In de nacht van 13 augustus 1947 kon de dertienjarige Suri Sehgal niet slapen van opwinding. De volgende dag zou hij getuige zijn van het neerhalen van de Britse vlag en het hijsen van een nieuwe vlag in zijn geboortestreek Punjab. Zijn woonplaats, die ooit tot India behoorde, zou deel gaan uitmaken van een nieuwe natie, Pakistan. Het nieuwe afgebakende land India zou een dag later een zelfbesturende staat worden.
Sehgal herinnert zich het treinstation van Lalamusa waar de vlagceremonie plaatsvond, de optimistische stemming en de speciale maaltijd die hij deelde met familie en vrienden. ‘We vierden samen feest’, vertelt hij in 2016 aan het 1947 Partition Archive. ‘Het was geweldig.’
Maar binnen enkele uren veranderde de langverwachte machtsovername en de splitsing van India in twee naties (India met overwegend hindoes en Pakistan met overwegend moslims) in een nachtmerrie. Het koloniale bewind had jarenlang verdeeldheid gezaaid en de sluimerende seculiere spanningen kwamen tot uitbarsting. Die avond zag Sehgal met afgrijzen honderden mensen met messen en andere wapens voorbij rennen om hindoes aan te vallen.
De vader van Sehgal was bezorgd om de veiligheid van zijn half hindoestaanse kinderen. Enkele dagen later zette hij hen op een smoorhete, overvolle, rijdende trein op hetzelfde station waar ze de Pakistaanse onafhankelijkheid hadden gevierd. Terwijl de vluchtelingentrein langzaam zuidwaarts India binnenreed, zagen de uitgeputte inzittenden stapels dode lichamen langs het spoor, die door gieren werden opgegeten.
Sehgal was een van de honderdduizenden Indiërs en Pakistanen van wie het leven werd ontwricht of die de dood vonden tijdens wat nu bekend staat als de splitsing. Aan de oppervlakte was de oprichting van twee zelfbesturende naties in augustus 1947 een overwinning voor degenen die naar zelfbeschikking verlangden. (Het zou echter nog tientallen jaren duren voordat de mensen die in het huidige Bangladesh woonden dat recht zouden krijgen). Door sluimerende seculiere spanningen en een zeer slecht geleide overgang ontaardde het historische vertrek van Groot-Brittannië uit de kolonie echter in een bloedbad.
De koloniale wortels van de splitsing
De geschiedenis van de splitsing gaat terug tot de zeventiende eeuw. De Britse Oost-Indische Compagnie, een particuliere onderneming die handelde in Indiase rijkdommen zoals specerijen en zijde, begon toen Indiaas land te verwerven, nam lokale overheden over en stelde wetten op die indruisten tegen aloude culturele tradities. (Hoe de Britse Oost-Indische Compagnie het machtigste bedrijf ter wereld werd.)
In 1857 sloegen Indiase soldaten aan het muiten, wat de Britse regering ertoe aanzette de onderneming te ontbinden en India over te nemen. Om de kolonie in het gareel te houden, benoemde de nieuw opgerichte ‘Britse Raj’ (Britse heerschappij) ambtenaren van wie velen nog nooit een voet in India hadden gezet. Deze bevoorrechte Britse bestuurders en hun gezinnen leefden in weelde en luxe, terwijl de meeste Indiërs in armoede leefden.
Terwijl Groot-Brittannië India van zijn rijkdommen beroofde en profiteerde van de natuurlijke hulpbronnen, verdeelde het zestig procent van het land in provincies. Daarnaast erkende het een lappendeken van honderden reeds bestaande ‘vorstenlanden’, autonome entiteiten die onder toezicht stonden van plaatselijke heersers.
Om zijn dominantie te behouden, legde de Britse Raj bewust de nadruk op verschillen tussen religieuze en etnische gemeenschappen. Zoals geograaf A.J. Christopher uitlegt, gebruikten koloniale bestuurders kenmerken als godsdienst en huidskleur om hun onderdanen te segregeren en isoleren. Uiteindelijk gaven ze Indiërs een beperkte politieke rol. Het proces om dergelijke posities te verkrijgen, zette hindoes en moslims echter vaak tegen elkaar op.
Lord Curzon, de Britse onderkoning van India, wakkerde deze verdeeldheid in 1905 verder aan door de grootste provincie van India, Bengalen, in tweeën te splitsen. Een deel met overwegend moslims, het andere met overwegend hindoes. Curzon, een overtuigd kolonialist die geloofde dat Indiërs inferieur waren, stuitte op hevig verzet tegen deze poging tot ‘verdeel en heers’. Hoewel de opdeling slechts tot 1911 duurde, leidde deze tot een groeiende onafhankelijkheidsbeweging binnen de Congrespartij. Deze politieke partij was door geschoolde elites opgericht om met het Britse Raj te onderhandelen. De deling gaf ook de aanzet tot de stichting van de Moslimliga, een politieke partij die opkwam voor de rechten van moslims in India.
