Lees meer over een optimistische visie op de aarde in 2070 in de speciale Earth Day editie van National Geographic Magazine.
Aan een verwaaide boulevard langs de Amerikaanse westkust torent een reuzenrad op zonne-energie uit boven pretzelkraampjes, fotohokjes en een man die toeristen vereeuwigt in kleien beeldjes. Even verderop markeert een bord het eindpunt van de legendarische Route 66. De pier van Santa Monica, een plek waar autogeschiedenis en groene energie samenkomen, is de beste vertrekplaats voor een reis door de VS per stekkerwagen.
Route 66, een van de eerste Amerikaanse wegen die het hele jaar door begaanbaar waren, begon in Chicago. Vanaf de jaren dertig totdat de weg door de komst van Interstate Highways buiten gebruik raakte, trokken miljoenen mensen uit het verarmde Midwesten naar de lonkende kust van Californië. Mede door de zogenoemde Mother Road veranderde die staat van een paradijselijk oord in een plek van stedelijke wildgroei. Route 66 werd een symbool – van de revolutie die de auto teweegbracht, van bewegingsvrijheid, en van de magische samenkomst van die twee zaken in een roadtrip. Tegenwoordig staan enthousiastelingen die de 3600 kilometer lange weg hebben afgelegd in de rij op de pier van Santa Monica voor een gesigneerd certificaat.
De pier is een goede plek om na te denken over de wereld die we mede door onze liefde voor de verbrandingsmotor hebben gecreëerd. Ten oosten van Santa Monica ligt Los Angeles, waar zeven miljoen benzineslurpers samen meer CO2 uitstoten dan menig land. Even ten zuiden ligt Venice Beach, in de jaren veertig een olieveld vol hamervormige jaknikkers, nu een plek waar veel zeeleeuwen aanspoelen als gevolg van de stijgende zeetemperatuur en het afnemende voedselaanbod dat daarmee gepaard gaat. Ten westen en noorden liggen de heuvels van Malibu, waar na jaren van droogte en recordtemperaturen in november 2018 een bosbrand woedde waarbij drie doden vielen.
Door de sterke Santa Anawinden vanuit het binnenland ‘greep het vuur zo snel om zich heen dat het binnen een dag de kust had bereikt,’ vertelt Dean Kubani. Hij is net met pensioen als chef duurzaamheid bij de gemeente Santa Monica, waar hij 25 jaar heeft gewerkt, en heeft vanaf het strand naar de vlammenzee staan kijken. ‘Normaal komen natuurbranden vooral in september en oktober voor,’ zegt hij. Nu duurt die periode langer ‘omdat er geen regen valt en de warmte maar aanhoudt’.
Voor wie zich afvraagt hoe de wereld er in 2070 aan toe zal zijn, is een even belangrijk als verwarrend moment aangebroken. Volgens het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het klimaatpanel van de Verenigde Naties, moet de uitstoot van broeikasgas in de komende vijftig jaar of eerder tot nul worden teruggebracht om een klimaatramp te voorkomen. Maar in plaats daarvan neemt het wereldwijde verbruik van fossiele brandstoffen alleen maar toe, niet af. Olie- en gasbedrijven in de VS willen hun productie de komende tien jaar met dertig procent verhogen. Onder president Trump zijn de VS uit het klimaatakkoord van Parijs gestapt, dat juist werd gesloten om het gebruik van fossiele brandstoffen aan banden te leggen.
Toch is er onmiskenbaar een energierevolutie aan de gang. Wereldwijd zal de beschikbare groene stroom de komende vijf jaar toenemen met een hoeveelheid zo groot als de elektrische capaciteit van de Verenigde Staten.
In veel staten en steden wordt ingespeeld op die trends. Met ingang van dit jaar moeten nieuwbouwhuizen in Californië van zonnepanelen worden voorzien. In Los Angeles komen er in de komende acht jaar 28.000 oplaadpunten bij voor elektrische auto’s, in Santa Monica dit jaar nog driehonderd.
