Pakweg 74.000 jaar geleden kwam een supervulkaan op het Indonesische eiland Sumatra brullend tot leven. Deze uitbarsting van de Tobavulkaan was de grootste vulkanische explosie in de afgelopen twee miljoen jaar. As werd duizenden kilometers verspreid en er ontstond een krater van 96 kilometer doorsnee. Deze is nu gevuld met water.

Sommige wetenschappers zijn van mening dat de supereruptie wereldwijd een koudeperiode moet hebben veroorzaakt, waarin de lucht donker was door as en roet en in Zuid-Azië sprake was van langdurige ontbossing. Als dat zo is, heeft de vroege mens ondanks de uitbarsting en de nasleep ervan volgens wetenschappers stand weten te houden in Centraal-India.

Opgravingen op de vindplaats in Dhaba in Madhya Pradesh CentraalIndia
Opgravingen op de vindplaats in Dhaba in Madhya Pradesh (Centraal-India).
Christina Nuedorf

Op de opgraving in Dhaba in de staat Madhya Pradesh duiken oude werktuigen op uit de sedimentlagen die 80.000 tot 65.000 jaar geleden zijn gevormd. Volgens een nieuw onderzoek dat in Nature Communications is gepubliceerd, werden vóór en na de uitbarsting vergelijkbare werktuigen gebruikt. De auteurs van het onderzoek beweren daarom dat één doorlopende populatie de neerslag van de Toba moet hebben overleefd.

“De belangrijkste theorie was dat de supereruptie van de Toba een vulkanische winter creëerde. Hierdoor ontstond een ijstijd en werden ecosystemen opnieuw vorm gegeven. Ook had het een gigantische impact op de atmosfeer en het landschap,” aldus Michael Petraglia, antropoloog bij het Max Planck Institute for the Science of Human History. Er is echter geen bewijs gevonden van een dergelijke grote invloed op het landschap in Dhaba.

“De impact was veel subtieler dan gedacht,” zegt Petraglia. “Dat wil niet zeggen dat er geen ecologische verandering optrad, maar deze jager-verzamelaars wisten zich aan de veranderingen aan te passen.”

De auteurs zijn van mening dat de artefacten uit India overeenkomen met vergelijkbare werktuigen die bij opgravingen in Afrika en Australië en op het Arabisch Schiereiland zijn gevonden en dateren uit de Afrikaanse Middle Stone Age, die ongeveer 285.000 jaar geleden begon en 50.000 jaar geleden eindigde. Gezien de gelijkenis tussen de werktuigtechnologieën suggereert het team dat de vindplaats nog meer bewijst dat de Homo sapiens Afrika eerder verliet dan voorheen werd gedacht.

Aanwijzingen voor vroege migraties

Er zijn genetische aanwijzingen dat de moderne mens de afstammeling is van groepen Homo sapiensdie Afrika zo’n 80.000 tot 50.000 jaar geleden verlieten. Er bleven ook populaties achter in Afrika. Fossielen die in het huidige Israël zijn gevonden en van de moderne mens lijken te zijn, zijn echter ouder dan 120.000 jaar. Door dergelijke vondsten zijn onderzoekers op zoek gegaan naar meer aanwijzingen over de tijdsperiode waarin kleinere groepen Afrika mogelijk hebben verlaten.

Ongeveer vijftien jaar geleden reisde Petraglia naar India om bewijs te zoeken van de migraties van de oermens. Hij verwachtte artefacten te vinden uit het laatpaleolithicum; stenen werktuigen die lijken op de werktuigen die ongeveer 45.000 jaar geleden door de Homo sapiensin Europa werden gebruikt. In plaats daarvan vond zijn team in Dhaba veel oudere stenen werktuigen. Dat lijkt erop te wijzen dat de oermens eerder dan verwacht de duizenden kilometers van Afrika naar India aflegde.