De strijd voor een onafhankelijk India
Aan het begin van de twintigste eeuw werd advocaat en politicus Mohandas ‘Mahatma’ Gandhi gekozen in de Congrespartij. Hij begon te ijveren voor onafhankelijkheid van Groot-Brittannië, wat moest worden bereikt door middel van geweldloze burgerlijke ongehoorzaamheid. Maar boycots, demonstraties en marsen stuitten op bruut geweld en wettelijke maatregelen. ((Hoe Mahatma Gandhi het politieke protest veranderde.)
Britse ambtenaren probeerden de nationalisten tevreden te stellen door meer mensen kiesrecht te geven en hun vertegenwoordiging in het lokale bestuur te vergroten. Slechts een kleine groep Indiërs profiteerde van deze hervormingen. In 1935 kon maar twaalf procent van de burgers stemmen.
Toen raakte het Verenigd Koninkrijk betrokken bij de Tweede Wereldoorlog en sleurde India erin mee. De Indiërs werden gedwongen om de belangen van hun kolonisator met hun eigen bloed te verdedigen. Vele verzetten zich dan ook tegen de oorlog. Om meer steun te krijgen, bood de Britse regering India de status van ‘dominion’ aan. Een dominion was een volledig of gedeeltelijk zelf-regerend onderdeel van het Britse Rijk. De Congrespartij verwierp het plan. In 1942 lanceerde Gandhi de ‘Quit India’-beweging. Met deze campagne van massale burgerlijke ongehoorzaamheid werd onmiddellijke onafhankelijkheid geëist. Groot-Brittannië reageerde door Gandhi en andere leiders te arresteren en de Congrespartij te verbieden.
Dat werkte averechts. Het harde optreden deed een vuur ontbranden bij velen die eerder niet voor onafhankelijkheid waren. Massale rellen en aanhoudingen volgden. De Quit India-beweging was neergeslagen. Maar de beweging en het wantrouwen dat was gezaaid tijdens een catastrofale hongersnood in Bengalen in 1943 die miljoenen mensen het leven had gekost, overtuigde de Britse leiders ervan dat India in de toekomst geen gehoorzame kolonie zou zijn.
Botsende visies op een onafhankelijk India
Hoewel onafhankelijkheid voor India binnen handbereik leek, nam de verdeeldheid tussen de Congrespartij en de Moslimliga toe.
Gandhi en Jawaharlal Nehru, een andere leider van de Congrespartij, vonden dat een onafhankelijk India één verenigde natie zou moeten zijn. Hoewel de Moslimliga ook voorstander was van zelfbestuur, gaf haar leider Muhammad Ali Jinnah in 1940 openlijk de zaak van een verenigd India op.
Ondanks dat de Congrespartij zichzelf presenteerde als een partij voor alle Indiërs, waren leden van de Moslimliga bang dat de partij alleen de belangen van hindoes zou vertegenwoordigen. Een verenigd India zou de hindoes volgens Jinnah de controle geven over de moslimminderheid. In plaats daarvan eiste de partij autonomie door de oprichting van een natie genaamd Pakistan.
De zaken kwamen nog meer onder druk te staan toen de besprekingen tussen de twee groepen in 1946 stukliepen en Jinnah opriep tot een ‘directe actiedag’ met protesten van moslims. ‘We zullen een verdeeld India of een vernietigd India hebben’, zei hij.
De oproep leidde tot een catastrofe. Op 16 augustus 1946 braken er in Calcutta, de hoofdstad van de provincie Bengalen, rellen uit tussen moslims en hindoes. ‘De lucht was elektrisch geladen’, schreef een hoge militair in een rapport. ‘Het resultaat van deze opstand is een volledig wantrouwen tussen de gemeenschappen.’ Door het conflict vonden naar schatting vierduizend mensen de dood, raakten tienduizend mensen gewond en werden honderdduizend mensen dakloos.
Groot-Brittannië ziet toe op een overhaaste splitsing
Terwijl India op de rand van een burgeroorlog balanceerde, zag Groot-Brittannië er geen heil meer in om de tanende controle te behouden. George VI zag zich geconfronteerd met internationale druk om zich terug te trekken. In maart 1947 stuurde hij zijn neef Lord Louis Mountbatten naar India om de aftocht van Groot-Brittannië in goede banen te leiden. (Hoe het Gemenebest ontstond uit het afbrokkelende Britse Rijk.)
Mountbatten overtuigde de leiders ervan in te stemmen met de oprichting van twee nieuwe staten: India met een hindoemeerderheid en Pakistan met een moslimmeerderheid. Hoewel hij een jaar de tijd kreeg om de taak te volbrengen, zette hij de vaart erin. Hij gaf Cyril Radcliffe, een Britse advocaat die nog nooit een voet in India had gezet, slechts vijf weken om het land in tweeën te verdelen en de grenzen van de nieuwe naties af te bakenen.
