Blijven lachen. Ik zit op de harde vloer, mijn benen onhandig opgevouwen onder een laag tafeltje. Mijn maag knort, maar de menukaart oogt als een kleuterschrift met niet te ontcijferen krabbels. En hoeveel euro is 7800 won ook alweer? Toch zit er niets anders op dan te lachen en te knikken naar de ober in het traditionele eethuisje in de Zuid-Koreaanse hoofdstad Seoul.
Waar ik zin in heb, vraagt zomaar een van de eters aan het tafeltje naast me in het Engels met Amerikaanse tongval. De man, een vlotte dertiger in zakenkostuum, loodst me door de menukaart, doet de bestelling en regelt extra kussentjes. Ontspannen zak ik achterover en geniet van de roergebakken runderreepjes met koude groenten in pittige marinade en kleefrijst. Om me heen zie ik louter lachende en knikkende gezichten – iedereen is opgelucht, want de buitenlandse gast is op zijn gemak. Als ik voldaan de deur van het eethuisje later achter me dicht trek, word ik uitgezwaaid door zowel het voltallige personeel als de zakenman met zijn entourage.
Seoul is een wervelende stad met historische paleizen en spectaculaire wolkenkrabbers. Met hippe nachtclubs, kosmopolitische modehuizen en wereldberoemde musea. Maar ook verstilde parken, tempels en authentieke theehuisjes. Zo’n stad die nooit slaapt en dan nog duurt een dag er veel te kort. Inmiddels telt Seoul (Sol, zoals de Koreanen zeggen) 12 miljoen inwoners; met de omliggende agglomeratie erbij woont hier zelfs bijna de helft van alle bijna 50 miljoen Zuid-Koreanen. En laten die nou net de leukste attractie zijn.
De spontane vriendelijkheid van de Koreaan kent geen grenzen. Kijk niet vreemd op als iemand je letterlijk tot de wagondeur begeleid na een simpele vraag op straat als: weet u waar het dichtstbijzijnde metrostation is? Deze omgangsvormen worden bepaald door eeuwenoude tradities, zelfs in de metro van Seoul waar iedereen is verzonken in smartphones en handcomputers, legt Yang Ho-Suk uit. Deze zakenman heeft mij uitgenodigd op het dak van de GT Tower. Het panorama vanaf dit spectaculaire kantoorgebouw – een ontwerp van het Nederlandse bureau Het ArchitectenConsort – is adembenemend. ‘Het welzijn van de groep is belangrijker dan dat van het individu. Dus moet de harmonie worden bewaard. Nee zeggen is taboe. Dat betekent dat je geen respect hebt voor een ander. Daar staat tegenover dat het stellen van directe vragen ongepast is.’
De strikte sociale codes in Korea zijn overblijfselen van het confucianisme, vertelt Ho-Suk. Hoewel het christendom (24 procent) en boeddhisme (21 procent) de grootste religies zijn, is iedere Koreaan beïnvloed door deze levensfilosofie uit buurland China. Deze leer bepaalt een strakke sociale hiërarchie met respect voor ouderen of mensen met een hogere maatschappelijke positie. ‘Iedereen kent zijn plaats. Een grote mond opzetten tegen je ouders of je baas is ondenkbaar,’ aldus Ho-Suk. Tegelijkertijd gaan de Koreanen in de openbare ruimte met een schokkende lompheid met elkaar om. Scooters rijden oude dametjes bijna van de stoep en bij de metro-ingang kan datzelfde omaatje je zomaar met een elleboog aan de kant duwen. ‘Als Koreanen niet aan elkaar zijn geïntroduceerd, hoeven ze in de openbare ruimte geen rekening met de ander te houden. Je weet immers pas welke omgangsvorm gepast is, als je weet waar de ander staat op de ladder,’ verklaart Ho-Suk. Vervolgens knikt hij naar de uitgestrekte stad beneden, alsof hij wil zeggen: het is toch ook geen doen om met iedereen rekening te houden in deze betonnen jungle.
Mode en traditie
Zelfs vanaf de 140 meter hoge GT Tower is het onmogelijk de gehele stad te overzien. Al is het uitzicht over de wijk Gangnam adembenemend – en dan branden de ontelbare neonlichten nog niet eens. Dit zakendistrict ligt ten zuiden van de Han, de rivier die de stad doorsnijdt. ‘Dertig jaar geleden was dit allemaal landbouwgrond,’ zegt Ho-Suk. ‘Inmiddels is de grondprijs hier de hoogste van heel Seoul.’ Boodschappen doet de financiële elite in de aangrenzende wijk Apgujeong, waar bekende modeketens als Louis Vuitton en Gucci eigen winkels hebben. Hier bevinden zich ook de nachtclubs en sterrenrestaurants voor de jetset.
