Neem een handje grond uit het Zwarte Woud in Duitsland. Of het Tongass National Forest in Alaska. Of de Veluwe. Kijk er eens goed naar. Wat zie je?

Aarde natuurlijk: zacht en zo donker als cacao. Dennennaalden en rottende bladeren. Stukjes korstmos. Wellicht een regenworm die probeert weg te kruipen voor het licht. Maar dat handje aarde is veel meer dan dat. Vraag maar aan bodembioloog Sue Grayston.

De bodem in beeld

Als student raakte Grayston geïntrigeerd door de keur aan leven in de aarde, dat door het oculair van haar microscoop opeens tot leven kwam. In de bosgrond leeft een grotendeels onzichtbaar, geheim genootschap dat ecosystemen in stand houdt.

Door innovatief veldonderzoek te combineren met geavanceerde DNA-sequencingtechnieken zijn Grayston en haar collega-ecologen erin geslaagd deze verstopte maar actieve gemeenschap duidelijker in kaart te brengen. ‘Vroeger hadden we geen idee dat veel van het leven op aarde zich in de bodem ophoudt, zegt Grayston. ‘Daar is de afgelopen decennia verandering in gekomen.’

Radicaal ander bosbeheer

Aarde is geen passieve bodembedekker waarin bomen en planten zich alleen maar vastklampen doordat er voedsel te halen is, zoals vroeger werd gedacht. Het wordt steeds duidelijker dat de bodem een dynamisch netwerk is van leefgebieden en organismen. Een enorm tapijt dat steeds verandert, geweven met de draden van ontelbare soorten levensvormen. De bodem leeft.

Volgens Grayston en collega-ecologen zouden deze nieuwe inzichten moeten leiden tot een radicaal ander bosbeheer. Zij ontdekten dat het kappen van grote stukken bos veel meer schade aanricht dan eerder werd gedacht. Voor een duurzame houtkap moeten niet alleen de gevolgen boven de grond in ogenschouw worden genomen, maar ook de gevolgen voor alles wat in de grond leeft.

Wat leeft er in de bodem?

Maar waar hebben we het dan over? Springstaarten bijvoorbeeld. Deze piepkleine geleedpotigen schuifelen bedrijvig rond. Ze maken vliegensvlugge sprongen van wel twintig keer hun eigen lichaamslengte.

Andere levensvormen zijn zó klein dat ze zich alleen krioelend of peddelend kunnen voortbewegen via de dunne laagjes water die planten en bodemdeeltjes omhullen. Tot deze bizarre organismen behoort bijvoorbeeld het beerdiertje, een soort gummibeertje dat te zien is op de foto bovenaan, maar dan met acht poten, klauwtjes en een stekelig zuigbuisje als mond.

Nog kleiner zijn de protozoa, een brede groep eencelligen die zich voortbewegen door met hun talrijke aanhangsels te fladderen of door hun geleiachtige binnenste te vervormen. Ook wemelt het van bacteriën en archaea in de bosbodem. Eén gram bosgrond kan wel een miljard bacteriën, een miljoen schimmels, honderdduizenden protozoa en bijna duizend rondwormen bevatten. ‘Zonder micro-organismen zouden we tot onze knieën in het vuil staan,’ zegt Grayston, ‘en zou er geen leven op aarde mogelijk zijn. Microben redden zich prima zonder ons. Maar andersom is een heel ander verhaal.’

schimmeldraden wikkelen zich rond een stekelig raderdier raderdieren komen veel voor in zoetwaterecosystemen deze wezentjes stuwen zich voort door de bodem via de dunne laagjes water die planten bodemdeeltjes omhullen onderweg doen ze zich tegoed aan organisch afval
2400 keer vergroot: schimmeldraden wikkelen zich rond een stekelig raderdier. Raderdieren komen veel voor in zoetwaterecosystemen. Deze wezentjes stuwen zich voort door de bodem via de dunne laagjes water die planten bodemdeeltjes omhullen. Onderweg doen ze zich tegoed aan organisch afval.
Oliver Meckes en Nicole Ottawa