‘Toen ik hier kwam werken, reed er in de hele stad maar één type elektrische auto,’ vertelt Kubani. Op het dak waren zonnepanelen gemonteerd. ‘Daarmee kon je net vijftien kilometer rijden.’ Ik wil met fotograaf David Guttenfelder ruim zevenduizend kilometer afleggen in verschillende elektrische auto’s. Met een wagen volgeladen met bananen (voor mij) en beef jerky (voor Guttenfelder) rijden we vanuit Santa Monica naar het oosten, met één prangende vraag: kunnen we snel genoeg afscheid nemen van fossiele brandstoffen om de wereld in 2070 leefbaar te houden?
Even ten noorden van Los Angeles, in Kern County, zijn de grote olievelden nog steeds in bedrijf. Maar iets verder naar het oosten, achter de Tehachapi Mountains bij de lokale oliehoofdstad Bakersfield, gloort een schonere toekomst in de zinderende hitte. In onze gehuurde Hyundai Kona rijden we het woestijndorp Mojave binnen en zien we windmolens boven een veld vol zonnepanelen uittorenen.
Ben New, adjunct-directeur van 8minute Solar Energy, brengt ons naar een terrein van tweehonderd hectare vol zonnemodules die gezamenlijk goed zijn voor zestig megawatt aan vermogen, voldoende om 25.000 huishoudens van stroom te voorzien. ‘Twintig jaar geleden waren zonnepanelen nog zo duur dat je zoiets als dit nooit voor mogelijk had gehouden,’ zegt New.
Maar nu kost het haast niets meer. Sinds de jaren zeventig zijn fotovoltaïsche modules 99 procent in prijs gedaald. Door subsidies groeide de vraag naar zonnepanelen sterk, zodat de productie snel efficiënter werd en de prijzen kelderden. Het opwekken van één watt zonne-energie kost New nog maar een vijfde van wat het tien jaar geleden kostte – en de helft van de ruimte.
In de VS werd in 2016 na veertig jaar de grens van een miljoen geïnstalleerde zonne-energiesystemen doorbroken – van dakpanelen tot grote zonnefarms. Slechts drie jaar later is dat aantal verdubbeld tot twee miljoen. Naar verwachting zal in 2023 de vier miljoen worden aangetikt. Op dit moment wordt er in de VS genoeg zonne-energie opgewekt voor dertien miljoen huishoudens. En de projecten worden steeds groter: 8minute Solar Energy zal binnenkort de productie opvoeren met vierhonderd megawatt met een extra opslagcapaciteit van nog eens driehonderd megawatt. Dat is genoeg om straks nog eens een miljoen inwoners van schone energie te kunnen voorzien.
Het klinkt misschien indrukwekkend, maar het is lang niet voldoende. Op dit moment levert zonne-energie nog maar twee procent van alle stroom in de VS, en is windenergie goed voor zo’n zeven procent. Wereldwijd zijn de cijfers vergelijkbaar. Om de opwarming van de aarde te beperken tot 1,5 graad, moet de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen volgens een recent VN-rapport de komende tien jaar met 7,6 procent per jaar worden verminderd – terwijl die vorig jaar juist nog toenam. Uit het rapport blijkt dat de productie van groene energie zes keer zo snel moet groeien als nu het geval is om het tij te keren.
Daar zijn gigantische inspanningen en investeringen voor nodig – denk aan de productie van staal en kabels, energieopslaginstallaties en elektriciteitsleidingen. Er zullen, zegt New, enorm veel gigawatts moeten worden opgewekt ‘in delen van het land waar dat nog nooit is gedaan’. Nog afgezien van alle praktische bezwaren vereist dat een mentaliteitsverandering in een land dat vanouds verslingerd is aan fossiele brandstoffen. En die ziet New niet gauw plaatsvinden, hoe enthousiast hij ook is over zonne-energie.
Maar kan de zonnerevolutie met de juiste prikkels niet toch nog op tijd komen? Want het kan snel gaan, leert het verleden. In 2008 voorspelde Harvardhoogleraar David Keith dat zonne-energie in 2030 met een beetje geluk ongeveer dertig dollarcent per kilowattuur zou kosten. Op die prijs zitten we al. ‘Daar hebben we ons behoorlijk op verkeken,’ geeft Keith toe. ‘Zonne-energie is spotgoedkoop geworden.’
