‘Kijk uit waar je loopt,’ zegt de vrouw die naast mij naar boven klimt. ‘Er zitten hier schorpioenen en slangen.’ ‘Weet ik,’ mompel ik, ‘we zijn in L.A.’ We klauteren tegen een rotsige heuvel op. De bodem vertoont scheuren en het lage struikgewas is geblakerd door de zon. Ik zoek houvast met mijn handen, boven ons cirkelt een roofvogel.
We zitten al een flink eind boven Los Angeles. We beklimmen Mount Lee om het beroemde ‘Hollywood Sign’ van dichtbij te bekijken, het symbool van deze metropool. Als New Yorker heb ik me stiekem altijd een beetje verheven gevoeld boven de inwoners van Los Angeles. In New York val je samen met wat je hebt bereikt. Maar in L.A. wordt iemands identiteit afgemeten aan veel meer kenmerken. In deze stad draait het om het verwezenlijken van dromen. De initialen L.A. zijn synoniem geworden met glamour en image, zonnebrillen en succes. En zoals iedereen weet, kunnen dromen in een oogwenk vervliegen of uiteenspatten. Hier zouden ze zomaar eens kunnen uitkomen.
Dat overkwam mij in 1983, toen ik als jonge acteur naar het westen trok om me voor te bereiden op mijn eerste film, Class. Ik sliep in het legendarische Chateau Marmont in Hollywood en kon mijn geluk niet op. Voor een gewild acteur bestaat er geen bedwelmender plek op aarde dan L.A. Je succes – of het gebrek daaraan – is er tastbaar. Ik zal nooit die ene keer vergeten dat ik in een verlengde limousine werd opgehaald voor een screentest en na afloop van de auditie (die ik had verknald) met de bus terug moest naar het hotel.
En toch, hoe cynisch en neerbuigend ik de afgelopen decennia ook heb gedaan over Los Angeles, ik kom er nog regelmatig – de stad blijft lokken en weet me altijd weer te inspireren. Zo ben ik ook nu weer in de stad, waar ik nieuwe plannen voel opborrelen en tegelijkertijd voortdurend word overvallen door herinneringen aan vroeger die zich – ondanks het zonnige weer – op onverwachte momenten aan me opdringen.
Het lijkt me wel passend mijn bezoek te beginnen met een klim naar het bekendste symbool van L.A. dat aan de basis lijkt te staan van de toekomstdromen van zovelen. De wereldberoemde letters die samen het woord Hollywood vormen, staan daar sinds1923. Het was oorspronkelijk een billboard van projectontwikkelaar (en krantenmagnaat) Harry Chandler. Hij probeerde een dorre en rotsachtige lap grond aan de man te brengen die hij Hollywoodland had genoemd. In de jaren veertig, toen er reparaties aan het bord werden uitgevoerd, zijn de laatste vier letters verwijderd – en de rest is geschiedenis.
‘Als je in deze stad je dromen najaagt,’ zegt Diana Wright, inwoonster van L.A., ‘is het fijn om nu en dan omhoog te kijken naar dit bord. Deze letters symboliseren alles waar L.A. voor staat, en dat kun je maar van weinig andere zaken zeggen.’ Wright werkt voor het reclamebureau dat het bord beheert en ik ben hier met haar toestemming – het gebied is normaal gesproken verboden terrein. Vanaf deze hoogte is goed te zien hoe ver de stad zich in alle richtingen uitspreidt. Op een heuvel in het oosten herken ik de koepel van het Griffith Observatory. Daar verwierf James Dean in 1955, bij de opnamen van Rebel without a Cause, onsterfelijke roem tijdens een vechtscène met een jonge Dennis Hopper. En op die plek leunde ik, toen ik voor het eerst in L.A. was, op een avond tegen de auto van een bevriende (en eveneens werkloze) acteur. We dronken bier en keken uit over de zee van fonkelende lichtjes die samen deze stad vormen. Hij stelde zichzelf die avond een doel en ik herinner me nog precies wat hij zei: ‘In al die huizen daar beneden,’ zei hij, ‘zal iedereen op een dag mijn naam kennen.’ Ik koesterde niet zulke grote aspiraties, laat staan dat ik ze had durven uitspreken.
Van dichtbij is het bord werkelijk enorm. De uit golfplaat opgetrokken letters zijn bijna vijftien meter hoog. Ze worden overeind gehouden door metalen steunen. Het geheel oogt onverwoestbaar. En toch, als er niet tot tweemaal toe uit onverwachte hoek financiële hulp was geboden, dan waren er op deze heuvel misschien wel huizen gebouwd.
