Het vogeltje in mijn hand ziet er zo fragiel uit als geslepen glas. Ik haal eens diep adem, ik focus me op het heldergele streepje boven zijn oogjes en probeer me uit alle macht de instructies te herinneren die ik heb gekregen: houd de pootjes stevig maar voorzichtig tussen je vingers, plaats er de palm van je andere hand als een kommetje onder en laat het vogeltje dan los.
Als dat ik dat doe, fladdert het goudhaantje – het kleinste zangvogeltje van Europa – ervandoor en verdwijnt tussen de grillige pieken van de Pyreneeën. Ik sta in een weelderig groene bergweide, in een landje dat veel mensen niet eens kennen: Andorra. De naam roept een mythisch oord vol betovering op, waar elfjes en geesten ronddartelen. Maar Andorra is wel degelijk een echt land – waar reizigers aan echte wetenschap kunnen doen.
Ik heb me aangesloten bij een groepje vrijwilligers dat deelneemt aan een negendaagse expeditie die op touw is gezet door de inmiddels 51 jaar oude milieuorganisatie Earthwatch. De ngo stuurt welwillende amateur-wetenschappers de hele wereld over om bij te dragen aan plaatselijk onderzoek, of het nu gaat om de archeologie van de Oudheid in Italië of het behoud van neushoorns in Zuid-Afrika.
Hier in Andorra, een ministaatje dat hoog in de Pyreneeën ligt ingeklemd tussen Frankrijk en Spanje, is ecoloog Bernat Claramunt-López op een ambitieuze missie: een meerjarig onderzoek naar vrijwel alle aspecten van het kwetsbare alpiene ecosysteem – van microscopische organismen in de bodem tot torenhoge coniferen – om daarmee de gevolgen van de klimaatverandering vast te leggen.
Hoewel het afsmelten van plaatselijke gletsjers een welbekend fenomeen is, is er minder bekend over de uitwerking van de klimaatverandering op de flora en fauna en de onderling verweven netwerken die ze vormen. De resultaten van zijn onderzoek zullen zeker van invloed zijn op het natuurbeleid in Andorra en andere berggebieden.
Maar Claramunt-López kan dit onderzoek niet alleen doen. Hij is afhankelijk van vrijwilligers of ‘burger-wetenschappers’. Sinds het begin van het project in 2016 hebben vrijwilligers circa 15.000 manuren aan wetenschappelijk werk aan het project bijgedragen. ‘Meer mensen in het veld betekent dat we meer gegevens kunnen vergaren, en in de wetenschap heb je veel gegevens nodig,’ zegt hij.
Niet minder belangrijk is volgens hem de gelegenheid om barrières tussen de wetenschap en het bredere publiek af te breken. De verspreiding van onderzoeksresultaten via artikelen in wetenschappelijke tijdschriften is niet voldoende, zegt Claramunt-López. ‘Op deze expeditie kan ik mijn kennis direct met anderen delen en aan de samenleving laten weten wat we tijdens dit project hebben ontdekt.’
Voor vrijwilligers is het een kans om een reisbestemming te leren kennen op een manier die ze, letterlijk en figuurlijk, heel andere paden doet bewandelen dan de doorsnee-toerist en om in contact te komen met zeer verschillende mensen – en dat alles terwijl ze een bijdrage leveren aan de bescherming van de planeet. Het is reizen voor een goed doel.
Meren, valleien, bergen
Het lijkt wel alsof Andorra hoger is dan breed. En omdat dit landje van amper 469 vierkante kilometer geen vliegveld of station heeft, heb ik voor de expeditie van september 2021 in Barcelona afgesproken met mijn mede-vrijwilligers. Tricia Harris, projectmanager bij een techbedrijf in Londen, en Tim Hoffman, een ingenieur die in Lexington, Massachusetts, voor de Amerikaanse marine werkt, hebben zich laten inenten, dragen mondkapjes en zijn met hun wandelbroeken en stevige bergschoenen goed voorbereid.
Alpiene biodiversiteit verkennen
Op onze eerste werkdag staan we op voordat de zon opkomt boven El Serrat, het dorpje van natuurstenen huizen in het noordwesten van Andorra waar het familiehotel Bringué als ons basiskamp fungeert. Samen met Claramunt-López en twee veldwerkers – de biologen Jana Marco uit Alicante en Oriol Palau uit Californië – proppen we onze rugzakken vol met benodigdheden voor de dag: meetlinten, vogelnetten, touw, stokken, schuifmaten, notitieblokken, laptops en sandwiches.