Als we later die avond onze Kona inpluggen, zien we op het display dat het laden bijna zes uur gaat duren. We besluiten de wagen ’s nachts te laten staan en lopen in de gruizige wind naar het dichtstbijzijnde motel, anderhalve kilometer verderop.
Het idee van de fameuze roadtrip begon ooit met een weddenschap. In 1903, nog voordat er snelwegen en pompstations bestonden, zette een uitbater van een privéclub in Californië̈ er vijftig dollar op in dat het arts Horatio Jackson niet zou lukken om met een auto naar de oostkust van de VS te rijden. Vier dagen later vertrok Jackson samen met een monteur in een Winton met een 20pk-motor. Ze namen ook een buldog mee, Bud, die een stofbril op kreeg om het zand uit zijn ogen te houden. Ze jakkerden over onverharde wegen door de bergen, spetterden door beken, lieten zich bij motorpech door paarden voorttrekken en moesten soms dagen wachten tot er per trein reserveonderdelen werden bezorgd. Na 63 dagen kwam Jackson eindelijk aan in New York, als eerste automobilist die de Verenigde Staten had doorkruist.
Inmiddels is de roadtrip diep verankerd in de Amerikaanse ziel. Guttenfelder en ik hebben de reis allebei al vaker gemaakt.
Maar tijdens deze elektrische roadtrip moeten we onze verwachtingen aanpassen. Opladen duurt tussen een uur en een etmaal, afhankelijk van het type accu en lader. Afgezien van de 750 exclusieve superchargers van Tesla zijn er amper snellaadpunten in de VS, tegenover bijna 150.000 tankstations voor benzinerijders. Daartegenover staat dat je de meeste elektrische auto’s gewoon ’s nachts thuis kunt opladen.
Na Mojave zoeven we over zoutvlakten en rijden we even later de nauwe Panamint Valley binnen. Bij ideale omstandigheden heeft onze Kona een bereik van 415 kilometer. Maar de steile hellingen en de airconditioning vreten extra stroom, waardoor we – niet voor het laatst – behoorlijk last krijgen van accustress. Uiteindelijk bereiken we Death Valley zonder problemen, waar we een chic hotel vinden mét oplaadpunt.
Het aansluiten van personen- en vrachtwagens op het net is een belangrijke stap in de wereldwijde uitfasering van fossiele brandstoffen. Dat zal de vraag naar stroom de komende decennia natuurlijk sterk opdrijven. Voorheen zou de markt daarop hebben gereageerd met de bouw van meer steenkoolcentrales, maar dat is verleden tijd. Want de stroom die het nieuwe 8minute Solar Energyproject aan Los Angeles levert, om maar wat te noemen, kost nog geen twee dollarcent per kilowattuur – een stuk goedkoper dan steenkool.
Op een avond komen we Russell Benally tegen als hij bij zijn paard gaat kijken op een heuvel even buiten LeChee (Arizona), een klein dorp in de buurt van Lake Powell waar inheemse Navajo wonen. In de verte steekt het silhouet van de Navajo Generating Station, de grootste steenkoolcentrale ten westen van de Mississippi, af tegen de ondergaande zon.
De 45 jaar oude centrale – die genoeg stroom opwekte om twee miljoen huishoudens van energie te voorzien – is gesloten omdat steenkool niet langer kan concurreren met goedkoop gas en groene energie. Door de sluiting zijn honderden mensen hun baan kwijtgeraakt, vrijwel allemaal inheemse Amerikanen, onder hen Navajo en Hopi. Hoewel ze de centrale niet beheerden, ontvingen ze wel miljoenen dollars aan pacht en een deel van de opbrengst, geld dat ze niet zomaar ergens anders vandaan kunnen halen. Anderzijds was de centrale een grote vervuiler die jaarlijks minimaal veertien miljoen ton CO2 uitstootte, terwijl veel omwonenden er niet van profiteerden. ‘Veel mensen hier hebben niet eens elektriciteit,’ zegt Benally, een gepensioneerd loodgieter en zelf een Navajo.