Het nieuwe onderzoek leverde nog meer bewijs tegen de ooit populaire opvatting dat de uitbarsting van de Toba de menselijke populatie had uitgedund en migratiestromen over de hele wereld een halt had toegeroepen. Dat zegt Jayne Wilkins, antropoloog en uitvoerend lid van het Human Evolution Research Institute in Kaapstad in Zuid-Afrika. Zij was niet bij het onderzoek betrokken. Een onderzoek uit 2018 wees eveneens op een ononderbroken gebruik van werktuigen in Zuid-Afrika ten tijde van de uitbarsting van de Toba. En deze site in India ligt ongeveer vijfduizend kilometer dichter bij de vulkaan dan Zuid-Afrika. De overlevingskansen in India lagen dus waarschijnlijk een stuk lager.

“Gegevens van nieuwe archeologische vindplaatsen zoals Dhaba laten zien dat de vroege jager-verzamelaars de grote klimaatveranderingen 74.000 jaar geleden hebben weten te weerstaan. Ze werden daarbij geholpen door complexe technologieën, sociale netwerken en andere geraffineerde culturele aanpassingen,” schrijft Wilkins in een e-mail.

“Of dit precies dezelfde bevolkingsgroep is, valt te betwisten, maar op basis van de beschikbare informatie is dat een redelijke aanname.”

Twijfels

Andere deskundigen zijn een stuk kritischer op de conclusies van het onderzoek.

“Ik ben niet heel enthousiast over deze publicatie,” zegt Stanley Ambrose, antropoloog aan de Universiteit van Illinois. Sinds de jaren 1980 bestudeert hij al werktuigtechnologieën, geologie en de evolutie van de mens. Ambrose werkte samen met Petraglia aan een onderzoek uit 2010 naar werktuigen die in Zuid-India zijn opgegravenen die ook op een ononderbroken aanwezigheid na de uitbarsting wezen. Daarnaast schreef hij in 1998 een essaywaarin hij suggereert dat de Toba van invloed kan zijn geweest op de evolutie van de Homo sapiens.

“Mijn lab, mijn schoenen, mijn gedachten; overal kom ik as van de Toba tegen,” zegt Ambrose. “Ik ben heel bekend met de locatie.”

Hij wijst erop dat de auteurs slechts zes kleine glassplinters met de chemische handtekening van de uitbarsting van de Toba hebben gevonden. En dat terwijl er achtduizend kilometer verder in Zuid-Afrika veel meer vulkaanglas is gevonden. Zowel de splinters als de werktuigen in Dhaba kunnen door de rivier Son of andere geologische processen zijn meegevoerd.

“Je kunt het geen archeologische vindplaats noemen. Maar wel een geologische vindplaats met archeologische artefacten,” aldus Ambrose. Hij is er ook niet van overtuigd dat de werktuigen die in Dhaba zijn gevonden, door vroege moderne mensen zijn gemaakt. Met name omdat niemand menselijke fossielen uit dezelfde periode in de buurt van de werktuigen heeft gevonden.

“Het vereist zorgvuldig forensisch onderzoek en geduld om te kunnen aantonen dat het bewijs inderdaad hierop duidt.”

Petraglia weerlegt dat de asdeeltjes de jaartallen die voor de sedimentlagen zijn berekend ondersteunen en extra bewijs vormen dat de stenen werktuigen uit dezelfde periode komen als waarin de Toba uitbrak. Het onderzoeksteam erkent echter wel dat de glassplinters van naburige locaties afkomstig kunnen zijn.Hij voegt eraan toe dat genetisch materiaal van deze populatie uit India niet per se in de genen van de moderne mens terug te vinden is. De populatie kan ook zijn uitgestorven of door latere migratiepopulaties zijn vervangen.

“We betwisten niet het feit dat de moderne mens 60.000 jaar geleden in aantal begon toe te nemen,” zegt Petraglia. “Maar we staan niet achter de gedachte dat de moderne mens zich slechts eenmaal vanuit Afrika heeft verspreid.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com