De media speelden in de Vietnamoorlog een nooit eerder vertoonde rol. De oorlog woedde in de jaren zestig en zeventig, toen de massamedia in het westen tot ongekende bloei kwamen. De televisie bracht de oorlog dagelijks in de huiskamers, tijdschriften hadden journalisten ter plekke die indringende foto’s van het oorlogsgeweld naar hun redactie telegrafeerden.

De gruwelijke oorlogsbeelden wakkerden de weerzin tegen de oorlog aan. De in de jaren zestig ontkiemende jeugdbeweging zag in de gruwelen van de Vietnamoorlog een voorbeeld van de verdorvenheid van de westerse cultuur, die in den vreemde een barbaarse oorlog tegen een onschuldig volk streed. De voorstanders van de oorlog zagen de Amerikaanse betrokkenheid in Vietnam als onderdeel van de wereldwijde strijd tegen het communisme.

Het anti-oorlogsactivisme nam gaandeweg steeds heftiger vormen aan. In tal van steden en op universiteiten in de Verenigde Staten en Europa werd er tegen de oorlog gedemonstreerd. In Nederland bijvoorbeeld leidde de leuze van protesterende burgers ‘Johnson moordenaar’ tot politieke onrust wegens de vermeende belediging van een bevriend staatshoofd.

Uit de enorme stroom beelden uit Vietnam die de wereld overspoelde, zijn een paar foto’s overgebleven die de dramatiek van de Vietnamoorlog blijvend symboliseren. Ze staan tijdgenoten vaak nog op het netvlies gebrand. Een viertal voorbeelden.

This is an image
John Olson, HH

1. De slag om Hué

Een tank met gewonde Amerikaanse mariniers, gefotografeerd door de jonge dienstplichtig soldaat John Olson. De foto werd gemaakt tijdens de Slag om Hué, februari 1968, en verscheen op 8 maart in het gerenommeerde Amerikaanse fotomagazine Life. De aanval was onderdeel van het Tet-offensief van Noord-Vietnamese troepen en de Vietcong. Zij voerden tijdens het bestand ter gelegenheid van het Vietnamese nieuwjaar een brutale verassingsaanval uit op Amerikaanse en Zuid-Vietnamese doelen. Een daarvan was de strategisch gelegen keizersstad Hué. Het Amerikaanse leger was terughoudend met het inzetten van zware wapens in deze cultureel zo belangrijke stad, maar toen de manschappen in bloedige straatgevechten verstrikt raakten, werd er harder ingegrepen. Het duurde tot 24 februari voordat de Zuid-Vietnamezen en de Amerikanen de stad na zware verliezen weer in handen hadden.

John Olson versloeg de gevechten voor het legerblad Stars & Stripes. In februari 1969 publiceerde Life zijn serie, waarbij deze foto, die over twee pagina’s werd afgebeeld, de aandacht trok. Olson kreeg er in 1968 de prestigieuze Robert Capa Gold Medal voor, vanwege de ‘superlative photography, requiring courage and enterprise abroad’. Na zijn dienstplicht werd Olson op 21-jarige leeftijd staffotograaf bij Life en keerde als oorlogsverslaggever terug naar Vietnam. ‘In de twee jaar dat ik daar was, kende ik geen angst. De opwinding, de adrenaline, de sensatie. Op een dag zei ik: nu is het genoeg, het is tijd om eruit te gaan. Een van de fouten die velen van ons hebben gemaakt, is dat ze niet in staat waren er uit te breken.’

