Vorig jaar december werd een geheim programma van de Amerikaanse overheid openbaar gemaakt dat onverklaarbare fenomenen in het luchtruim – oftewel UFO’s – moest bestuderen. Verrassend genoeg werd het programma bijna gelijktijdig in The New York Times en Politico beschreven.

Het project van het Pentagon, genaamd ‘Advanced Aviation Threat Identification Program’ (‘Programma ter identificatie van bedreigingen door geavanceerde vliegtuigen’), werd volgens de media in 2007 opgezet om onderzoek te doen naar onverklaarbare fenomenen in het luchtruim waarbij ogenschijnlijk gebruik werd gemaakt van nieuwe vormen van aandrijving, stationaire vlucht of andere geavanceerde technologieën. Naar verluidt is er een eindrapport van 490 pagina’s opgesteld, maar dat is niet openbaar gemaakt.

Sommigen denken nu misschien dat alleen al het bestaan van zo’n rapport bevestigt dat de aarde door buitenaardse wezens wordt bezocht, maar dat is geen logische conclusie. De waarheid is dat onverklaarbare waarnemingen zeker nader onderzoek vereisen, zolang dat maar op wetenschappelijke wijze wordt gedaan. Dit project is bij lange na niet de eerste zoektocht naar tekenen van intelligent leven door de Amerikaanse overheid – zonder enig resultaat overigens.

Tot de programma’s die ruim een halve eeuw geleden werden opgezet of ook nu nog worden voortgezet, behoren pogingen om bizarre waarnemingen en buitenissige objecten te onderzoeken, de nachthemel af te speuren op tekenen van buitenaardse radiosignalen en het ontwikkelen van instrumenten die in staat zijn sporen van leven op verre werelden te detecteren.

Het feit dat de overheid bereid is bepaalde bedragen uit te geven aan vermeend wetenschappelijk onderzoek naar UFO’s – vooral wanneer het de nationale veiligheid betreft – is zeker geen verrassing, zegt Seth Shostak, een van de meest ervaren speurders naar buitenaards leven van het SETI Institute.

“De federale overheid is altijd al in UFO’s geïnteresseerd geweest, al vanaf de beruchte gevallen van de late jaren veertig – je weet wel, Roswell en dergelijke,” zegt Shostak. “De reden voor deze interesse werd vooral ingegeven door de zorg dat vreemde fenomenen die in het luchtruim werden waargenomen weleens nieuwe Sovjettechnologieën – en tegenwoordig Russische of Chinese vliegtuigen – zouden kunnen zijn.”

“Maar zelfs wanneer je denkt dat die interesse een bredere achtergrond had, namelijk dat de regering echt wilde weten of ons planeetje werd bezocht door buitenaardse wezens, is het niet verwonderlijk dat ze een bescheiden bedrag hebben uitgegeven om die mogelijkheid te onderzoeken.” Volgens Shostak gelooft ongeveer een derde van de Amerikaanse bevolking dat enkele van deze onverklaarbare fenomenen toegeschreven moeten worden aan buitenaardse bezoekers.

Een groter probleem is volgens Shostak dat het geld dat voor het Pentagon-programma werd besteed, grotendeels naar een bedrijf ging dat is opgericht door Robert Bigelow, een luchtvaartmiljardair wiens bedrijf opblaasbare ruimtemodules ontwerpt. Bigelow gelooft al jaren dat we door buitenaards leven worden bezocht en het programma, dat in een periode van vijf jaar 22 miljoen dollar kostte, werd opgezet na gesprekken tussen de miljardair en de toenmalige senator voor Nevada, Harry Reid. (Het is niet duidelijk of het project na zijn stopzetting in 2012 al dan niet in een andere hoedanigheid is voortgezet).

Ook in de meer recente verhalen over UFO’s zijn fraaie staaltjes van curieuze informatie te vinden, waaronder het gerucht dat er in de fabrieken van Bigelow buitenaardse legeringen worden bewaard, en een video van een UFO die door twee Amerikaanse marinepiloten zou zijn waargenomen.

