Al tientallen jaren vragen paleontologen zich af hoe primaten Zuid-Amerika wisten te bereiken. De slingerapen, kapucijnapen en penseelaapjes op dit continent vormen een eigen primatengroep, los van die in Afrika en Azië. De bekendste theorie is dat de voorouders van deze aapjes zo’n veertig tot 32 miljoen jaar geleden op de een of andere manier de Atlantische Oceaan overstaken. Maar hoe?
Een Afrikaanse aap in Zuid-Amerika
In 2023 werd bewijs gevonden dat dit vermoeden bevestigt, in de vorm van een fossiele apentand in de rotsen van het Amazonegebied in Brazilië. De resultaten van het onderzoek werden gepubliceerd in vakblad PNAS. ‘Toen een van mijn Braziliaanse collega’s dit tandje liet zien, begon mijn hart sneller te kloppen, zegt Laurent Marivaux, paleontoloog aan de Universiteit van Montpellier in Frankrijk. De 34 miljoen jaar oude kies is volgens de onderzoekers niet van een Zuid-Amerikaanse aap, maar heeft meer weg van de tand van een vroege apensoort die voorkwam in Zuid-Azië.
Eerder vonden paleontoloog Erik Seiffert en zijn collega’s in Peru al fossielen van een aap van het geslacht Ucayalipithecus. Dit dier behoorde niet tot de moderne Zuid-Amerikaanse apen, maar werd gelinkt aan voorouders in prehistorisch Afrika. Dat wijst erop dat apen minstens twee keer de oversteek maakten van Afrika naar Zuid-Amerika. Het nieuwe tandje uit Brazilië is mogelijk het bewijs van een derde groep dieren die miljoenen jaren geleden de oceaan wist te bedwingen.
Apen waren niet de enige dieren die deze reis aflegden. Paleontologen denken dat ook de voorouder van een groep knaagdieren, waaronder de capibara, van het Afrikaanse continent naar Zuid-Amerika kwam.
Overvallen door overstromingen
Sinds de jaren zeventig vragen onderzoekers zich af of de dieren dit misschien deden op zogenoemde vegetatievlotten. Het is de enige verklaring die stand lijkt te houden, omdat er geen landbruggen waren die Zuid-Amerika en Afrika met elkaar verbonden tijdens de relevante periode. Eerder werd ook de migratie van diersoorten van het Afrikaanse vasteland naar Madagaskar gekoppeld aan die theorie.
Het vermoeden bestaat dat aapjes in de buurt van Afrikaanse rivierdelta’s soms werden overvallen door overstromingen. Ze hielden zich vast aan afgebroken takken en andere drijvende vegetatie, en in een zeldzaam geval bereikten ze op een vlot van planten de overkant van de oceaan.
Duizenden kilometers op een vegetatievlot
Ook vandaag de dag kunnen tijdens een zware storm drijvende eilandjes van vegetatie ontstaan. Deze natuurlijke vlotten kunnen erg groot worden, en bevatten soms zelfs fruitbomen die nog overeind staan, zoals je hier kunt zien. ‘Op zo’n stuk rivierbedding kan een heel ecosysteem zich verplaatsen,’ zegt Marivaux.
De kans dat dieren een intercontinentale reis op een plantenvlot overleven, is bijzonder klein. Maar het is niet onmogelijk. De lemuren en tenreks van Madagaskar bereikten het eiland op vlotten vanaf het Afrikaanse vasteland, en het is ook bekend dat kleine hagedissen op de Bahama’s van het ene naar het andere eiland hopten op drijvende vegetatie.