In 1872 schreef Charles Darwin dat het ervaren van walging een evolutionair doel zou kunnen dienen. Walging zou een aangeboren en onwillekeurige reflex zijn en zich gedurende de evolutie van onze voorouders hebben ontwikkeld om te voorkomen dat ze bedorven voedsel aten waaraan ze konden sterven. Volgens Darwins hypothese moeten vroege mensen die deze afkeer het sterkst voelden, een grotere overlevingskans hebben gehad en hun genen dus aan latere generaties hebben doorgegeven, terwijl degenen die geregeld nieuwe eetwaren uitprobeerden, uitstierven.
In de jaren daarna werd er in de wetenschap amper aandacht aan de emotie van walging geschonken. Pas in de jaren negentig van de vorige eeuw, een tijd waarin deelnemers aan spelletjesshows vaak met vieze substanties werden geconfronteerd, begon walging meer aandacht te krijgen vanuit de psychologie en de gedragswetenschap. Sindsdien hebben wetenschappers verschillende soorten walging geïdentificeerd en onderzocht hoe ze ons gedrag beïnvloeden.
Uit hun onderzoek blijkt dat Darwin in grote lijnen gelijk had: weerzin of walging is een belangrijk onderdeel van onze ‘gedragsimmuniteit’, het geheel van gedragingen dat wordt beïnvloed door enkele van de oerinstincten die ons lichaam in optimale conditie houden.
“Als we kijken naar het gezondheidseffect blijkt dat walging in verband wordt gebracht met minder besmettingen, dus in de context van ziekte is het een positieve emotie,” zegt Joshua Ackerman, assistent-professor psychologie aan de University of Michigan. In januari berichtten onderzoekers dat mensen met een sterkere aangeboren neiging tot het voelen van walging ook gedurende de COVID-19-pandemic minder vaak ziek werden, waarschijnlijk omdat ze vaker hygiënische handelingen verrichtten, zoals het wassen van de handen.
Lees ook: Als je deze foto vies vindt, heb je waarschijnlijk trypofobie
Maar walging en afkeer zijn veel complexere emoties dan zelfs Darwin zich had kunnen voorstellen. Uit onderzoek blijkt ook dat de dingen die we walgelijk vinden, voortkomen uit een lappendeken van aangeboren reflexen en een grote verscheidenheid aan levenservaringen, die weer afhankelijk zijn van de cultuur en de omgeving waarin we leven. Bij sommige mensen kunnen die gevoelens van afkeer ook te ver gaan, waardoor ze bijvoorbeeld geen gezonde etenswaren nuttigen die rijk zijn aan probiotica.
“Aversie kan een tweesnijdend zwaard zijn, want deze emotie wordt ook in verband gebracht met een afkeer van het onbekende, waaronder voedsel dat we niet kennen maar dat ons wel gezond kan houden en ons immuunsysteem kan versterken,” zegt Ackerman.
Hieronder zetten we de nieuwste inzichten over de beschermende werking van afkeer op een rijtje en geven antwoord op de vraag waarom sommige mensen – vooral kinderen – zich aangetrokken voelen tot viezigheid, op welke manieren de mens deze psychische respons heeft misbruikt om culturele normen af te dwingen en hoe onze aanleg tot afkeer enkele fascinerende voordelen voor onze gezondheid heeft opgeleverd.
De oorsprong van walging
In 2005 waagde een team van antropologen zich aan de rand van het Ecuadoraanse deel van het Amazonegebied in het territorium van de Shuar, een inheemse stam die ooit berucht was om het vervaardigen van gekrompen hoofden, die ze van verslagen vijanden hadden afgehakt. Ze hebben deze praktijk inmiddels achter zich gelaten, en veel indianendorpen verwelkomen nu kooplieden, toeristen en wetenschappers uit de hele wereld die zich interesseren voor hun levenswijze. Een van die wetenschappers was Tara Cepon-Robins, een expert op het gebied van parasieten aan de University of Colorado in Colorado Springs.