Maar het meeste dat over de bevindingen van het programma openbaar is gemaakt, is afkomstig van insiders die met de pers hebben gepraat. Zo beweert Harry Reid dat er plausibele aanwijzingen zijn die nader onderzoek rechtvaardigen, maar over de details blijft hij net zo ongrijpbaar als het buitenaardse leven waarnaar wordt gezocht.

“Objectieve beschrijvingen van welk fenomeen dan ook moeten worden onderbouwd met overtuigende bewijzen, en ondanks tientallen jaren van rapporten over verschillende UFO’s en ontvoeringen hebben we zulke bewijzen nog niet gevonden,” zegt Andrew Siemion, directeur van het Berkeley SETI Research Center. “Bovendien, met behulp van een breed scala van telescopen en technieken wijden astronomen hun leven aan het observeren van de hemel, en wij hebben nog nooit een foto van een onverklaarbaar ruimteschip kunnen maken.”

Hieronder volgen eerdere en lopende projecten die tot doel hadden of hebben om uit te zoeken of er buitenaards leven bestaat en of we door buitenaardse beschavingen zijn bezocht – te beginnen in de hoogtijdagen van dit soort onderzoek, halverwege de vorige eeuw.

1947: Roswell (Project ‘MOGUL’)

Het onderzoek na het incident in Roswell is ongetwijfeld de grootvader van alle navolgende UFO-onderzoekingen en samenzweringstheorieën in de VS. Het gebeuren wordt door sommigen omschreven als een rampzalige crash van een buitenaards ruimteschip in de woestijn van New Mexico, waarna de Amerikaanse overheid naar verluidt een ruimtevaartuig (en verschillende buitenaardse wezens) wist te bergen. In 1994 gaf de Amerikaanse luchtmacht een rapport vrij over brokstukken die afkomstig waren van een “destijds ultrageheim ballonvaartproject genaamd MOGUL, bedoeld om in de atmosfeer te zoeken naar bewijzen voor kernproeven door de Sovjet-Unie.”

1948-1952: Projecten ‘Sign’ en ‘Grudge’

Met deze projecten deed de Amerikaanse luchtmacht onderzoek naar vliegende schotels en berichten over andere onverklaarbare waarnemingen. Ze werden ingegeven door de Koude Oorlog en door de waarneming in 1947 van negen “schotelvormige objecten” boven de staat Washington. Volgens de CIA “vonden GRUDGE-functionarissen geen bewijs voor UFO-waarnemingen van geavanceerde buitenlandse wapensystemen of -projecten en concludeerden zij dat de Amerikaanse nationale veiligheid niet door UFO’s werd bedreigd. Ze kwamen tot de aanbeveling het project in omvang te beperken, omdat alleen al het bestaan van officiële interesse van de zijde van de luchtmacht het publiek zou aanmoedigen in UFO’s te geloven en zou bijdragen aan een sfeer van ‘oorlogshysterie.’

Luchtfoto van het Pentagon
Luchtfoto van het Pentagon.
Bill Clark, CQ Roll Call, Getty Images

1952-1969: Project ‘Blue Book’

In navolging van de twee eerdere projecten was ‘Blue Book’ het tot dan toe langstlopende en meest uitputtende onderzoek naar onverklaarbare fenomenen in het luchtruim. Van de 12.618 waarnemingen die werden onderzocht, werden de meeste ingeschat als vliegtuigen (waaronder U2-spionagevliegtuigen op testvluchten) en als natuurfenomenen die verkeerd waren geïnterpreteerd; 701 gevallen bleven onverklaard. Het rapport concludeerde dat “geen enkele UFO die is gemeld, onderzocht en door de Amerikaanse luchtmacht geanalyseerd, enige aanwijzing voor een bedreiging van onze nationale veiligheid heeft opgeleverd; er zijn geen bewijzen aan de luchtmacht overlegd of door de luchtmacht ontdekt waaruit zou blijken dat waarnemingen die als ‘ongeïdentificeerd’ worden geclassificeerd, aanwijzingen zouden zijn voor technologische ontwikkelingen of principes die buiten de reikwijdte van de huidige wetenschappelijke kennis vallen; er zijn geen bewijzen gevonden die erop duiden dat waarnemingen die als ‘ongeïdentificeerd’ worden geclassificeerd, buitenlandse voertuigen zijn.”

