Miljarden jaren bleef een kleine maan die in een baan rond de ijsreus Neptunus draaide, verborgen tussen het vage schijnsel van de sterren. Maar nu heeft deze minuscule wereld een naam gekregen en beginnen wetenschappers zijn gewelddadige verleden te ontcijferen.

“Hij was gewoon ongelooflijk moeilijk om op te sporen,” zegt Mark Showalter van het SETI Institute, die de maan in 2013 voor het eerst spotte en het hemellichaam vorige week in het tijdschrift Nature wetenschappelijk heeft beschreven. Met deze nieuwste maan komt het totale aantal bekende metgezellen van Neptunus op veertien. Showalter is ook duiker en noemde het maantje Hippocampus, naar het mythologische wezen waarnaar ook het geslacht van een van zijn favoriete zeedieren is genoemd: de zeepaardjes.

“Toen het tijd werd een naam uit de Griekse en Romeinse mythologie over de zee te kiezen, dacht ik meteen: ‘Oké, dat is niet zo moeilijk.” zegt hij.

Veel moeilijker was het vinden van de piepkleine maan zelf. Het rotsachtige object bevindt zich op relatief korte afstand van Neptunus en is met een doorsnede van een kleine 34 kilometer ongeveer zo groot als de afstand tussen Dover en Calais. Voor het opsporen van het maantje moesten foto’s van de ruimtetelescoop Hubble gedurende meerdere jaren nauwgezet worden doorgespit.

“Je vindt deze kleine manen alleen maar omdat kerels als Mark Showalter hebben uitgedokterd hoe ze de laatste restjes fotonen uit die opnamen kunnen persen,” zegt Heidi Hammel van de American Universities Research Association.

Toevallige maneschijn

Showalter was niet per se op zoek naar nieuwe manen, maar stuitte bij toeval op het kleine hemellichaam nadat hij een nieuwe manier had ontwikkeld om zeer vage structuren rond Neptunus te identificeren. In 2004, 2005 en 2009 richtten hij en zijn collega’s de Hubble-telescoop op de planeet, in de hoop een goed zicht te krijgen op de bizarre gebogen ringfragmenten die rond de grote blauwe planeet hangen. Omdat die bogen zo vaag zijn, stapelde het team meerdere Hubble-opnamen met lange belichtingstijden op elkaar, waardoor de lichtgevoeligheid van de ruimtetelescoop werd verhoogd.

Toen besloot Showalter de nieuwe techniek te gebruiken voor het opsporen van manen.

In deze compositiefoto samengesteld uit opnamen van de ruimtetelescopen Hubble en Chandra is het ringstelsel AM 0644741 te zien ook wel de LindsayShapley Ring genoemd

Een voor een spotte hij de reeds bekende manen die op korte afstand rond Neptunus draaien: Proteus, Thalassa, Galatea, Despina, Larissa, en Naiade, een maantje dat voor het laatst was gefotografeerd tijdens het bezoek van de ruimtesonde Voyager 2in 1989. Maar tussen deze verre werelden was nog een verstekeling te zien: een vaag vlekje licht dat zich gedroeg als een maan, behalve dat het nog nooit eerder was waargenomen.

Nadat Showalter de verplaatsing van het lichtpuntje had gevolgd, kwamen hij en zijn collega’s tot de slotsom dat ze een echte maan hadden gespot, en niet een foutje in de opnameapparatuur; op basis van de helderheid en gegevens van een eerdere observatiecampagne in 2016 konden ze de omvang van het maantje schatten. En, waar lijkt het op?

“De waarheid is dat het niet meer dan een puntje is,” zegt Showalter.

Gewelddadig kometenverleden

Vreemd genoeg ligt de omloopbaan van Hippocampus vlak naast die van Proteus, de grootste van Neptunus’ nabije manen. De afstand tussen de beide banen bedraagt niet meer dan 12.000 kilometer, en dat is zó weinig dat het onwaarschijnlijk is dat Hippocampus bij toeval in die omloopbaan terecht is gekomen.

Showalter denkt dat het maantje ontstond nadat een komeet op Proteus was ingeslagen en het puin van die inslag in een baan rond Neptunus werd geslingerd. Uiteindelijk klonterden deze overblijfselen samen tot een nieuw maantje. Als dat scenario klopt, dan is de geboorte van Hippocampus waarschijnlijk vereeuwigd in een reusachtige krater op Proteus, genaamd Pharos.

Maar het was niet de enige gewelddadige ontmoeting in het verleden van Hippocampus. Het is mogelijk dat de maan daarna nog meerdere keren door kometen is verbrijzeld, waarbij het materiaal van het hemellichaam als in een kosmische blender door elkaar werd gehusseld en een doorzichtige ring van puin vormde. (Lees ook hoe regen uit de ringen van Saturnus werd gedetecteerd).

“Het maantje bevindt zich op een afstand van Neptunus die voor rondcirkelend puin groot genoeg is om uiteindelijk weer tot een maan samen te klonteren,” zegt Showalter. “Veel van de nabije manen rond Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus zijn in hun verleden waarschijnlijk meerdere keren door kometen verbrijzeld.”

Maar wie een gedetailleerd verhaal over Hippocampus en andere objecten aan de rand van het zichtbare zonnestelsel wil vertellen, heeft een instrument nodig dat veel scherper kan zien dan Hubble – of een ruimtevaartuig dat ernaartoe kan worden gestuurd.

“Je kunt deze manen met de Hubble vinden,” zegt Hammel. “Maar je bereikt niet het niveau waarop je de details van de geologie en de scheikunde van deze hemellichamen aan de rand van het zonnestelsel kunt verklaren.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com