Bijna anderhalve eeuw nadat Darwin zijn ideeën over walging had gepubliceerd, onderzocht Cepon-Robins hoe de manier waarop wij ons lichaam tegen ziekten beschermen wordt bepaald door cultuur, omgeving en emoties. Tot dan toe gingen de meeste studies op dit gebied over het fenomeen walging in moderne geïndustrialiseerde samenlevingen. Maar om het evolutionaire doel van walging beter te kunnen begrijpen wilden de onderzoekers het fenomeen ook bestuderen in een omgeving met een veelheid aan ziekteverwekkers en een grote gelijkenis met milieus waarin onze verre voorouders ooit leefden.
Verscholen tussen de mistige pieken van de Andes, woonden sommige vrijwilligers van de Shuar-stam die meededen aan het experiment van Cepon-Robins in traditionele hutten met vloeren van aangestampte modder, terwijl anderen in moderne huizen met betonnen vloeren en metalen daken woonden. Veel van de stamleden leefden van wat ze als jagers, vissers, tuinbouwers en verzamelaars aan voedsel konden bemachtigen. Bij al deze activiteiten kwamen ze in aanraking met mogelijke ziekteverwekkers als rond- en zweepwormen, die in grond leven die is verrijkt met uitwerpselen. Cepon-Robins vroeg de 75 deelnemers aan haar experiment of er dingen waren waarvan ze walgden.
“Ze hadden de grootste aversie tegen zaken als per ongeluk in uitwerpselen stappen en het drinken van chicha, een brouwsel dat wordt bereid door op cassavebladeren te kauwen en het speeksel dan uit te spugen,” vertelt Cepon-Robins. Chicha is een traditioneel en alcoholisch drankje en in de meer afgelegen dorpen van de Shuar een van de belangrijkste manieren om water te drinken. Het was dus niet de chicha zelf die de proefpersonen met afkeer vervulde, maar degene die het drankje ‘bereidde’. “Het drinken van chicha van iemand die ziek was en rotte tanden had, was wat ze walgelijk vonden,” zegt ze.
De onderzoekers namen monsters van het bloed en de ontlasting van de deelnemers en vergeleken de gezondheid van de stamleden met de mate van walging die ze zeiden te voelen. Zoals ze in het vorige februarinummer van het tijdschrift Proceedings of the National Academy of Sciences schreven, troffen ze bij personen die het gevoeligst waren voor het ervaren van aversie ook het kleinste aantal virale en bacteriële infecties aan.
In de onderzochte dorpen konden de deelnemers aan het experiment niet voorkomen dat ze in contact kwamen met zaken waar mensen uit geïndustrialiseerde samenlevingen een afkeer van zouden hebben, zoals modder op de vloer. En hun eigen aversies beschermden de dorpelingen niet tegen grotere parasieten. Maar dankzij hun gevoel van walging wisten ze wel te voorkomen dat ze te vaak in aanraking kwamen met lichaamsvloeistoffen die ziekteverwekkende microben konden bevatten. Voor Cepon-Robins duidde dat erop dat onze voorouders gedurende hun evolutie gevoelens van walging ontwikkelden om zichzelf tegen ziekten te beschermen, precies zoals Darwin had geopperd.
Maar als dat inderdaad zo is, waarom zijn kinderen dan altijd zo enthousiast over vieze dingen als slijm en modder?
Waarom vinden we het lekker om vies te doen?
Uit een wat vreemde wending van het verhaal over Darwins hypothese blijkt dat kinderen dat leuk vinden omdat het hen een evolutionair voordeel oplevert.