Hij neemt ons mee naar huis, waar we kennismaken met zijn vrouw Sharon Yazzie. Om de sluiting van de centrale is ze niet rouwig, zegt ze. ‘Het was toch vooral de buitenwereld die er profijt van had.’
Het opdoeken van de kolencentrale past in een trend die niet meer lijkt te keren. Sinds 2010 zijn er in de VS al meer dan vijfhonderd kolencentrales gesloten. In 2019 bereikte het kolenverbruik er het laagste niveau in veertig jaar tijd, en in april werd er voor het eerst meer elektriciteit opgewekt uit hernieuwbare bronnen dan uit steenkool. In China en India worden nog wel nieuwe steenkoolcentrales gebouwd, maar ook daar lijkt verandering op til. Veel Chinese centrales zijn nog maar sporadisch operationeel, en in India kwamen er in 2018 meer duurzame energiebronnen bij dan kolencentrales.
In de dagen erna slingeren we in een grote S-bocht door toekomst en verleden, die ongemakkelijk naast elkaar bestaan. We rijden het zuiden van Utah binnen en banen ons een weg door het verlaten terraslandschap van Grand Staircase-Escalante, een monumentaal natuurgebied dat als laatste plek op het Amerikaanse vasteland ten zuiden van Alaska in kaart werd gebracht. Na een lange stop bij een trage oplaadpaal in Boulder, een gehucht met 240 inwoners, rijden we door naar Colorado.
Bij het National Renewable Energy Laboratory (NREL) aan de rand van Denver zien we hoe onderzoeker David Moore met een kwastje een laag vloeistof aanbrengt op een glasplaatje ter grootte van een bankpas, dat daardoor verandert in een mini-zonnecel. In de vloeistof zitten opgeloste perovskieten, halfgeleidende kristallen die uitstekend geschikt zijn om zonlicht op te vangen. Sommige experts verwachten dat zonne-energie hierdoor straks spotgoedkoop en overal voorhanden zal zijn.
‘Ik zou niet weten waarom ik dit goedje straks niet op een stenen muur kan smeren. Of eigenlijk op alles waar de zon op schijnt,’ zegt Moore. ‘Het dak van een auto, kleding, een rugzak...’ Hij ziet al voor zich dat er straks zonnecellen op flinterdun materiaal worden geperst, waardoor een snelle, grootschalige productie mogelijk wordt. Maar in de industrie heerst vooralsnog scepsis. Een doorbraak in het lab betekent nog geen revolutie in de echte wereld.
Toch zullen er tussen nu en 2070 nog de nodige doorbraken volgen. De grote vraag is alleen hoe snel de gevestigde partijen afscheid willen nemen van de oude technologieën.
Op een druilerige ochtend zien we ten zuidoosten van Lubbock een vrachtwagen met een windturbine op de oplegger. Het gevaarte is net als wij over de Texaanse prairies naar Sage Draw gereden, waar een windmolenpark van 16.500 hectare wordt aangelegd. Met een bouwhelm op banjeren we naar een groot stalen vlechtwerk dat straks de turbine overeind moet houden. Het is een van de 120 exemplaren die hier samen 338 megawatt moeten gaan opwekken.
De staat Texas hoeft tegenwoordig nog maar vier landen voor zich te dulden die meer windenergie opwekken. Het staatsparlement had de nutsbedrijven opgedragen miljarden dollars te investeren in het elektriciteitsnetwerk, zodat steden in het oosten van Texas, zoals Dallas, hun stroom konden betrekken uit de windparken in het onstuimige westen. Het werd een doorslaand succes. In 2017 werd een kwart van alle windenergie in de VS opgewekt in Texas.