Omdat dit de eerste expeditie sinds de pandemie is en er minder vrijwilligers meedoen dan de gebruikelijke acht tot twaalf, hebben we veel werk te doen.
Om een zo groot mogelijk gebied te bestrijken worden we in paren opgedeeld – één vrijwilliger en één wetenschapper – die elk een aparte taak krijgen toegewezen. Marco en ik zijn verantwoordelijk voor de kleine zoogdieren. We moeten een plek controleren waar diervriendelijke vallen zijn uitgezet om meer inzicht te krijgen in de diversiteit en aantallen van deze diergroep. We rijden over een kronkelige weg met amper twee rijbanen naar een bergweide die door smalle beekjes wordt doorkruist. Ik volg Marco terwijl ze over de stroompjes springt en haar donkere paardenstaart heen en weer slingert. We komen aan bij de eerste van de 36 vallen die in rijen op de met dauw bedekte (en dus glibberige) berghelling zijn uitgezet.
We volgen elk een rij en ontdekken de metalen doosjes op hun verborgen plekjes, bijvoorbeeld achter een stapel stenen of een grote graspol. We kijken uit naar vallen waarvan de deurtjes dicht zijn, want dat kan erop wijzen dat er een beestje in zit, bijvoorbeeld een eikelmuis of een sneeuwmuis. Na een paar minuten roep ik opgewonden het woord ‘dicht!’ Marco komt aanrennen en opent de val voorzichtig. Helaas is hij leeg, net als alle andere. Teleurgesteld maar onverstoord voert ze me verder de berg op, naar de voornaamste onderzoekslocatie van deze dag.
Ongeveer een uur later bereiken we een hooggelegen plateau op de boomgrens, direct naast een glinsterend gletsjermeer. Vandaar hebben we een weids uitzicht over het Biosfeerreservaat Vall d’Ordino, met een oppervlakte van 85 vierkante kilometer. Het gebied is vanwege zijn ecologische diversiteit erkend door de UNESCO en beschermt een aantal bedreigde diersoorten, waaronder de lammergier.
Eerst halen we de autonome cameravallen op die hier zijn geplaatst, zodat ze in de winter niet beschadigd raken. De foto’s zullen later worden bekeken om het aantal en de soort van de dieren te analyseren die door de camera’s zijn vastgelegd, waaronder waarschijnlijk vossen, gemzen, reeën, everzwijnen, marmotten en een flink aantal loslopende paarden.
Om elk van de vijf afgelegen cameravallen te bereiken, trekken we over de hoge berghellingen, waarbij we onszelf op de steilere gedeelten aan graspollen en rotskanten omhoog hijsen. Als ik op een wel héél steil stuk begin te protesteren, pakt Marco me bij de hand en voert me zelfverzekerd over het obstakel.
Dan spotten we zwarte dennen die zijn voorzien van de metalen band van een dendrometer. We noteren de groei van de boom en controleren de vogelhuisjes, waarna we langs een ruisend beekje de helling afdalen en ons op een met gras bedekte helling weer bij de rest van de groep voegen.
Marco heeft een speciale licentie om vogels te ringen en laat ons zien hoe je een mistnet opzet. Daarna schakelt ze een recordertje in waarop vogelgeluiden worden afgespeeld – en wachten we af. Dat duurt niet lang: al snel hebben we een goudhaantje te pakken, en twee iets grotere zangvogels, een zwarte mees en een zwartkop.
Terwijl we aandachtig toekijken, klemt Marco metalen ID-ringetjes om de pootjes van de vogels, inspecteert hun verenkleed en weegt de diertjes. Ze blaast ook tegen hun buikveren om hun blote huid te checken, zodat ze het niveau aan lichaamsvet en spierweefsel van de vogeltjes kan beoordelen. Als een bezetene schrijf ik al deze informatie op in mijn notitieboekje, waarna Harris, Hoffman en ik ieder de kans krijgen om een vogeltje vrij te laten. Telkens wanneer er eentje fladderend zijn vrijheid tegemoet vliegt, is dat een magisch moment.
Wetenschappelijk avontuur
De volgende dagen gaan we soms met andere partners op pad en komen dan weer bij elkaar terwijl we de resterende onderzoekslocaties bezoeken. Al trekkend, metend en opnemend komen we in een ritme en vallen alle andere zorgen weg. Ons hele bestaan lijkt nu om deze groep mensen in deze bergen te draaien.