We wisten al dat niet alle bacteriën ons ziek maken. In onze darmen en op onze huid werken ontelbare microben eendrachtig samen met ons immuunsysteem om ons lichaam in een gezond evenwicht te houden, ons tegen ziekteverwekkers te beschermen en nog meer positieve dingen te doen. De wetenschap heeft ook aangetoond dat als er sprake is van een zekere mate van contact met viezigheid, bijvoorbeeld wanneer kinderen op de grond spelen of dieren aanhalen, hun immuunsysteem de kans krijgt zich te wapenen en beter in staat zal zijn om ziekteverwekkers te herkennen en te bestrijden.
“Het gaat daarbij niet zozeer om het feit dat ze vies worden, maar dat ze in contact treden met de wereld om hen heen,” zegt Jack Gilbert, professor in de pediatrie aan de University of California in San Diego. Gilbert is dus niet het type dat zijn kinderen met ontsmettende doekjes achterna zit. Hij laat ze in de natuur een boeket van microben opsnuiven, want hij weet dat de robuustheid van hun toekomstige immuunsysteem daarvan afhankelijk is.
“Kinderen die onder de één jaar oud zijn en geregeld in aanraking komen met een hond, lopen dertien procent minder kans om later astma te ontwikkelen,” zegt hij. “En kinderen die op een boerderij met veel dieren en vee opgroeien, lopen zelfs de helft minder kans op het ontwikkelen van dat soort aandoeningen. De blootstelling aan allerlei microben blijkt heel belangrijk te zijn bij het voorkomen van chronische allergieën.”
De kindertijd fungeert dan ook feitelijk als een trainingskamp voor het afweersysteem, althans tot een zekere leeftijd. Uit een ander onderzoek, dat in 2014 werd gepubliceerd, blijkt dat bij de meeste kinderen de walgingsreflex rond de leeftijd van vijf jaar ontstaat. Dat valt precies samen met de fase waarin kinderen een hoger risico beginnen te lopen om aan gevaarlijker vormen van microbieel leven te worden blootgesteld, zoals het RSV-virus (‘respiratoir syncytieel virus’) en de Giardia-parasiet, een eencellig wezen dat diarree veroorzaakt.
“Het is de leeftijd waarop ze geen borstvoeding meer krijgen, zelf nieuwsgierig worden naar eetbare dingen en van alles in hun mond stoppen. Maar hun immuunsysteem is nog niet volledig volgroeid,” zegt Joshua Rottman, assistent-professor in de psychologie aan het Franklin & Marshall College in Lancaster, Pennsylvania, en hoofdauteur van die studie. “Elk jaar overlijden er veel jonge kinderen aan besmetting met microben en parasieten. En dat komt deels doordat hun walgingsreflex nog niet is ontwikkeld.”
Ook volwassenen kunnen zich aangetrokken voelen tot vieze dingen. We bestuderen aandachtig de inhoud van onze zakdoek, bekijken slasher-films, genieten van slijmerig eten en volgen gefascineerd het werk van artsen en dierenartsen die allerlei afstotelijke aandoeningen behandelen. Waarom doen we dat?
Wetenschappers hebben daar nog niet het definitieve antwoord op gevonden, maar ze hebben er wel enkele ideeën over. Sommige experts, onder wie Rottman, schrijven onze fascinatie voor walgelijke dingen toe aan een vorm van ‘goedaardig masochisme’, waarbij we in onze hersenen genot beleven aan negatieve dingen. Andere onderzoekers denken dat we smerige dingen lekker vinden omdat we zijn ingesteld op het oplossen van problemen.
“Het heeft te maken met de waarde die we toekennen aan het inschatten van een dreiging, zodat we ons in de toekomst beter tegen die dreiging kunnen beschermen of de dreiging stante pede kunnen elimineren,” zegt Laith Al-Shawaf, assistent-professor in de psychologie aan de University of Colorado in Colorado Springs. “Dus als jouw kind een wondje heeft en er pus uit komt, moet je daar aandacht aan besteden en het kind helpen en verzorgen.”