Maar tegelijk bood fracking, een efficiënte manier om schaliegas en -olie uit de grond te halen, de kans om in het westen van Texas en New Mexico een van de lucratiefste olievelden ter wereld te exploiteren. Alleen al het overtollige aardgas dat de oliemaatschappijen affakkelen of laten ontsnappen door gebrek aan capaciteit is dagelijks zo’n 22,5 miljoen kubieke meter, evenveel als het verbruik in de hele staat Washington.
In Sage Draw slaan de wind- en de olie-industrie de handen ineen. Oliemaatschappij ExxonMobil is van plan de oliewinning in het Permian Basin de komende vier jaar met tachtig procent te vergroten. Omdat er stroom voor nodig is, wil ExxonMobil het grootste deel van de elektriciteit die wordt opgewekt in Sage Draw en een nabijgelegen zonnepark afnemen. Dat leidt tot een paradoxale situatie. In Texas wordt schone energie gebruikt om fossiele brandstof uit de bodem te halen – terwijl het die juist overbodig zou moeten maken.
Natuurlijk rijden de meeste mensen nog in benzineauto’s. Tijdens onze roadtrip merken we dat veel mensen dat graag zo zouden houden. In Tucumcari (New Mexico) is bij het Blue Swallow Motel een klein oplaadpunt neergezet bij een oude benzinepomp. Als wij komen aanrijden, blijkt iemand die pontificaal te hebben geblokkeerd met zijn pick-uptruck.
In Kansas zien we een vrachtwagen die een reusachtige windmolenwiek vervoert worstelen met een bocht, waardoor hij het verkeer ophoudt.
Als er een kleine verkeersopstopping ontstaat, maakt een boze bestuurder van een pick-up zich los uit de stoet, keert en laat vervolgens met opzet een flinke wolk zwarte rook uit zijn uitlaat ontsnappen. ‘Rolling coal’ heet dat, ook wel bekend als ‘Priuspesten’.
En toch is er wel degelijk een mentaliteitsverandering in gang gezet. De meeste Amerikanen doen enthousiast mee aan de energietransitie zodra die in hun voordeel uitwerkt. In gokhoofdstad Las Vegas, met zijn lichten zijn neonreclames, verbaas ik me over zo veel energieverspilling. Maar de staat Nevada heeft wel een wet aangenomen waarin is vastgelegd dat in 2030 de helft van alle energie duurzaam moet worden opgewekt.
In Colorado hadden we staan praten met Kevin Li, een softwareontwikkelaar die zijn Tesla Model 3 aan het opladen was. Toen ik vroeg of hij vanwege de klimaatverandering had besloten een elektrische auto aan te schaffen, keek Li me verbaasd aan. Ik herhaalde mijn vraag: had hij een elektrische auto gekocht omdat hij zich zorgen maakte over de opwarming van de aarde? ‘Absoluut niet,’ antwoordde hij. Maar waarom dan wel?’ ‘Vanwege de snelheid,’ lachte hij. ‘Hij gaat gewoon snoeihard.’
In het westen van Kansas brengen we een dag door in Greensburg, een boerendorp met nog geen achthonderd inwoners. In 2007 werd ruim negentig procent van het dorp verwoest door een tornado. Toen de schade moest worden hersteld, stelde iemand voor om Greensburg te verduurzamen zodat het zijn groene naam eer aan zou doen. Voormalig burgemeester Bob Dixson vond dat maar een vreemd hippie-idee.
Maar inmiddels kijkt Dixson er anders tegenaan, vertelt hij. Nu ziet hij kansen om de waarden van zijn voorouders weer in ere te herstellen. Zij reden rond op de prairies van Kansas en bouwden windmolens om water uit de bodem te pompen, woonden in plaggenhutten – ecohuizen met groendaken avant la lettre – en koelden hun voedsel door het in kuilen te bewaren. De nieuwe school van Greensburg draait op zonne-energie en bodemwarmte, en veel herbouwde huizen maken gebruik van windenergie. Greensburg is nu honderd procent fossielvrij.
Als ik me installeer in mijn hotelkamer in Des Moines (Iowa) krijg ik bericht van Guttenfelder. De volgende dag spreekt op twee uur rijden hiervandaan een onverwachte gast: de Zweedse klimaatactiviste Greta Thunberg. Ook zij reist in een Tesla door het land, alleen in omgekeerde richting.
