Op 14 april 1908 doet spoorwegmedewerker Zacharias Lewala in het zuiden van de Namibwoestijn een ontdekking van grote waarde: hij vindt een diamant. Op dat moment heeft hij nog geen idee dat de vondst een ware diamantkoorts zal ontketenen.
Het nieuws gaat als een lopend vuurtje rond: in korte tijd trekken talloze mijnwerkers en gelukszoekers naar de woestijn in de hoop een fortuin te vinden in het zand. Het middelpunt van de winning wordt Kolmanskop, een Duitse nederzetting – Namibië is op dat moment een Duitse kolonie – die op tien kilometer van de kust uit de grond wordt gestampt.
De opkomst en neergang van Kolmanskop
Aanvankelijk gaat het Kolmanskop voor de wind. Het stadje groeit snel en er komen talloze voorzieningen, waaronder een ziekenhuis, een school, een theater, een casino en zelfs een ijsfabriek. Maar het succes blijkt van korte duur. Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog is het gros van de diamanten rondom Kolmanskop gedolven en trekken de eerste mijnwerkers verder.
Kolmanskop, een spookdorp in de duinen
In de jaren die volgen, doet de natuur haar werk. Steeds meer diamantzoekers verlaten Kolmanskop en de uitgestorven straten en gebouwen worden langzaam overgenomen door het zand. Ironisch genoeg brengt juist het zand weer een nieuwe stroom mensen naar Kolmanskop: toeristen.
Bekijk hieronder wat zij vandaag de dag zoal kunnen aantreffen in Kolmanskop.