Olsons foto van de gewonde Amerikaanse militairen doet denken aan de klassieke oorlogstaferelen van Goya of het monumentale werk van Eugène Delacroix of Théodore Géricault. De angst en verslagenheid van de militairen staan symbool voor de machteloosheid die het Amerikaanse leger in de eerste dagen van het Tet-offensief leek te treffen. Terwijl het dacht aan de winnende hand te zijn, daagden de communisten ’s werelds grootste wereldmacht uit, waarbij Vietcongstrijders zelfs voor korte tijd de binnenplaats van de Amerikaanse ambassade in Saigon wisten te bezetten. Het Tet-offensief, dat vooral aan de kant van de communisten uiteindelijk een enorme tol eiste, liep uit een militaire nederlaag van de Vietcong, maar was een morele overwinning. Het geweld wakkerde de anti-oorlogsgevoelens in het westen aan, president Lyndon B. Johnson besloot een halt toe te roepen aan de uitbreiding van de troepeninzet in Zuidoost-Azië. De oorlog die niet te winnen was, sleepte zich voort tot 1975.

This is an image
Eddie Adams, HH

2. Executie in Saigon

De gruwelijke willekeur van de oorlog komt in deze foto van een standrechtelijke executie in Saigon sterk naar voren (1 februari 1968). Tijdens de hectische dagen van het Tet-offensief schiet het hoofd van de Zuid-Vietnamese politie, luitenant-kolonel Nguyen Ngoc Loan, een geboeide Vietcong-strijder van dichtbij dood. Loan verdedigde zich voor de executie met de mededeling dat de gevangene kapitein van een terroristengroep was die de familie van een van zijn ondercommandanten had uitgemoord. NBC-cameraman Vo Suu, die de scène filmde (let op: video bevat schokkende beelden), herinnert zich dat Loan na de executie naar een reporter toeliep en zei: ‘Deze jongens hebben heel wat van onze mensen vermoord, ik denk dat Boeddha mij zal vergeven.’

De foto van Associated Press-fotograaf Eddie Adams wekte in het westen veel ontzetting. De foto bepaalde Loans leven voorgoed. Toen hij drie maanden later bij gevechten zwaar gewond raakte en naar Australië werd geëvacueerd voor medische behandeling, was het verzet tegen zijn persoon daar zo groot dat hij naar een militair hospitaal in Washington werd overgebracht. Na de oorlog week hij uit naar de Verenigde Staten, waar hij in Burke, Virginia, een pizzeria begon. Loan, die door zijn verwondingen een been had verloren, moest de zaak in 1991 sluiten toen de klanten achter zijn identiteit kwamen. Op de toilet hing een briefje met de tekst: ‘We weten wie je bent, klootzak.’ Hij overleed in juli 1998 op 67-jarige leeftijd aan kanker.

Fotograaf Eddie Adams, die in 1968 de World Press Photo en een jaar later de Pulitzerprijs voor de foto won, had later spijt dat hij met zijn beeld de reputatie van Loan had vernietigd. ‘De generaal doodde de Vietcong en ik doodde de generaal met mijn camera,’ schreef hij na diens dood in Time.

This is an image
Nick Út, HH

3. Napalmmeisje

Op 8 juni 1972 voerden de Zuid-Vietnamese strijdkrachten een napalmbombardement uit op Trang Bang, een plaatsje op een half uur rijden van Saigon. Ze vermoedden dat Vietcong-strijders zich in het dorp ophielden. Een van de inwoners die het dorp uitvluchtten, was de 9-jarige Kim Phuc. Ze had zich met andere familieleden in de plaatselijke pagode verscholen en juist daar sloeg de napalmaanval in. Het meisje rende naakt en huilend de weg op, haar kleren waren weggeschroeid en haar huid ernstig verbrand. ‘Te heet, te heet,’ gilde ze. De 21-jarige fotograaf Nick Ut van Associated Press legde het aangrijpende tafereel met zijn Leica vast. Hij trok zich het lot van het zwaar gewonde meisje aan en bracht haar met andere slachtoffers naar een nabijgelegen ziekenhuis, waar ze pas na zijn sterke aandringen bereid waren haar te verzorgen.

‘Te heet, te heet,’ gilde ze.