Natuurlijk telt Seoul ook talrijke historische bezienswaardigheden, zoals de boeddhistische Jogyesa-tempel of de geheime tuin Biwon. De belangrijkste attractie is het paleis Gyeongbokgung dat achter het moderne stadhuis staat. Het huidige gebouwencomplex is een exacte replica uit 1868 van het 14de-eeuwse paleis – en daarmee ook alweer anderhalve eeuw oud. Het originele paleis zou in 1592 zijn verwoest door Japanse militairen. In werkelijkheid waren het de inwoners van Seoul die het paleis met de grond gelijk maakten uit woede over de laffe aftocht van de bestuurlijke elite, maar de afkeer van de Japanners heeft de blik op de geschiedenis vertroebeld – een afkeer die zich overigens ook historisch laat verklaren.
In 1910 bezet Japan het Koreaanse schiereiland, waarna een systematische vernietiging van nationale symbolen als tempels en bibliotheken volgt. De onderdrukking komt tot een climax tijdens de Tweede Wereldoorlog, waarbij duizenden Koreaanse vrouwen worden vernederd als ‘troostmeisjes’. Wat de Koreanen nog het meeste steekt, is het uitblijven van een officieel excuus van Japanse zijde. Dus staat aan het begin van de kolossale boulevard naar het paleis het standbeeld van admiraal Yi Sun Shin, een nationale held sinds hij in 1597 de Japanse zeevloot een zware nederlaag toebracht.
Kauwgomcultuur
Ondanks de immense omvang is Seoul overzichtelijk, doordat elke wijk een specifieke sfeer kent. Het jeugdige uitgaanscentrum en de artistieke incrowd vind je in Hongdae, met als middelpunt de Hongik-universiteit. Hier zijn de nauwe straatjes gevuld met koffiehuisjes, boetiekjes en galeries. Een bijzonder evenement is de Free Market, die elke zaterdag op een kinderspeelplaats wordt gehouden. De muzikale omlijsting van deze kunstzinnige vrijmarkt komt van een open podium, waar een jong stelletje lieflijke volksliedjes speelt op gitaar en accordeon. ‘De markt begon drie jaar geleden met een handjevol kraampjes,’ vertelt de jonge kunstenaar Gunjoo Kim, die kleurige pentekeningen verkoopt. ‘Inmiddels staan hier elke zaterdag zo’n 50 kunstenaars met zelfgemaakte kleding, sieraden en schilderijen. De huur is laag maar de selectie is streng. Dit is de enige plek in Seoul om je te presenteren als beginnend kunstenaar.’
Een volksere sfeer hangt er in Dongdaemun. Hier spetteren de vrolijke housedeuntjes van bontgeklede popsterren op videoschermen van tien bij tien meter. K-Wave, zoals deze schreeuwerige popdeuntjes heten, trekt een al even bont publiek van tieners in roze stoeipakjes en felgekleurde sportkleding – zolang de huwbare leeftijd nog niet is bereikt, mogen de teugels nog los voor de Koreaanse jeugd. Een tegenwicht voor deze kauwgomcultuur is het Leeum, een museum voor moderne kunst. Dit architectonische huzarenstuk werd in 2004 gebouwd door de Nederlandse architect Rem Koolhaas met geld van de Koreaanse elektronicagigant Samsung. Met topstukken van kunstenaars als Damian Hirst, Andy Warhol en Jeff Koons is het Leeum het belangrijkste particuliere museum ter wereld.
Dit moderne, diverse Seoul staat symbool voor ‘het wonder aan de Han’, zegt Tariq Hussain, de Duits-Pakistaanse auteur van het boek The Diamond Dilemma, dat de opkomst beschrijft van het moderne welvarende Zuid-Korea. Ik heb een ontmoeting met de schrijver, die al vijftien jaar in Seoul woont met zijn Koreaanse vrouw, in een traditioneel theehuis. ‘Nog geen halve eeuw geleden was dit een ontwikkelingsland, een modderpoel met hier en daar een fabriekje. Nu is het de elfde economie. De gemiddelde levensverwachting is gestegen van 52 naar 79 jaar, een van de hoogste ter wereld.’ De motor achter dit Aziatische wirtschaftswunder zijn de chaebols, een veertigtal familiebedrijven die dankzij riante overheidssteun zijn uitgegroeid tot multinationals, zoals automerk Hyundai en elektronicareuzen LG en Samsung. ‘Maar minstens zo belangrijk is het Koreaanse arbeidsethos,’ zegt Hussain. ‘De gemiddelde Koreaanse arbeider werkt 48 uur per week met twee weken vakantie. Zuid-Korea moet namelijk beter zijn dan Japan, maar vooral ook beter dan Noord-Korea.’
