De oceaan is een doorlopende massa van zeewater die ruim zeventig procent van de aarde bedekt. Oceaanstromingen bepalen het wereldwijde klimaat en ondersteunen een caleidoscopische veelheid van zeeleven. De mens is afhankelijk van deze woelige wateren om comfortabel te leven – en om te overleven. Maar door de opwarming van de aarde en overbevissing dreigt de oceaan een verstoord en levenloos domein te worden.
Geografen verdelen de oceaan in vier grote segmenten: de Stille Oceaan, de Atlantische Oceaan, de Indische Oceaan en de Noordelijke IJszee. Kleinere oceaanregio’s worden zeeën, golven, bochten en baaien genoemd, zoals de Middellandse Zee, de Golf van Mexico, de Duitse Bocht of de Hudsonbaai. Zoutwatermassa’s die door land worden omsloten, zoals de Kaspische Zee en het Grote Zoutmeer, behoren niet tot de oceanen.
De oceaan bevat circa 1,35 miljard kubieke kilometer zeewater – oftewel 97 procent van de totale watervoorraad op aarde. Zeewater bevat ongeveer 3,45 procent zouten, en verder sporen van alle chemische elementen op aarde. De oceanen absorberen de warmte van de zon en geven die weer af aan de atmosfeer. Oceaanstromingen die altijd in beweging zijn, verdelen de warmte van de zon over de hele wereld, waardoor wereldwijde weerspatronen ontstaan en de oceanen ’s winters als kachels en ’s zomers als airconditioners fungeren.
Zeeleven
Het leven begon in de oceaan, en de oceaan herbergt ook nu nog de meerderheid van alle planten en dieren op aarde – van minuscule eencellige organismen tot de blauwe vinvis, het grootste dier dat ooit op aarde heeft geleefd.
De flora in de oceaan bestaat voor het grootste deel uit microscopische algen genaamd fytoplankton, dat onder het wateroppervlak drijft en met behulp van fotosynthese ongeveer de helft van al het zuurstof produceert dat de mens en andere wezens op aarde nodig hebben om te ademen. Zeewieren en kelp zijn algen die zichtbaar zijn met het blote oog. Zeeplanten met wortels, zoals zeegrassen, kunnen alleen overleven op diepten waar nog zonlicht doordringt en fotosynthese mogelijk is – tot zo’n tweehonderd meter onder het wateroppervlak. Bijna de helft van de oceanen is meer dan drie kilometer diep.
Lange tijd werd aangenomen dat in de diepste regio’s van de oceanen geen leven voorkwam, maar er zijn biologische hotspots gevonden rond plekken als onderzeese hydrothermale bronnen en op andere plaatsen in de diepzee. Deze schoorsteenachtige bouwsels braken hete gassen en mineraalrijk water uit, afkomstig van onder de aardkorst. Rond deze hete bronnen voeden kokerwormen, schelpdieren en mosselen zich met bacteriën die goed gedijen in het warme water. In de buurt zwemmen bizarre vissen met extreem gevoelige ogen of doorschijnende kaken, naast talloze soorten die licht geven.
Andere vissen, inktvissen, alen, dolfijnen en walvissen leven in de open zee, terwijl krabben, kreeften, zeesterren, oesters en zeeslakken over de oceaanbodem kruipen en scheren. Wezens als de kwal kunnen zichzelf niet voortstuwen en laten zich meestal meevoeren op stromingen of door de wind. Ook zoogdieren als otters, walrussen en zelfs ijsberen zijn afhankelijk van de oceaan om te kunnen overleven; ze leven zowel in als buiten het water, afhankelijk van hun biologie.
Kolonies van poliepen vormen na hun dood koraalriffen. Deze riffen komen vooral voor in ondiepe tropische wateren en herbergen een briljante veelheid aan mariene flora en fauna. Koraalriffen behoren tot de zichtbare slachtoffers van de activiteiten van de mens, want hun voortbestaan wordt bedreigd door de opwarming van de aarde, verzilting, vervuiling en andere fenomenen die omgevingsstress voor de poliepen veroorzaken. Daarnaast beroven al te begerige vissers de riffen van méér zeeleven dan ze kunnen voortbrengen.
Invloed van de mens
De activiteiten van de mens beïnvloeden bijna alle delen van de oceaan. Nadat visnetten verloren zijn gegaan of weggegooid, blijven ze al ronddrijvend vissen, zeevogels en zeezoogdieren verstrikken, vaak met fatale gevolgen. Schepen lozen stookolie, afvalwater en rommel in de oceaan en transporteren beestjes naar nieuwe habitats, waar ze schade aanrichten aan inheemse habitats. Mangrovebossen worden gerooid om plaats te maken voor huizen en fabrieken. Ruim de helft van de Amerikanen wonen in kustgebieden, waar ze vuilnis en afvalwater in de oceaan lozen. Zoetwater dat door de landbouw met kunstmest is vervuild, loopt in de oceaan en doet het zeeleven in grote delen ervan afsterven, zoals in een gebied van de Golf van Mexico ter grootte van Wales. Door de opname van het broeikasgas CO2 wordt het oceaanwater zuurder, terwijl de toevoer van zoetwater als gevolg van smeltende gletsjers oceaanstromingen (en daarmee weerspatronen) dreigt te verstoren.
Natuurbeschermers dringen aan op wereldwijde zeereservaten om de slinkende visstanden in de oceaan aan te vullen, en op het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen om de opwarming van de aarde en de oceaan tegen te gaan.