Dat het meisje naakt was, maakte de foto in die jaren ongeschikt voor publicatie. Maar de bureauchef van AP in Saigon, de beroemde Duitse fotojournalist Horst Faas, zag de grote nieuwswaarde van de opname en besloot deze voor publicatie vrij te geven. De foto werd in de doka bewerkt en uitgesneden. De schaamstreek van het meisje werd opgelicht, om de suggestie van beharing te voorkomen. Op het oorspronkelijke beeld lopen rechts nog militairen. Door die van het beeld te verwijderen, concentreert de foto zich op het weerloze meisje, wat de voorstelling veel krachtiger maakt. De foto werd bekroond met een Pulitzerprijs en was de World Press Photo van 1972.

Kim Phuc overleefde haar derdegraadsbrandwonden na een lange revalidatieperiode, hoewel ze er tot op de dag van vandaag last van heeft. Ze werd voor de Vietnamese autoriteiten een belangrijke martelares van de Vietnamoorlog. Phuc mocht medicijnen gaan studeren en kreeg toestemming daarvoor naar Cuba te reizen. Op haar huwelijksreis naar Moskou maakte het vliegtuig een tussenlanding in Canada, waar ze samen met haar man politiek asiel aanvroeg. Ze zocht contact met de man die haar leven had gered, fotograaf Nick Ut. Tegenwoordig is ze actief in de Kim Phuc Foundation International, een liefdadigheidsorganisatie die zich inzet voor psychische en medische hulp aan kinderen in oorlogsgebieden.

This is an image
Hubert van Es, HH

4. Evacuatie

De foto die de smadelijke nederlaag van de Verenigde Staten in Vietnam onthutsend in beeld brengt, werd gemaakt door een Nederlandse oorlogsfotograaf. De foto van Hubert van Es (1941-2009), die werkte voor het Amerikaanse persbureau UPI, toont de laatste Amerikaanse helikopter die Zuid-Vietnamezen evacueert kort voor de val van Saigon, op 30 april 1975. Deze mensen, die vaak voor de Amerikanen hadden gewerkt, werden met helikopters naar Amerikaanse oorlogsschepen voor de kust van Vietnam geëvacueerd. De helikopter kon normaal acht man vervoeren, maar het werden er tien tot twaalf, veel minder dan het aantal mensen dat op de trap stond te wachten. Hubert van Es schoot de beelden op afstand met een 300 mm telelens. ‘Het was natuurlijk onmogelijk dat al die mensen op het dak een plek in de helikopter konden krijgen,’ vertelt Van Es later. ‘De achterblijvers wachtten uren in de hoop dat er meer helikopters zouden komen. Tevergeefs.’

Hubert van Es zond zijn foto’s per telegraaf naar de fotoredactie van UPI in Tokio. Hij zegt zelf de juiste caption te hebben aangeleverd, maar de foto ging de wereld in als afbeelding van de laatste helikopter op het dak van de Amerikaanse ambassade in Saigon. Dat was onjuist: de helikopter landde op het dak van een appartementencomplex waar de CIA was gevestigd. Van Es daarover: ‘Een van de bekendste beelden van de Vietnamoorlog laat wat anders zien dan iedereen denkt.’

De dag nadat de laatste helikopter Saigon had verlaten, werd de stad ingenomen door het Noord-Vietnamese leger. De Vietnamoorlog was ten einde. Van Es was nog in de stad en schoot wat beelden van de overwinnaars. Hij had op zijn helm de tekst geplakt: ‘Boa Chi Hoa Lan’ (Nederlandse pers). Hij was een van de laatste westerse oorlogscorrespondenten die zich in Saigon bevonden. De volgende dag, op 1 mei, vertrok hij op aandringen van de nieuwe machthebbers met een vrachtvliegtuig naar Vientiane, Laos.

De evacuatie werd ook gefilmd, waarbij de cameraman op hetzelfde punt als Van Es lijkt staan: