegspoelen,’ zegt vogelonderzoeker Van der Winden vanachter zijn Utrechtse bureau, terwijl hij zich voorbereidt op een nieuw veldseizoen op de jonge archipel. ‘De grote kracht van dit gebied is dynamiek, en daar hoort ook verdwijnend land bij. Dynamische natuur is waardevol, maar per definitie tijdelijk.’ Nee, hij denkt niet dat natuurbeschermers dat idee meteen zouden omarmen, lacht hij.
Leestip: Razende Bol: het waddeneiland dat continu van plek verandert
Ondertussen studeert Natuurmonumenten, samen met een consortium van zandwinners, al wel op een vervolg van het concept. Met het plan ‘Marker Wadden Plus’ moet niet alleen kostbaar zand onder de slibbodem van het Markermeer vandaan worden gehaald, met het bovenliggende slib moeten ook weer nieuwe ‘wadden’ kunnen worden aangelegd.
Allemaal ‘natuurlijke dynamiek’ uit een graafmachine. De duizenden visdieven en de andere broedvogels op de eilandjes pendelen ondertussen onbekommerd op en neer met spierinkjes en andere visjes, voor hopelijk weer een goed broedseizoen.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!