Dit artikel verscheen in de derde editie van National Geographic Traveler 2021.

Een bekentenis: ik ben al eens in Linne geweest. Een paar minuten nadat ik een pijl op de landkaart heb gegooid, dringt het tot me door. Ongeveer twintig jaar geleden moet het zijn geweest. Ik was net begonnen aan mijn eerste baan bij dagblad De Limburger en schreef een serie over bijzondere gebouwen in Limburg. Een daarvan staat in Linne: een kasteeltje waar de vermogende familie die er woonde me uitgebreid rondleidde. Verder herinner ik me eigenlijk weinig van het dorp.

Ik besef meteen hoe anders ik de wereld toen bekeek. Minder bewust. Mooie kans dus om nu, jaren later, Linne en omgeving echt in me op te nemen. Ook dat is reizen; teruggaan naar een plek uit het verleden is niet alleen interessant omdat de locatie is veranderd, je bent ook zelf een ander mens.

Na aankomst op station Roermond vervolg ik mijn weg naar Linne per fiets. Na een halfuur op de pedalen heb ik mijn bestemming bereikt en neem ik plaats op een muurtje midden in het dorp op de Nieuwe Markt. Het is er nogal stil: elke paar minuten een auto en elk halfuur tuft een bus met lijnnummer 67 of 68 voorbij. Wanneer ik zie dat Cafetaria Linne de deuren opent, vind ik het tijd voor een frietje zoervleisj (zuurvlees), een gerecht dat elke zichzelf respecterende Limburgse cafetaria op de kaart heeft staan. Het belendende Chinese restaurant wordt ook door haar familie gerund, vertelt snackbareigenaar Emi. Aan de overkant is Patrick ondertussen begonnen met het schilderen van de kozijnen van zijn kroeg De Tramhalte. ‘Je moet iets nu we niet open mogen zijn,’ zegt hij gelaten. Ooit reed hier een tram door het dorp, vertelt hij. ‘En vroeger waren er zestien kroegen. Zaten allemaal vol. Niet slecht voor een dorp met amper vierduizend inwoners.’

Kasteel Heysterumin Linne
Kasteel Heysterum in Linne.
Peter Kessels

Kastelen en kerken

Na koetjes en kalfjes met Patrick fiets ik richting de Maas, de allesbepalende rivier voor dit gebied. De komende dagen wil ik alle tien de dorpskernen van de gemeente Maasgouw bezoeken.

Onderweg naar de Maas stuit ik op Heysterum, het kasteel dat ik twintig jaar eerder bezocht. De hekken voor het pand uit 1798 zijn dicht, maar bij de deurbel staat nog altijd dezelfde familienaam. Geen gehoor. En dus google ik naar informatie over de staat van het domein. De eigenaar en zijn vrouw blijken jaren geleden te zijn overleden. Het kasteel ging daarna van hand tot hand, maar omdat de oorspronkelijke koopster nooit helemaal over de brug kwam, nam de zoon des huizes toch weer zijn intrek, zo lees ik.

Zijn naam en nummer vind ik makkelijk, en niet lang daarna heb ik Ignace aan de lijn. Ja, hij is in het kasteel, en leuk dat ik twintig jaar geleden hier al eens ben geweest, maar hij heeft niet zoveel trek in een bezoekje vandaag. ‘Elke dag bellen zo veel mensen aan om te mogen komen kijken.’

Buurman Hans Dohmen staat me wel uitgebreid te woord. Hij harkt een stukje aan van zijn gigantische tuin, die onder de rook van twee enorme torens van de Clauscentrale ligt, de elektriciteitscentrale in het naastgelegen Maasbracht. Vanaf deze plek is duidelijk te zien dat de dorpskern van Linne iets hoger ligt dan deze weide, die tot aan de Maas reikt. ‘Komt omdat dit gebied hier is ingetekend om te mogen overstromen als de Maas hoog staat. Officieel zou dat eens in de honderd jaar gebeuren. Maar gezien de klimaatverandering vermoed ik eerder dat het eens in de vijftig jaar wordt. Toen ik het pand net had gekocht, stond alles hier al onder water.’ Is dat niet onrustig, vraag ik hem: wonen in zo’n risicogebied? ‘Ach, kijk eens wat ik ervoor terugkrijg.’ Turend over het weiland, met de Maas aan de horizon, kan ik hem niet helemaal ongelijk geven.

De Munsterkerk inRoermond
De Munsterkerk in Roermond.
GETTY IMAGES

Een paar minuten later fiets ik over de honderd jaar oude sluis bij Linne, een plek waar soms meer dan tweeënhalf miljoen liter water per seconde doorheen stroomt, zo lees ik op een informatiebordje. Weer een flashback: ik tikte ooit een stukje voor de krant over een lichaam dat hier was aangespoeld. Goh. Zichtbaar vanaf de sluis ontvouwen zich verschillende Maasplassen, die zijn ontstaan door het ontginnen van grind. Ze tekenen dit gebied.

Eenmaal de Maas overgestoken via de sluis, fiets ik Heel binnen, een van de andere negen dorpjes van de gemeente Maasgouw. Ik fiets drie rondjes door het dorp. Chateau Heel ligt er mistroostig bij. Dichtgetimmerde ramen en een afgebladderd spandoek dat verklapt dat er plannen zijn voor het enorme kasteel en klooster, maar dat er niet echt vaart achter zit. Verder fietsen dan maar. Naar het Natuurhuisje een eindje buiten Heel, waar ik overnacht. Eigenaar Corn  verwelkomt me op de parkeerplaats van het door groen omgeven vakantiepark waar het huisje staat. De ene kant van het park is gereserveerd voor stacaravans, de andere kant is bebouwd met vakantievilla’s. ‘De meeste bezoekers komen voor het outletcenter in Roermond,’ bekent Corne. ‘Voorheen soms zelfs helemaal vanuit China.’ Het failliet van het kapitalisme, noteer ik in een interne memo: de halve wereld over vliegen om spullen te kopen die hoogstwaarschijnlijk vlak bij huis zijn gefabriceerd.

