De leerlingen van Maestro Juan Flores brengen me mijn paspoort tot de spirituele jaguarwereld in een eenvoudig plastic bekertje. Het bevat la medicina, een stroperig goedje met ayahuasca-planten en chacruna-bladeren als de werkzame bestand-delen. Twee dagen lang is het brouwsel ingekookt en daarna overgegoten in oude waterflessen. Bij het begin van de ceremonie zegent de maestro de vloeistof met rookwolkjes van mapacho, wilde Amazonetabak. Dan begint hij de bekers te vullen.
We zitten op matjes te wachten onder een afdak van de maloca, een spuugbak en dekens binnen handbereik. Met 28 man zijn we uit de Verenigde Staten, Canada, Spanje, Frankrijk, Argentinië en Peru naar deze uithoek van de Peruaanse Amazone gekomen, aan de oever van de vreemde, dodelijk hete Kokende Rivier.
Sommigen hopen er genezing van ernstige ziekten te vinden, anderen zoeken naar zingeving, weer anderen zijn gewoon nieuwsgierig naar een onbekende wereld: de geheimzinnigste plek van wat de Amerikaanse zoöloog Alan Rabinowitz omschrijft als “de culturele corridor van de jaguar”.
Met zijn organisatie Panthera probeert Rabinowitz het leefgebied en de migratie-routes van de naar schatting honderdduizend jaguars en de levensvatbaarheid van hun genenpoel te beschermen. Ik heb Maestro Juan opgezocht in Mayantuyacu, het sjamanistische healingcentrum dat hij in 1994 oprichtte. Ik hoop meer te weten te komen over jaguars, vooral die aspecten van het dier die je niet met een cameraval kunt vastleggen.
Panthera onca is een van de toppredatoren van Noord- en Zuid-Amerika. Het dier is tegelijk koninklijk, woest en ongrijpbaar, voelt zich thuis in rivieren, in de jungle en in bomen, en zijn ogen glimmen in de duisternis. In verhouding tot hun grootte hebben jaguars de krachtigste beet van alle grote katten. En als enige grote kat bijten ze hun prooi niet in de keel, maar in de schedel, zodat deze direct sterft door hersenletsel.
Maar jaguars leiden al duizenden jaren ook een figuurlijk bestaan. Ze domineren de (bouw)kunst van precolumbiaanse culturen in een groot deel van hun historische leefgebied, van het zuidwesten van de VS tot Argentinië.
Jaguars werden door de Olmeken, Maya’s en Azteken als goden vereerd en afgebeeld op hun tempels, tronen, handvatten en lepels gemaakt van lamabotten. Afbeeldingen van jaguars werden geweven in sjaals en lijkwaden van de Chavín, een beschaving die rond 900 v.Chr. in Peru bloeide. Sommige stammen in het Amazonegebied dronken jaguarbloed, aten jaguarharten en droegen jaguarvellen.
Velen geloofden dat mensen in jaguars kunnen veranderen en andersom. Zelfs nu nog, nu de soort meer dan de helft van zijn oorspronkelijke leefgebied kwijt is, vind je overal tekenen van deze eeuwenoude intieme relatie.
Zo bidden inwoners van Chilapa de Alvarez in Zuidwest-Mexico elke augustus op het Tigrada-festival tot de jaguargod Tepeyollotl om regen en een rijke oogst. Met jaguarmasker op en gevlekt pak aan paraderen ze dan door de straten; het beeld van een grommende jaguar is alom aanwezig.
Het meest mysterieuze aspect van dit dubbelleven van de jaguar vind je ongetwijfeld bij de sjamaan en de buitengewone bewustzijnsverruiming die de oorspronkelijke volken aan de bovenloop van de Amazone en haar zijrivieren al duizenden jaren ervaren met behulp van psychoactieve planten.
Healers beweren de oorsprong van alle ziekten en genezing te kunnen vinden met behulp van geesten. In dit occulte rijk heerst de jaguar als een vriend, een beschermer en een belangrijke, alom aanwezige kracht die ziekte kan helpen uitbannen, mensen kan transformeren en duistere krachten kan afweren.
Onder de talloze Amazonegeesten die zouden huizen in meren, rivieren, dieren en de naar schatting tachtigduizend plantensoorten die en van ’s werelds rijkste ecosystemen vormen, kent de jaguar zijn gelijke niet.
Deze tekst bevat enkele fragmenten uit de oorspronkelijke reportage. Het hele verhaal kunt u lezen in het decembernummer van National Geographic Magazine.