1960: Project ‘Ozma’

Dit project werd met tweeduizend dollar gefinancierd door de National Science Foundation, een federale instelling die in 1950 werd opgericht, en was het eerste wetenschappelijke onderzoek naar tekenen van buitenaardse radiosignalen. Met behulp van een telescoop van het Green Bank Observatory luisterde astronoom Frank Drake (inderdaad, de vader van de verslaggever) naar radiosignalen van planeten die mogelijk in banen om de sterren Tau Ceti en Epsilon Eridani draaiden, maar de radioscans leverden niets op.

1966-1968: UFO-project van de University of Colorado / Condon Committee

Dit door de Amerikaanse luchtmacht gefinancierde project mondde in 1968 uit in het Condon Report, waarin werd geconcludeerd dat er geen overtuigend bewijs voor buitenaardse betrokkenheid bij UFO’s was. In het rapport staat de aanbeveling om het Project Blue Book en alle andere UFO-onderzoeken stop te zetten. Het rapport was voor de American Association for the Advancement of Science aanleiding om een bijeenkomst over het onderwerp te organiseren, waaruit weer het boek UFOs: A Scientific Debate van Carl Sagan en Thornton Page voortkwam.

Jaren zeventig en tachtig: CIA-onderzoeken naar paranormale en psychische fenomenen

In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw deed de CIA onderzoek naar een hele reeks fenomenen die met UFO-waarnemingen in verband werden gebracht, waaronder paranormale en psychische ervaringen. Volgens het CIA-rapport Role in the Study of UFOs, 1947-90 (A Die-Hard Issue) keken “CIA-functionarissen ook naar de UFO-kwestie, om te kunnen vaststellen wat UFO-waarnemingen ons kunnen vertellen over de voortgang van het raketonderzoek in de Sovjet-Unie en om de aspecten ervan die betrekking hebben op de contraspionage te kunnen beoordelen.”

1976-1993: SETI/HRMS

Dit was de eerste en enige keer dat de zoektocht naar buitenaardse intelligentie (‘SETI’ in de Engelse afkorting) in het NASA-budget werd opgenomen. In deze periode werd twaalf miljoen dollar per jaar uitgegeven aan onderzoek met de radioantennes van Arecibo en Goldstone. Rond 1990 werd het SETI-programma van de overheid – dat zetelde in het Ames Research Center van de NASA – omgedoopt tot High Resolution Microwave Survey, om te voorkomen dat het werd stopgezet. Senator Richard Bryan van Nevada beëindigde het project desalniettemin in 1993, kort nadat de feitelijke observaties waren begonnen.

Jaren negentig tot heden: NASA’s Astrobiology Institute

Het in 1998 opgezette NASA Astrobiology Institute is een van meerdere projecten binnen de ruimtevaartorganisatie die bedoeld zijn om te kijken naar de mogelijkheid van buitenaards leven in het universum. Onder zijn auspiciën bestuderen wetenschappers momenteel de vraag of er ooit leven op Mars heeft bestaan, of er organismen zouden kunnen leven in de bevroren omhulsels van de manen Europa en Enceladus en of we in staat zullen zijn buitenaards leven daadwerkelijk te herkennen als we het zouden zien.

Nu en verder

Tot de lopende projecten die afhankelijk zijn van financiering door de federale overheid behoren de ontwikkeling van instrumenten waarmee we niet alleen in staat zullen zijn exoplaneten maar ook hun eventuele biosfeer te detecteren, en projecten waarin wordt gekeken naar organismen en omgevingen op aarde die vergeleken kunnen worden met buitenaardse milieus.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com op 19 december 2017.