Tegenslag

De volgende ochtend sta ik op met dikke betraande ogen, een kriebel in mijn keel en veel meer snot dan me lief is. Wat nu? Ik kan niet met goed fatsoen met mensen praten zo. En los van de vraag of ik nu corona heb of niet: ik voel me belabberd. De GGD-testlocatie in Roermond is de hele dag bezet, zie ik. Een sneltestplek op een fabrieksterrein in het noordelijkste puntje van Roermond niet. Met zware benen trap ik er naartoe, vijftien kilometer tegen de wind in. Op de koop toe passeer ik Beegden, het derde Maasgouwdorpje op mijn lijst. Even later wacht ik op het Munsterplein in Roermond op de uitslag. Negatief, mailen de sneltesters, wat ik vier met een kop koffie op het plein. Ik tuur naar de Munsterkerk, het bouwwerk dat is gerestaureerd door de fameuze Roermondse architect Pierre Cuypers (1827-1921), die ook tekende voor het Centraal Station en het Rijksmuseum in Amsterdam. De Munsterkerk was een van zijn eerste grote klussen, waarna hij volop aan de slag ging met andere kerken in de regio. Jammer dat ik vanwege de coronasluiting niet op bezoek kan bij het Cuypershuis even verderop, concludeer ik als ik erlangs fiets, weer terug richting de Maas.

Het standbeeld vanarchitect Pierre Cuypersin Roermond
Het standbeeld van architect Pierre Cuypers in Roermond.
Petra Lenssen

Het Binnenvaartmuseum in Maasbracht is tot mijn spijt eveneens gesloten. Dit dorp is een belangrijk knooppunt voor binnenvaart op de Maas. Normaal gesproken barst het er van de toeristen, vertelt Iwan van den Ende, eigenaar van twee boten die in andere tijden dagtochtjes op de Maasplassen verzorgen. Hij is aan het schilderen geslagen nu zijn bedrijf noodgedwongen is gesloten. Trots laat Iwan zijn boten zien, die hij af en toe komt aanzwengelen om te voorkomen dat de motoren verpieteren door het stilstaan. Vanaf de boot zie ik Da Vinci liggen, het sterrenrestaurant dat wordt bestierd door Margot Reuten, de enige vrouwelijke sterrenchef van Nederland. Eigenlijk wilde ik er die avond een afhaalmenu oppikken, maar ik voel aan dat dat er niet inzit. Te verkouden. Ik zou toch niks proeven.

Tegen beter weten in steek ik weer fietsend de Maas over, waarna ik langs Wessem scheer (dorp nummer vijf ) en even stop in het ‘witte stadje’ Thorn, waar ik poffertjes eet en klets met een Rotterdams echtpaar dat op weg terug is naar huis na een weekje Maastricht. ‘Thorn stond altijd al op mijn lijstje,’ vertelt de vrouw. Niet onterecht zie ik, wandelend door het stadje dat ooit een ministaatje was, gerund door vrouwen van adel. Ook hier een kerk gerestaureerd door Cuypers. Het is misschien wel een van de mooiste plaatsjes in Limburg. Toch vind ik er even mijn Waterloo. Ik moet denken aan de biografie over de 18de-eeuwse ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt, die ik aan het lezen ben. Ondanks eindeloze tegenslagen ploeterde hij verder door de woestenij van Zuid-Amerika. Opgeven was er voor hem niet bij. Maar wat is nu wijsheid, vraag ik me fietsend door Panheel (dorp nummer zeven) onderweg naar mijn Natuurhuisje af: wat is gevoel, en wat is verstand? Doorgaan, maar op halve kracht? Of een andere keer terugkomen?

Een gerechtje vanrestaurant Da Vinci
Een gerechtje van restaurant Da Vinci.
Da Vinci

De laatste etappe

Een week later ben ik, min of meer snotvrij, blij dat ik voor de laatste optie heb gekozen. Vol goede moed parkeer ik vlak buiten Stevensweert (dorp nummer acht) voordat ik me op de Historische Wandelroute van het stervormige, wederom pittoreske vestingstadje begeef.

In Stevensweert is het een stadhuis dat van de hand van Cuypers komt. En ook hier is de invloed van de Maas onmiskenbaar groot. Ik wandel verder richting Oh  en Laak (negen en tien), oftewel ‘Ohio Lake’, zoals een studiegenoot die ervandaan kwam de dorpen noemde. De Maas dient hier als grens tussen Nederland en België. Ik zie ze lopen die Belgen, op nog geen vijftig meter aan de andere kant van de rivier. Corona maakt de grens harder dan hij in jaren is geweest. Misschien lijkt de overkant van het water daarom zo ver weg.

Thorn het witte stadje
Thorn, het ‘witte stadje’.
GETTY IMAGES

Tijd om mijn voornemen van een week eerder te verzilveren en het eten van restaurant Da Vinci te proeven. Nu de zaak geen klanten mag ontvangen, heeft Margot Reuten zich bekwaamd in afhaalmenu’s. Al is het maar als pleister op de wonde. Ze vertelt over de asperges in het menu. ‘De beste van heel Nederland. Omdat we hier ontzettend rijke kleigrond hebben.’ Of ik een keer terugkom als de zaak weer open is, vraagt ze. Dat beloof ik, maar ik verorber het menu dit keer op een plek die altijd een reis waard is: thuis.

Dit artikel verscheen in de derde editie van National Geographic Traveler 2021.