Heeft je oude, lieve hond plotseling ‘ongelukjes’ in huis en weet hij of zij de weg niet zo goed meer? Lijkt het of je trouwe huisdier soms mensen niet meer herkent die hij of zij al een leven lang kent?

Bij ouder wordende honden komen geheugenverlies en cognitieve achteruitgang regelmatig voor, net als bij mensen. Maar in extreme gevallen kan er bij honden sprake zijn van cognitieve disfunctie, oftewel CCD (canine cognitive dysfunction). Andere symptomen zijn onder meer een verstoord slaappatroon, een achteruitgang in ruimtelijk inzicht, en nieuw, vreemd gedrag.

‘Veel van de leeftijdgerelateerde aandoeningen die wij als mens kunnen krijgen, kunnen zich ook bij honden voordoen,’ schrijft epidemioloog Sarah Yarborough van de University of Washington in een e-mail.

‘Als we meer weten over hoe deze aandoeningen bij zich bij honden manifesteren, levert dat mogelijk ook meer inzicht op over de ontwikkeling van ziekten als dementie bij mensen,’ stelt ze.

Yarborough en haar collega’s verzamelden onlangs gegevens van meer dan 15.000 hondeneigenaren over hun viervoeters, om meer te weten te komen over risicofactoren voor CCD. Ze bewerkten de data voor variabelen als leeftijd, ras en mate van activiteit. De soort Canis familiaris, waar alle honden toe behoren, kent immers rassen als de piepkleine chihuahua, maar ook de Deense dog. Dergelijke verschillen in maat, vorm en gedrag zijn natuurlijk van invloed op de onderzoeksresultaten. (Dit is waarom chocoladebruine labradors minder lang leven dan andere retrievers.)

Het bleek dat het risico op CCD ruim vijftig procent toenam met elk jaar dat een hond leeft.

‘Wanneer twee honden die op elkaar lijken wat betreft castratie of sterilisatie, gezondheid, ras en activiteitenniveau worden vergeleken, is het risico op CCD 52 procent hoger bij een hond die een jaar ouder is ten opzichte van de ander,’ stelt Yarborough, die ook de hoofdauteur was van een artikel over het onderzoek dat onlangs in Scientific Reports verscheen. 

Bovendien bleken honden die volgens hun baasjes ‘inactief’ waren 6,5 keer zo vaak aan CCD te lijden. De onderzoekers benadrukken echter dat dit een correlatie is, maar geen oorzakelijk verband. Met andere woorden: ze kunnen niet zeggen of de inactiviteit leidde tot CCD, of dat de ontwikkeling van CCD zorgde voor inactiviteit. Er is meer onderzoek voor nodig om dat verband te ontrafelen, aldus Yarborough.

Het Dog Aging Project

Ook in eerdere onderzoeken werd al een verband gevonden tussen leeftijd en CCD, maar hierbij was vaak sprake van een veel kleinere onderzoeksgroep.

Binnen diergeneeskunde wordt een onderzoek met honderd honden al gezien als heel groot, vertelt wetenschapper en dierenarts Natasha Olby van de North Carolina State University, die niet betrokken was bij het onderzoek.

Aan het recente onderzoek deden echter maar liefst 15.000 honden mee, wat mogelijk was door het Dog Aging Project. Voor dit project, dat in 2014 werd geïnitieerd door Kate Creevy, Daniel Promislow en Matt Kaeberlein en dat ten dele wordt gefinancierd door de Amerikaanse overheidsinstantie National Institute on Aging, wordt informatie ingezameld over tienduizenden honden in de Verenigde Staten vanaf hun geboorte. Bepaalde baasjes leveren daarnaast ook gegevens van de dierenarts aan en bijvoorbeeld genetisch materiaal.