Hoewel Korea al meer dan een halve eeuw is verscheurd in Noord en Zuid, is deze deling een nationaal trauma. Een niet te missen programmapunt op elke Korea-reis is een bezoek aan de Demilitarized Zone of DMZ, de strip niemandsland tussen Noord- en Zuid-Korea. De Koreanen reppen echter consequent van Panmunjom, zoals de nederzetting heet die precies op de 214 kilometer lange demarcatielijn van 1953 werd gebouwd. Hoewel, nederzetting? Veel meer dan een viertal blauwe houten keten en twee betonnen overheidsgebouwen aan beide zijden van de grens is het niet. Feitelijk ligt het op amper 60 kilometer van Seoul. Toch duurt het een halve dag om er te komen. In die tijd wordt er een tijdsprong gemaakt van een halve eeuw. Panmunjom is de enige plek waar de Koude Oorlog nog in volle hevigheid woedt. Het Koreaanse conflict begint in 1950, wanneer het communistische Noord-Korea het zuiden binnenvalt. Na een bloedige oorlog waarbij naar schatting 2,5 miljoen Koreanen omkwamen, wordt in 1953 een wapenstilstand gesloten. Aangezien nooit een vredesverdrag werd ondertekend, zijn beide landen strikt genomen nog in staat van oorlog. Dat blijkt al enkele kilometers buiten Seoul. Langs Freedom Road, zoals de snelweg naar het noorden heet, staan elke 100 meter schuttersputjes. Boven de weg hangen plofbruggen – betonnen bouwwerken die kunnen worden opgeblazen en zo een wegversperring vormen. De eerste attractie in de DMZ is een 1635 meter lange tunnel die begin jaren zeventig door de Noord-Koreanen werd gegraven. Deze is zo nauw dat je je afvraagt of de Noord-Koreanen serieus dachten hiermee een invasie te kunnen starten.
Hoe dichter bij de grens, hoe strikter de beveiliging. Na drie keer wisselen van bus en militaire escorte stoppen we bij een douanegebouw van gewapend beton. Nog één keer worden alle voorschriften doorgenomen. Camera’s met lange lenzen zijn niet toegestaan en zelfs vulgaire sportpakken of laaghangende hiphopbroeken worden geweerd. Dit allemaal om de Noord-Koreanen niet te provoceren, legt de begeleidende militair uit.
In welgeteld vijf minuten worden ik en mijn groep van achttien medebezoekers door de beroemde blauwe huisjes op de daadwerkelijke grens geleid, waarna een kort fotomoment volgt. Hoewel er niks dreigends uitgaat van de Noord-Koreaanse militairen in de verte, is de stemming in de bus opvallend uitgelaten na vertrek uit de DMZ. Op de vraag waarom toch al die moeite wordt gedaan om jaarlijks 160 duizend bezoekers toe te laten tot de strengst bewaakte grens ter wereld, antwoordt de militaire gids: ‘De wereld moet kunnen zien hoe triest het is dat het Koreaanse volk wordt gescheiden. Zo hopen we steun te krijgen voor onze strijd voor eenwording.’ Het mag dan voor de goede zaak zijn, het voorziet de excursie van een zweem van propaganda. Maar hoe kan het ook anders bij het laatste IJzeren Gordijn ter wereld.
Terug in de tijd
Wat de deling vooral bizar maakt, is dat de Koreanen een homogeen volk vormen dat al 2000 jaar onafgebroken op hetzelfde grondgebied woont – iets wat maar voor een handjevol landen ter wereld geldt. Het eerste grote Koreaanse rijk was de Shilladynastie, die vanaf onze jaartelling ruim 1000 jaar regeerde. Dit rijk werd bestuurd vanuit de Gyeongju. In de heuvelrijke omgeving van dit ‘museum zonder muren’ liggen talrijke graftombes die als pronte vrouwenborsten uit het landschap omhoog rijzen. In een rijstveld staat pontificaal een 1000 jaar oude pagode. Hoogtepunt is de Anapjivijver met enkele historische paleisgebouwen die ’s avonds sprookjesachtig zijn uitgelicht.