De vorstenlanden konden zelf beslissen bij welke natie zij zich wilden aansluiten. Voor de rest moest Radcliffe met zijn team grenzen trekken die de religieuze meerderheden respecteerden en zoveel mogelijk aaneengesloten zouden zijn. De ‘Radcliffe-lijn’ was gemakkelijk te trekken in gebieden met een duidelijke meerderheid. Radcliffe ontdekte echter al snel dat de religieuze groepen over heel India verspreid waren. In gebieden zoals Bengalen en Punjab, waar de hindoe- en moslimbevolking bijna even groot waren, bleek het bijzonder moeilijk om een lijn te trekken.
Uiteindelijk verdeelden Radcliffe en zijn teamleden (die geen van allen verstand hadden van cartografie of Indiase politiek en cultuur) beide provincies in tweeën en kenden ongeveer de helft toe aan elke nieuwe natie. Dit betekende dat het nieuwe land Pakistan geen aaneengesloten natie zou zijn. Het grootste deel van het land lag in de noordwestelijke hoek van India. Het andere deel dat Oost-Pakistan werd genoemd, lag in het noordoosten in Bengalen.
Het besluit had noodlottige gevolgen. Honderdduizenden hindoes en moslims kwamen in de ‘verkeerde’ nieuwe natie terecht. Daarnaast werd Bengalen ruim vijftienhonderd kilometer van de rest van Pakistan gescheiden.
Op 14 en 15 augustus 1947 werden Pakistan en India dominions van de Britse kroon. Uiteindelijk zouden ze volledig onafhankelijk worden. Mountbatten gaf de kaarten pas twee dagen later uit in een poging om de internationale aandacht op de welwillendheid van Groot-Brittannië te houden.
De bloedige nasleep van de splitsing
Wat in Groot-Brittannië als een triomf werd beschouwd, was in werkelijkheid het begin van de grootste menselijke migratie uit de geschiedenis en een van de wreedste episoden die de mensheid heeft gekend. In het ongewisse over waar de grenzen waren getrokken en in welk land ze nu woonden, pakten achttien miljoen mensen hun spullen en vertrokken naar het ‘juiste’ land.
De verwarring en angst die daardoor ontstonden, wakkerden de reeds lang bestaande spanningen tussen hindoes en moslims alleen maar aan. Na jaren van toenemende polarisatie werden oude wrokgevoelens dodelijk. Er brak een nieuwe vijandigheid uit tussen groepen waarvan de minderheids- en meerderheidsstatus plotseling was verwisseld. Belagers ontvoerden en verkrachtten tienduizenden vrouwen. Mensen slachtten leden van hun eigen familie af. Bendes vielen vluchtelingen en dorpelingen aan, staken gebouwen in brand, plunderden huizen en bedrijven, en begingen massamoorden.
Het geweld was vooral hevig in Punjab en Bengalen. In Punjab pakten ex-soldaten die in de Tweede Wereldoorlog hadden gevochten hun wapens op namens lokale elites. Deze ‘gebruikten de chaos van de splitsing om oude rekeningen te vereffenen, aanspraak te maken op land en hun eigen politieke en economische macht veilig te stellen’, schrijft historicus Mytheli Sreenivas. Hoewel de landen technisch gezien dominions waren, maakte Groot-Brittannië geen einde aan het geweld.
De erfenis van de splitsing
Tegen de tijd dat het geweld rond 1950 afnam, waren naar schatting 3,4 miljoen mensen vermist of dood en waren beide naties voor altijd veranderd. In 1948 werd Gandhi vermoord door een hindoenationalist die naar verluidt vond dat de leider te pro-moslim was. (Het Kasjmirconflict is terug te voeren op de splitsing.)
Intussen waren door de ongewone geografie van Pakistan spanningen tussen Oost en West ontstaan. Deze zouden uiteindelijk leiden tot een onafhankelijkheidsstreven van Bangladesh. Oost-Pakistan, waar 56 procent van de Pakistaanse bevolking woonde, ontving minder financiële middelen en had minder politieke macht dan zijn westelijke tegenhanger. Na tientallen jaren van onenigheid, riep Bangladesh in 1971 de onafhankelijkheid uit. Ondanks de pogingen van Pakistan om de opstand te onderdrukken, waarbij genocide werd gepleegd op drie miljoen burgers en een bloedige oorlog van acht maanden uitbrak, werd Bangladesh in 1972 officieel een onafhankelijke, seculiere democratie.
In de 75 jaar na de splitsing zijn de territoriale geschillen tussen India en Pakistan blijven doorsudderen en uiteindelijk uitgemond in vier oorlogen en voortdurende grensoverschrijdende aanvallen. De splitsing staat veel mensen die het zelf hebben meegemaakt, zoals Suri Sehgal, nog vers in het geheugen. Hoewel zijn hele familie het heeft overleefd en eind 1947 in India werd herenigd, hadden anderen niet zoveel geluk. Veel mensen in India, Pakistan en Bangladesh worden nog altijd geplaagd door de verliezen en de herinneringen aan die bloedige, onzekere dagen.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com.