De weldoener in kwestie vertelt, ontspannen achteroverleunend in een leren bank in de sfeervol verlichte bibliotheek van zijn Playboy Mansion in Holmby Hills, waarom hij dat deed. ‘Het is onze Eiffeltoren. Maar eigenlijk is het nog veel meer dan dat. Het Hollywood Sign vertegenwoordigt de dromen waarvan de rest van de wereld ook graag geniet. Het heeft geen politieke lading, het is de American Dream zelf.’ Hugh Hefner, de oprichter van Playboy, zit er met zijn 84 jaar nog kwiek bij – in een roodzijden pyjama. Hij laat een stilte vallen. ‘Ik kom oorspronkelijkuit Chicago, maar ik vond in L.A. pas echt mijn draai. Ik was een dromer en was romantisch ingesteld,’ zegt hij en haalt lichtjes zijn schouders op. ‘Er was geen enkele plek waar ik liever wilde zijn. Het is mijn shangri-la.’ En ineens vraag ik me af of hij het heeft over Los Angeles of over het weelderige thuis dat deze selfmade man hier voor zichzelf heeft gecreëerd. Hefner koestert de dromen die hij in L.A. heeft verwezenlijkt, maar de stad is volop in beweging en verandert in hoog tempo.
‘Ik woon hier nu tien jaar, en in die tijd is de stad compleet veranderd,’ zegt de uit Texas afkomstige consulent Wendy Smith. We zitten aan een tafeltje in The Tasting Kitchen, een eettentjeaan de Abbot Kinney Boulevard in Venice, vlak bij zee. Nu is het een van de hippere buurten van L.A., waar vrouwen zich met een matje onder hun arm naar yogales haasten, maar nog niet zo lang geleden werden de straten hier onveilig gemaakt door bendes.
‘Het draait in Los Angeles nog altijd om entertainment,’ vervolgt Smith, ‘en de inwoners zelf zijn erg gericht op uiterlijk vertoon. Ontwerpers van mode en design doen het hier goed en ook de financiële dienstverlening is een bloeiende bedrijfstak. Sommige wijken staan bol van het talent.’
Het centrum van de stad, waar je vroeger je leven ’s nachts niet veilig was wegens de vele schietpartijen, is dankzij de kunstscene compleet veranderd. Ik zou het nu zonder aarzeling de meest trendy wijk van L.A. durven noemen. ‘Het centrum is één grote rolodex van kunstenaars,’ vertelt multimediakunstenaar Andre Miripolsky. ‘Het ultieme doel is downtown om te vormen tot een bruisend stadscentrum. De afgelopen jaren zijn andere wijken zich steeds meer aan het centrum gaan optrekken. Het gaat nergens echt goed, behalve daar.’ Miripolsky woont en werkt al vijftien jaar in een loft in een voormalige brouwerij. Ik kwam daar vroeger ook wel en herinner me een paar sombere nachten en watvage types, maar hij heeft de mogelijkheden van deze locatie ten volle benut – en vele andere kunstenaars met hem.
Wanneer ik in de wirwar van verkeersknooppunten eindelijk heb ontdekt welke afslag ik moet nemen, zet ik koers naar de Grote Oceaan. Los Angeles is berucht om zijn files en toch vindik autorijden hier nooit een straf. Misschien heeft dat te maken met de Amerikaanse zegswijze dat ‘there’s nothing that a hundred bucks and a full tank of gas won’t fix’. Elke keer wanneer ik de motor start, heb ik het gevoel dat er zich tijdens de rit zomaar eens een mooie kans zou kunnen aandienen.
Terwijl ik op de Santa Monica Freeway met het dak open en de radio aan de zon achterna rijd, moet ik ineens denken aan het auto-ongeluk dat ik op deze weg ooit heb gehad. Waar ik ook kom in L.A., op de gekste plekken doemen er geesten uit het verleden op. Als ik hier woonde, dan zouden de minder prettige herinneringen allang ondergesneeuwd zijn door alledaagse gebeurtenissen. Maar aangezien ik de westkust slechts af en toe bezoek, blijven straten en gebouwen die me anders niet meer zouden opvallen voor mij verbonden met vroeger dagen.
Zo kan ik nooit langs het Beverly Hills Hotel rijden zonder terug te denken aan de borrels die ik er dronk met een belangrijke Italiaanse filmproducent. En telkens als ik een onooglijk zijstraatje van Olympic Boulevard passeer, herinner ik me het piramidespel waar ik me in had laten kletsen door iemand die ik vertrouwde. De aanblik van een restaurant op Sunset Boulevard brengt herinneringen naar boven aan een regisseur die me in mijn jonge jaren stevig aanpakte. Ja, ik heb hier veel levenservaring opgedaan, heb de stad goed leren kennen en voel me er nog altijd mee verbonden. Een gevoel dat ik eigenlijk best wat meer zou mogen koesteren.