Bij aankomst in Iowa City blijken er al duizenden mensen te zijn toegestroomd. Thunberg voegt zich op het podium bij een groep lokale klimaatspijbelaars. ‘De wereldleiders blijven zich gedragen als kinderen, maar iemand moet de volwassene zijn,’ zegt ze. Het publiek joelt.
Thunberg is per zeilschip naar de VS gekomen. Met één vliegreis jaag je nota bene al meer CO2 de atmosfeer in dan sommige mensen in een heel jaar. Nu de ongerustheid over het klimaat al even hard groeit als het vliegverkeer, zijn er steeds meer mensen die het vliegen afzweren. Ook met Guttenfelder bespreek ik de rol die fossiele brandstoffen spelen in onze levens.
Eerder tijdens onze roadtrip ben ik tussentijds naar huis gevlogen om de elfde verjaardag van mijn dochter te vieren. Ik voelde me schuldig omdat ik daarmee de planeet voor haar een stukje minder leefbaar maakte, en ik vond het een frustrerend idee te moeten kiezen tussen haar verjaardag en haar toekomst. Toch moeten we toewerken naar een situatie waarin mensen zonder CO2-schaamte kunnen reizen. Bij NREL in Denver doen ze onderzoek naar biobrandstof voor vliegtuigen, gewonnen uit algen en etensresten. In december is in Canada met succes het eerste commerciële elektrische vliegtuig getest.
In Iowa draaien overal windturbines tussen het graan, die door belastingvoordelen een mooie bijverdienste vormen voor de boeren. Iowa is na Kansas de staat met het grootste aandeel duurzame energie van het land. In Newton, een stadje met vijftienduizend inwoners, worden de turbines gebouwd in een oude wasmachinefabriek. In Montpelier, een paar uur verderop, produceert het Zweedse staalbedrijf SSAB onderdelen voor windmolens. De benodigde hitte wordt niet opgewekt met de verbranding van steenkolen, zoals in de meeste staalfabrieken, maar met elektrische boogovens. Over twee jaar worden die alleen nog aangedreven door groene stroom, zegt Chuck Schmitt van SSAB Americas. Een staalfabriek in het hart van de VS die met windenergie onderdelen maakt voor windmolens – een kleine revolutie.
Als student aan het befaamde Massachusetts Institute of Technology (MIT) hing Robert Scaringe (37) zijn was in zijn kamer te drogen en deed hij wel meer ‘tijdrovende en ingewikkelde’ dingen om zijn CO2-voetafdruk te beperken. Maar hij realiseerde dat het hem nooit zo lukken om mensen alle moderne gemakken te laten afzweren. ‘Dat vinden ze veel te veel gedoe,’ zegt hij. Nu is hij eigenaar van Rivian, een start-up die elektrische auto’s bouwt en dit jaar nog een SUV en een pick-up op de markt wil brengen. Een enorme order heeft hij al binnengesleept: de komende tien jaar levert hij honderdduizend elektrische vrachtwagens aan Amazon.
Wat geldt voor groene energie, geldt ook voor elektrisch rijden: de ontwikkelingen gaan snel, maar niet snel genoeg. Wereldwijd rijden er nu
vijf miljoen elektrische wagens rond, een toename van bijna twee miljoen in één jaar tijd. Maar dat aantal valt in het niet bij het totaal van 1,5 miljard auto’s en vrachtwagens op de aardbol. Stekkerauto’s vormen slechts twee procent van de Amerikaanse markt.
Tesla is niet de enige fabrikant die het imago van elektrisch rijden probeert op te vijzelen. Ford heeft een elektrische Mustang gepresenteerd en Harley-Davidson komt met een elektrische motor, maar de meeste autobezitters rijden nog altijd liever in een benzine slurpende SUV. Daarvan zijn er wereldwijd inmiddels meer dan tweehonderd miljoen – dat zijn er zes keer zo veel als in 2010. En juist die markt wil Scaringe veroveren.
