Ik ben momenteel in het zuiden van Montana, en wilder dan hier kan "the Wild West" niet worden. Deze staat is, samen met Idaho en Wyoming, het hart van Amerika, waar het nog heel gewoon is om met cowboyhoed en -laarzen over straat te gaan.

Op de ranch waar ik verblijf, op zo'n 30 kilometer van Yellowstone, 's werelds eerste nationaal park, werken drie wranglers, de mensen die de paarden verzorgen en trainen en paardrijtochten begeleiden.

Wat me heeft geraakt, toen ik deze lui onmoette, was hoe jong ze waren. Warren, een stoere cowboy die nog nooit een computer heeft aangeraakt en e-mail maar onzin vindt, is 23. Quinn en haar vriend Andrew, een knap stel, zijn respectievelijk 18 en 19.

Alledrie werken van eind mei tot oktober op de ranch. De rest van het jaar, als de winter dit tot een van Amerika's koudste gebieden maakt, schuift Warren sneeuw, en gaan Andrew (op foto met lasso) en Quinn naar college.

Quinn is een uitstekende ruiter, ze doet mee aan rodeo's en bezit zelf twee paarden. Als ik haar ernaar vraag, zegt ze: "Dit is geen passie meer, dit is mijn lifestyle. Ik kan niet zonder mijn paarden, paardrijden zit in mijn bloed. Ooit heb ik mijn eigen ranch."

Warren werkt al sinds hij op zijn 15de school verliet en maakte als tiener dagen van 12 uur op een dairy farm. Zijn handen zien er verweerd uit, zijn knie werd ooit vermorzeld door een koe, en hij oogt als een cowboy zoals we die uit westernfilms kennen. Ik vraag hem waar hij zichzelf ziet over 20 jaar. 'I'll probably be dead.'

Ik ben in het land van de cowboys, waar de inwoners trots zijn op de star-spangled banner, waar het geloof een bindende rol speelt en waar tijdens een rodeo militairen en veteranen een staande ovatie krijgen. Amerika's traditionele normen en waarden -- die stoelen op hard werken, God en familie -- kregen hier vorm.

Het is ontroerend te zien hoe deze jonge wranglers het cowboybestaan omarmen en uitdragen. Ze vormen het bewijs dat het wilde Westen geen mythe is. Het bestaat echt.