Gelukkig is niet mijn gehele verleden hier zo beladen. Voor het overgrote deel heb ik dierbare herinneringen aan plaatsen en gebeurtenissen die mij – op heel bescheiden wijze – verbinden aan de cinematografische geschiedenis van de stad. Zo denk ik altijd met plezier aan L.A.’s oudste restaurant dat al sinds 1919 een trouwe schare klanten naar Hollywood trekt. Ik ga daar minstens één keer eten als ik in de stad ben. Wie rond lunchtijd op Hollywood Boulevard over de sterren van John Barrymore en Gene Autry heen stapt en bij Musso & Frank Grill naar binnen gaat, ziet obers in rode smokings met bladen vol martini’s en karbonades tussen de met rood leer beklede zithoeken door snellen.
‘Ze aten hier allemaal,’ vertelt maitre d’ Manuel Felix, een keurige heer in een grijs pak met een dasspeld van Felix the Cat. ‘Susan Hayward – whoa!’ roept hij uit en slaat met zijn vingers in de lucht alsof hij net een hete pan heeft beetgepakt.
Ik vraag meneer Felix hoe lang hij al hoofdkelner is bij Musso & Frank’s. Hij kijkt me aan. ‘Dat was ik al voordat jij geboren was.’ Dan glimlacht hij. ‘Maar we gaan met onze tijd mee, hoor. We hebben inmiddels elektrisch licht, een vriezer en airconditioning. En natuurlijk de nieuwe zaal.’ De nieuwe zaal? Ik kijk hem nietbegrijpend aan. Sinds ik hier 25 jaar geleden voor het eerst binnenkwam is er helemaal niets veranderd. Zelfs het menu is volgens mij altijd hetzelfde gebleven. ‘De zaal waar jij zojuist hebt gegeten – die hebben we in 1955 toegevoegd.’
Het is een hele geruststelling dat er in deze woelige wereld in elk geval één plek is waar alles bij het oude blijft: Musso’s. Ik ga naar buiten, de felle zon in. De hitte waaiert in golfjes boven het cement. Er staat geen zuchtje wind. Ik weet waar ik heen moet.
Een jaar of zes geleden heb ik iets ontdekt dat de locals allang wisten: als je onder de San Diego Freeway door rijdt, passeer je de onzichtbare grens naar de Westside. Nergens in deze uitgestrekte metropool voel ik me meer senang dan daar, in de nabijheid van de Grote Oceaan. Ik ben wel eens op Venice Beach geweest, op de Santa Monica Pier en in Malibu, maar pas nadat ik een tijdje in Santa Monica Canyon had rondgedwaald, voelde ik de stadse drukte van me afvallen.
‘Ik ken mensen die nooit ten oosten van de 405 Freeway komen,’ zegt Genevieve Mow, die in Santa Monica woont. Dat begrijp ik best. Frisse zeelucht, het strand onder handbereik, goede restaurants en de gezellige sfeer van een woonwijk: zo heerlijk kan het leven in L.A. zijn.
Aan zee rijgen de dagen zich in alle gemoedelijkheid aaneen. Op een ochtend kuier ik na een yogales vlak na zonsopkomst over Second Street in Santa Monica. Er worden kramen en tafeltjes klaargezet voor de boerenmarkt die hier twee maal per week gehouden wordt. Ik koop versgeperste jus d’orange en zie hoe de mensen (het moeten de gezondste en zo te zien ook de gelukkigste Amerikanen zijn) hier leven. Ze kopen verse groenten en nemen de tijd voor een praatje met een bekende. Ik loop een paar blokken door tot ik bij het strand kom. Op een hoge rotswand boven de Grote Oceaan geniet ik, zoals ik al zo vaak heb gedaan, van het weidse uitzicht. Ik drink het laatste sinaasappelsap op, ga zitten op een bankje en merk hoezeer ik me verbonden voel met mijn omgeving. Ik hef mijn gezicht op naar de zon.
En dan komt er ineens een gedachte in me op, het lijkt wel of hij vanuit zee komt aanwaaien. Ik heb het waarschijnlijk altijd wel geweten, maar nu pas dringt het echt tot me door. Los Angeles, en alles waar die stad voor mij voor staat, is van groot belang geweest voor mijn persoonlijke ontwikkeling, ook al heb ik altijd geroepen dat het niet zo was. Hoe zou mijn leven zijn verlopen als L.A. er niet was geweest? Hier heb ik de kans gekregen mijn stoutste dromen waar te maken.
Er borrelen plannen in me op en als ik die in gedachten tot een goed einde heb gebracht, dienen zich meteen weer nieuwe mogelijkheden aan. Hier, uitkijkend over zee, lijken al mijn doelen binnen handbereik. Maar ja, wat wil je ook, ik ben tenslotte in L.A., de stad van dromers.