’s Avonds kijken we bij het diner – met plaatselijke specialiteiten als trinxat, een stoofpot van aardappel, kool en buikspek, en crema catalana, een romig toetje met een laagje gekaramelliseerde suiker – op onze werkdag terug.
Harris en Marco vertellen ons over een succesvol vogeluitstapje, waarbij ze binnen twee uur twintig vogels ringden. ‘Er kwamen zóveel vogeltjes opduiken,’ zegt Harris, ‘en ze bleven maar komen, zelfs toen we de gevangen vogels uit het net haalden.’ Claramunt-López en ik praten over een wonderlijk geluid als van een windvlaag dat we tijdens het opmeten van zaailingen hoorden. (Het beeld van een geestverschijning dringt zich even aan me op.) En we lachen om het eikelmuisje dat zich elke dag in dezelfde val laat vangen en het zich daar gemakkelijk maakt in een gerieflijk bedje van katoen.
We zijn verbaasd over de manier waarop Hoffman, die nog altijd herstellende is van een knieoperatie, het lastige terrein aankan. Het helpt misschien dat deze wetenschappers nooit obstakels zien, alleen maar kansen. Hun enthousiasme is aanstekelijk.
Bij deze expeditie ‘gaat het niet alleen om wetenschap, maar om wetenschap én mensen,’ zegt Marco. ‘Die combinatie is denk ik perfect.’
Op onze vrije dag genieten we van een dosis Andorraanse cultuur. Claramunt-López neemt ons mee naar enkele van de oude kerken die het berglandschap sieren. De Iglesia de Santa Coloma werd van de achtste tot de twaalfde eeuw uit ruwe natuursteen opgetrokken en is voorzien van een ronde klokkentoren waarmee ooit met naburige bergdorpen werd gecommuniceerd. In het fraaie interieur zijn de fresco’s, die in de jaren dertig werden weggehaald, weer in hun oude glorie hersteld.
Aan het einde van de expeditie hebben we twaalf bergen beklommen, zestig cameravallen opgehaald, 108 vogelhuisjes gecontroleerd, 35 zoogdiertjes en 74 vogels geringd en meer dan duizend bomen opgemeten. We zijn moe maar voelen ons ook verrassend verjongd, wetende dat al dat harde werk zin heeft gehad.
Nu al verraden de resultaten van dit onderzoek enkele trends, zegt Claramunt-López. De microbiële activiteit in de bodem lijkt toe te nemen, wat betekent dat er meer CO2 aan de atmosfeer wordt afgegeven. Ook groeien de bomen op de hogere hellingen, waar het kouder en winderiger is, sneller dan die op de lagere hellingen. Beide trends zijn waarschijnlijk het gevolg van de opwarming van de aarde.
Op onze laatste dag doorkruisen we een brede bergvallei, waar de toppen van de kruinen al een vurig rode herfstkleur beginnen te vertonen. Ik denk aan de landschappen waar we doorheen zijn getrokken, de wilde fauna die we hebben gezien en de culturele inzichten die we hebben opgedaan.
Hoewel de expeditie minder dan twee weken heeft geduurd, zijn de resultaten ervan blijvend, niet alleen op wetenschappelijk gebied. Hoffman vat het goed samen wanneer hij zegt dat de expeditie hem ‘nieuwe inzichten en inspiratie heeft gegeven wat betreft de manier waarop ik mijn leven wil leiden.’
Uiteindelijk lijkt Andorra toch een land vol betovering te zijn.
Reistips voor burger-wetenschappers
De organisatie ‘Wildlife in the Changing Andorran Pyrenees’ accepteert vrijwilligers voor expedities in het voorjaar, de zomer en de herfst. Earthwatch verzorgt ongeveer dertig wetenschappelijke expedities in de hele wereld. Andere avontuurlijke opties voor burger-wetenschappers worden aangeboden door Biosphere Expeditions en Adventure Scientists. Ook de Nature Conservancy verzorgt dit soort projecten, in de VS en daarbuiten. Voor een overzicht van het hele gebied van de amateur-wetenschap en de drieduizend projecten die worden aangeboden, kun je de website SciStarter bezoeken, die is opgezet door National Geographic-onderzoeker Darlene Cavalier.
Brooke Sabin is redactrice van National Geographic. Volg haar op Instagram.
Fotograaf Jaime Rojo is National Geographic-onderzoeker. Lees meer over de steun van de Society aan onderzoekers die belangrijke soorten en landschappen belichten en beschermen.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com