Opnieuw is gebleken dat plasticafval tot in alle uithoeken van de wereldzeeën is doorgedrongen. Tijdens een duik naar de bodem van de Marianentrog waarbij naar verluidt een diepte van 10.926 meter werd bereikt, heeft zakenman Victor Vescovo uit Dallas naar eigen zeggen een plastic zak aangetroffen. Het is de derde keer dat plasticafval is gevonden in de diepste gedeelten van de oceaan die tot nu toe zijn onderzocht.

Vescovo ondernam zijn duik op 28 april, als onderdeel van de expeditie ‘Five Deeps’, die hem naar de diepste punten van de vijf oceanen op aarde moet brengen. Tijdens zijn vier uur durende verblijf op de bodem van de Marianentrog observeerde Vescovo meerdere zeedieren – waaronder mogelijk één nieuwe soort – maar ook de plastic zak en snoepwikkels.

Weinig mensen zijn tot een zo grote diepte weten door te dringen. In 1960 waren de Zwitserse ingenieur Jacques Piccard en de Amerikaanse marineluitenant Don Walsh de eersten. National Geographic-onderzoeker en filmregisseur James Cameron dook in 2012 naar de bodem van de trog. Tijdens die duik bereikte Cameron een diepte van 10.907 meter, negentien meter minder dan de diepte die Vescovo zegt te hebben bereikt.

Diep plastic

In een onderzoek dat in oktober 2018 verscheen, werd het stuk plasticafval beschreven dat tot nu toe op de grootste diepte is geobserveerd: een doodgewone plastic zak die op 10.972 meter in de Marianentrog werd aangetroffen. Wetenschappers vonden het plastic toen ze de beelden van de Deep-Sea Debris Database doorspitten, een verzameling foto’s en video’s die in de afgelopen dertig jaar bij in totaal 5010 duiken zijn gemaakt.

Van alle herkenbare stukken afval die in de database zijn opgenomen, vormen plastic zakken het grootste gedeelte van het plasticafval. Ander afval was van materialen als rubber, metaal, hout en textiel.

Maar liefst 89 procent van het plastic dat in het onderzoek werd geteld, was wegwerpplastic dat voor eenmalig gebruik was bestemd, zoals een plastic waterfles of wegwerpbestek.

De Marianentrog is niet een duistere, levenloze diepte maar telt talloze bewoners. Vanaf het onderzoeksschip Okeanos Explorer van de NOAA werden de diepten van dit gebied in 2016 verkend, waarbij diverse levensvormen werden geobserveerd, waaronder soorten koraal, kwallen en inktvissen. Uit een studie die in 2018 verscheen, bleek dat in zeventien procent van de beelden uit de database waarop plastic was te zien, een of andere vorm van interactie tussen dat plastic en het zeeleven kon worden waargenomen, zoals dieren die in het afval verstrikt waren geraakt.

Waar kwam dit plastic vandaan?

Wegwerpplastic wordt vrijwel overal ter wereld gevonden. Eenmaal in de vrije natuur zal het honderden jaren of meer duren voordat dit materiaal is afgebroken. In sommige gebieden van de Marianentrog is de dichtheid van alle soorten vervuiling hoger dan in enkele van de zwaarst vervuilde rivieren van China, zo bleek uit een studie die in februari 2017 verscheen. De auteurs van dat onderzoek opperden dat de chemische vervuilers in de trog het gevolg zou kunnen zijn van de afbraak van plasticproducten hogerop in de waterkolom.

Hoewel plastic vaak direct in zee terechtkomt, bijvoorbeeld wanneer het van een strand waait of van schepen wordt gedumpt, bleek uit een studie die in 2017 werd gepubliceerd dat verreweg het meeste plasticafval naar zee wordt vervoerd via tien rivieren die door enkele van de dichtstbevolkte regio’s ter wereld lopen.

Ook afgedankt vistuig is een belangrijke bron van plasticvervuiling, zoals wordt onderstreept in een studie uit maart 2018. Daaruit bleek dat het grootste gedeelte van de ‘plasticsoep’ binnen de Noord-Pacifische Werveling tussen Hawaï en Californië, een gebied van drijvend afval ter grootte van de staat Texas, uit afgedankt vistuig bestaat.

Hoewel de wereldzeeën natuurlijk veel meer plastic bevatten dan één enkel plastic zakje, is dit doodgewone voorwerp nu uitgegroeid van een metafoor voor achteloosheid tot een symbool van de diepgaande invloed van de mens op de aarde.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com