Er zit iets in beide hypotheses, maar er is nog een derde: vieze dingen kunnen nog altijd goed zijn voor het volwassen immuunsysteem, zegt Gilbert. “Ik zie het afweersysteem als een tuinier ,” zegt hij. “Hij onderhoudt een tuin vol met de microben waarmee we dagelijks in aanraking komen; hij laat de goede microben staan en wiedt de slechte microben. En die goede microben hebben een enorme invloed op onze gezondheid.”
Maar voor de meeste volwassenen geldt dat de cultuur en het milieu bepalen wat we als walgelijk beschouwen, afgezien van een korte lijst van dingen waar iedereen een afkeer van heeft.
“Een aantal zaken die ziek maken, worden in alle culturen walgelijk gevonden, oftewel uitwerpselen, braaksel, open wonden, pus... sorry, het is geen lekker gespreksonderwerp,” zegt Al-Shawaf lachend. “En ook bedorven voedsel; vergaan vlees wordt bijna universeel als iets walgelijks gezien en het gemeenschappelijke kenmerk van al deze zaken is dat ze ons ziek kunnen maken.”
Maar zelfs dingen waar mensen van nature een grote afkeer van hebben, kunnen nog een gezondheidsvoordeel opleveren.
“Veel nomadische culturen in het Noordpoolgebied, bijvoorbeeld op Groenland en in het uiterste noorden van Scandinavië, eten geregeld bedorven vlees,” zegt Rottman. “Dat helpt ze om tenminste een beetje vitamine-C binnen te krijgen en zo scheurbuik te voorkomen. Het is een vast onderdeel van hun dieet en zij vinden het dus niet walgelijk.”
Hoe ongelooflijk het klinkt, bedorven vlees maakte ook onderdeel uit van het paleolithische dieet. Door het vlees deels te laten vergaan, kon het beter worden verteerd en bleef de vitamine-C in het vlees behouden als gevolg van de verlaging van de pH-waarde. De gebruikelijker methode, het koken of braden van vlees, leidt tot de afbraak van die zo belangrijke vitamine. Als de prehistorische stammen in het Noordpoolgebied bedorven vlees walgelijk zouden hebben gevonden, zouden ze de lange en barre winter in het gebied niet hebben overleefd.
Een te sterk aangescherpt gevoel van afkeer, een fobie voor gewone voedingswaren of een gebrek aan culturele opvoeding kunnen mensen verhinderen om nieuwe dingen te leren kennen en te eten – dingen die hen mogelijk allerlei voordelen zouden opleveren. Veel mensen in het Westen zijn dol op garnalen, maar ze peinzen er niet over om andere geleedpotigen te eten, zoals krekels. Maar deze insecten zijn in sommige streken een vast onderdeel van het dieet. Er is dus niets mis met het eten van krekels, ze zijn alleen maar anders dan wat we gewend zijn. Krekels worden inmiddels steeds vaker aangeprezen als een milieuvriendelijke bron van proteïnen.
Wetenschappers in verschillende disciplines blijven onderzoek doen naar het fenomeen walging, zodat we meer inzicht krijgen in de wereld om ons heen en in onszelf. Afkeer speelt een essentiële rol in het bewaren van evenwicht in onze gezondheid. Als we er te weinig van voelen, worden we ziek. En als we er te veel van ervaren, kunnen we geïsoleerd raken en onze gezondheid schaden. Het ontrafelen van dit complexe weefsel van emoties en reflexen kan wetenschappers helpen om inzicht te krijgen in andere menselijke gedragingen.
“Er zijn heel veel verschillende dingen die we walgelijk vinden, maar we kunnen ook wennen aan zulke zaken,” zegt Cepon-Robins. “Zo raken verplegers gewend aan de omgang met lichaamsvloeistoffen. Onze angst voor viezige dingen slijt als we er steeds opnieuw mee worden geconfronteerd – en we merken dat we er niet aan overlijden.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com