In de fabriek van Rivian in Plymouth in de staat Michigan, het hart van de Amerikaanse auto-industrie, zien we medewerkers rondzoeven op skateboards. Scaringe richt zich met zijn merk vooral op de actieve buitenmens. Samen met een aantal partners wil hij snellaadstations bouwen op plekken waar weinig verkeer komt, ‘buiten de gebaande paden’. Zoals tieners zich geen leven meer kunnen voorstellen zonder sociale media, zo verwacht Scaringe dat zijn eigen kinderen later geen wereld kennen ‘zonder een oplaadpunt op elke straathoek’.
Het laatste deel van onze trip is aangebroken. Onderweg naar het eindpunt in Washington, D.C., gaan we in Ohio langs bij First Solar, de grootste zonnepanelenfabrikant van de VS. In Pennsylvania passeren we de kerncentrale van Three Mile Island. Veertig jaar na het beruchte ongeluk waarbij de eerste reactor moest worden gesloten, is onlangs ook de tweede dichtgegaan vanwege de hoge kosten. Sinds 2013 zijn er nog zeven andere Amerikaanse kerncentrales opgedoekt, en de komende vijf jaar zullen er nog evenzoveel volgen. Veel van de CO2-vrije stroom van deze centrales zal worden vervangen door elektriciteit uit CO2-rijk aardgas. Het debat over de toekomst van kernenergie is complex en steeds meer ideologisch gekleurd.
Datzelfde geldt voor het debat over klimaatverandering, dat sterk politiek gepolariseerd is geraakt. Maar politiek of niet, overheden van elk niveau zullen moeten meewerken aan de transitie naar schone energie. Kan een verdeeld volk uit zijn schaduw stappen om een nijpend probleem op te lossen?
Een paar dagen voordat we aan onze reis begonnen sprak ik iemand die de ambitie had om president te worden. Op de middag dat CNN een klimaatdebat had georganiseerd voor Democratische kandidaten, was ik naar de staatshoofdstad Olympia gereden voor een interview met Jay Inslee, de gouverneur van de staat Washington. Inslee had een hele reeks plannen uitgewerkt, van een landelijk vergroeningsfonds voor energiebedrijven tot verplicht klimaatneutraal bouwen. Maar hij had zijn campagne bij gebrek aan steun moeten staken.
Toch lijkt hij allerminst uit het veld geslagen wanneer hij vertelt waartoe de Amerikanen met de nodige wilskracht in staat zijn. In 1940 had het Amerikaanse leger aan autofabrikanten gevraagd een lichtgewicht verkenningsvoertuig te ontwerpen. Vijf jaar later, aan het eind van de Tweede Wereldoorlog, waren er bijna 645.000 jeeps van de band gerold.
‘We zitten in een film waarvan we niet weten hoe die afloopt,’ zei Inslee. ‘Maar we kunnen zelf zorgen voor een happy end.’
Een maand na ons vertrek uit Santa Monica kom ik met Guttenfelder aan in Washington, D.C. In het National Museum of American History zie ik Horatio Jacksons rode Winton staan – compleet met een pop van buldog Bud en zijn stofbril.
Amper een kwarteeuw na Jacksons historische prestatie was de auto niet meer weg te denken uit het leven van de Amerikanen. Ten tijde van de aanleg van Route 66 in 1930 reden er al 23 miljoen auto’s rond in de VS. Ruim de helft van de huishoudens bezat er een, ongetwijfeld ook mensen die zo’n ding eerder nog ‘devil wagon’ hadden genoemd.
Eenmaal overtuigd van de noodzaak, kunnen mensen zich snel aanpassen. Zo kan het ook nu weer gaan. En als dat gebeurt, zijn de zwarte roetwolken van de Priuspesters in 2070 allang verwaaid in de wind.
Craig Welch is Geographic-redacteur en schrijft al 25 jaar over milieukwesties. David Guttenfelder fotografeert vaker voor het Magazine; onlangs droeg hij bij aan een verhaal over pijn (1-2020).
Dit verhaal verscheen in de april 2020 editie van National Geographic Magazine.