Het kalme levenstempo in het monumentale Gyeongju staat in schril contrast met de 24 uurseconomie van Seoul. ‘Hier kan ik alle rust werken,’ vertelt Yong-Suk Choi, een keramist die een oude boerderij in de rijstvelden heeft verbouwd tot werkplaats. ‘Koreanen zijn tegenwoordig nog maar geïnteresseerd in één ding: consumeren. Ik wil daar niet meer aan meedoen.’ Choi legt zo de vinger op een zere plek. De toegenomen welvaart ontaardt vaak in schaamteloos materialisme. Hiervoor wordt een dure prijs betaald: in de buitenwijken van Seoul en de grote industriesteden die over het land verspreid liggen, staan de betonnen flats in slagorde opgesteld. ‘Mensen willen zo graag westers zijn,’ zegt Choi, ‘dat ze vergeten waar ze vandaan komen. Oude tradities komen onder druk te staan. Ik werk heel bewust met honderd jaar oude handwerktechnieken, zodat deze niet vergeten worden.’
Toch is de interesse in de eigen geschiedenis groeiende onder Koreanen. Door het hele land staan traditionele Hanok-dorpjes met smalle steegjes en lage huisjes met puntige pannendaken. Meestal gaat het hier om replica’s die vooral dienen als toeristische attractie. Veel interessanter zijn de authentieke dorpjes die nog steeds worden bewoond, zoals het 16de-eeuwse Yangdon dat in de heuvels rond buiten Gyeongju ligt verscholen. Al is de moderne tijd ook hier niet aan voorbijgegaan; op sommige daken staat een schotelantenne. Toch geeft Yangdon een goed beeld van het vroegere leven op het Koreaanse platteland. Als bij zonsondergang de rook uit de schoorstenen krult, waan je je zelfs voor even eeuwen terug in de tijd.
Het bergachtige en dunbevolkte midden van het land is bezaaid met natuurparken. Het traditioneelst want het meest afgelegen is de zuidkust – met uitzondering van het vulkanische eiland Jeju. Ondanks de vele vakantieresorts heeft dit eiland zijn natuurlijke charme behouden. Vooral de uitgestrekte theevelden en de zwarte rotskust van lavasteen zijn adembenemend. De bizarste attractie is zonder twijfel een identieke replica van het VOC-schip De Sperwer. Met dit schip zette in 1653 ene Hendrick Hamel koers vanuit Hoorn naar Nagasaki. ‘Hendrick wie?’ zullen veel Nederlanders zich afvragen. Maar Koreaanse schoolkinderen kennen zonder uitzondering het verhaal van Hamel, die hier schipbreuk leed en dertien jaar lang werd vastgehouden. Na zijn ontsnapping schrijft Hamel zijn memoires Journael, Van de ongeluckige voyagie van ’t jacht De Sperwer. Het is het eerste boek waarin door een buitenstaander is geschreven over Korea, waarmee Hamel wordt gezien als de buitenlandse ontdekker van Korea – met al het bijbehorend eerbetoon. Al is er één Nederlander die in nog hoger aanzien staat: Guus Hiddink, oftewel Hi-Dung Gu, de voetbaltrainer die de Koreanen in 2002 naar de halve finales van het WK voetbal loodste. Nog steeds kan iedere Nederlander rekenen op opgestoken duimen en een enthousiast Hi-Dung Gu!
Bij zonopkomst rijzen de eilanden aan de zuidkust wazig op uit de zee. Voor de kust van sommige eilandjes wordt door haenyeo of visservrouwen gedoken naar zeesponsen en schaaldieren. Dit zijn geen verlokkelijke waternimfen in wit gewaden meer, maar stoere vrouwen in neopreen duikpakken. Aangezien jonge meiden kiezen voor een modern leven in de stad, bij voorkeur Seoul, zijn de haenyeo de pensioengerechtigde leeftijd veelal ruim gepasseerd. In beschutte baaitjes duiken ze in groepen van tien tot twintig naar de rotsbodem, soms wel minutenlang. Eenmaal boven houden ze elkaar scherp in de gaten met een eigen taaltje dat bestaat uit snerpende gilletjes en hoge keelklanken. De kranigheid van de oude vrouwen uit zich ook bij opdringerige toeschouwers; wie te dicht in de buurt komt, kan rekenen op een zwiep van een flipper of duikbril.
Hier wordt nog geleefd in het ritme van de seizoenen en de getijen. De bevolking woont in eenvoudige huisjes, waarin soms nog op houtvuur wordt gekookt. Het land wordt geploegd met ossen. Het is een idyllische aanblik die verklaart waarom Zuid-Korea ook wel ‘het land van de ochtendrust’ wordt genoemd.