Hoewel het laboratorium van Olby het verouderingsproces op de omgekeerde manier onderzoekt, – individuele honden worden onderzocht door meerdere specialisten – is iedereen volgens haar op zoek naar het antwoord op dezelfde vragen. (Lees waarom bij wilde dieren dementie minder vaak voorkomt.)

‘Het mooie is dat we de antwoorden die mensen geven op de vragenlijsten kunnen nachecken,’ stelt ze. ‘Er is een goede synergie tussen onze onderzoeksgroepen.’

Wie honden helpt, helpt mensen

Het goede nieuws voor zowel honden als hun baasjes, is dat CCD zelden voorkomt. Bij slechts 1,4 procent van de honden die aan het onderzoek meedoen werden aanwijzingen voor de ziekte gevonden. Addertje onder het gras is wel dat dit cijfer betrekking heeft op honden van alle leeftijden. Vanaf een bepaald moment lijkt cognitieve achteruitgang onvermijdelijk.

‘We zijn nog geen hond tegengekomen van vijftien jaar of ouder die helemaal normaal functioneert,’ vertelt Olby.

Bovendien zou het kunnen dat er meer honden met CCD rondlopen dan uit het onderzoek naar voren komt. 

‘Ik moet zeggen dat ik weinig honden behandel voor cognitieve disfunctie,’ zegt medisch directeur Andrea Y. Tu van Behavior Vets in New York, die niet betrokken was bij het recente onderzoek.

Een mogelijke verklaring daarvoor is dat veel eigenaren van huisdieren dementie als een normaal onderdeel van de ouderdom zien. En als een hond niet voor problemen zorgt, bijvoorbeeld doordat hij of zij mensen bijt, gaan hun baasjes niet op zoek naar een behandeling, zegt ze.

Bovendien is het lastig om de aandoening te diagnosticeren op basis van een bepaald symptoom. Zo kan het zijn dat een hond die binnenshuis zijn behoefte doet geen dementie heeft, maar een blaasontsteking, aldus Olby. En ook hersentumoren kunnen dementie-achtige symptomen opleveren.

Als baasjes zich bewust zijn dat hun hond CCD zou kunnen hebben, herkennen ze de ziekte mogelijk eerder en kan de ontwikkeling ervan worden vertraagd.

‘Er bestaat veel bewijs dat mobiel blijven en oefeningen doen dementie bij mensen vertraagt en in het beginstadium mogelijk zelfs omkeert,’ zegt Olby.

Zo kan een baasje dat ziet dat een hond minder beweeglijk is mogelijk een dierenarts inroepen. Olby noemt als voorbeeld dat anti-ontstekingsmiddelen kunnen helpen tegen pijn door gewrichtsontstekingen, waardoor een oude hond langer actief blijft en zo misschien minder snel te maken krijgt met cognitieve achteruitgang.

Mogelijk levert het onderzoek ook iets op voor mensen.

‘Ik ben ervan overtuigd dat CCD als model kan dienen voor onderzoek naar Alzheimer bij mensen,’ vertelt Tu. Daar voegt ze aan toe dat de data uit het Dog Aging Project wellicht nog meer nut zouden kunnen hebben voor andere wetenschappers wanneer hersenscans van honden met CCD zouden worden gemaakt.

Olby vertelt dat er nog een reden is dat honden interessant zijn als ‘modeldier’ voor dergelijke onderzoeken: ze ontwikkelen deze leeftijdgerelateerde aandoeningen op natuurlijke wijze, en niet doordat ze door wetenschappers zijn opgewekt.

‘Ze leven bovendien in dezelfde omgeving als hun baasjes, ze eten vaak hetzelfde, liggen op hetzelfde bed en zijn op hetzelfde moment actief,’ stelt Olby. ‘Door naar de honden te kijken, hebben we een echt unieke manier om meer te weten te komen over dergelijke zeer subtiele, op elkaar inwerkende omgevingsfactoren. Ik heb echt hoge verwachtingen van de mogelijkheden die dit biedt.’

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com.