Het grootste deel van mijn leven ging ik achteloos aan ze voorbij. Pas sinds ik de veertig ben gepasseerd, spits ik de oren als ik een roodborstkardinaal of roodflanktowie hoor. Is er in de buurt een goudplevier gespot, dan haast ik me naar buiten om die prachtige vogel – helemaal uit Alaska! – met eigen ogen te zien. Vraagt iemand me waaróm ik zo van vogels hou, dan voelt het alsof ik moet uitleggen waarom ik dol ben op mijn broers. Toch is het een legitieme vraag, zeker nu we stilstaan bij de honderdste verjaardag van het Amerikaanse Trekvogelverdrag. Waarom zijn vogels het beschermen waard?
Om te beginnen zou ik naar de immense omvang van het vogelrijk kunnen verwijzen. Wie alle vogelsoorten heeft gezien, heeft de hele aardbol afgereisd. Ze komen voor op alle wereldzeeën en in barre streken waar nauwelijks leven mogelijk is. Grijze meeuwen brengen hun jongen groot op een van de droogste plekken op aarde, de Atacamawoestijn in Chili.
Dat vogels zich in zo veel verschillende leefgebieden kunnen handhaven, is te danken aan de ongekende diversiteit die ze hebben ontwikkeld. In afmeting lopen vogels uiteen van de Afrikaanse struisvogel die 2,50 meter hoog kan worden, tot de piepkleine bijkolibrie op Cuba. De snavels zijn enorm (pelikaan, toekan), piepklein (eucalyptushaantje), of even lang als het lijf (zwaardkolibrie).
Sommige vogels (de purpergors in Texas, de Goulds honingzuiger in zuidelijk Azië, de regenbooglori in Australië) zijn bonter dan de uitbundigste bloemen. Andere hebben een verenkleed in een van de subtiel van elkaar verschillende bruintinten die biologen bij het classificeren hoofdbrekens bezorgen: rossig, taankleurig, roestkleurig, roodbruin.
Op een essentieel punt verschillen mens en vogel van elkaar: vogels hebben geen zeggenschap over hun omgeving. Vogels zijn niet bij machte om waterrijke natuurgebieden te beschermen, de visserij in te dammen of hun nest te koelen. Ze zijn aangewezen op hun instinct en de fysieke kenmerken waarmee de evolutie hen heeft uitgerust.
Die instrumenten voldeden altijd uitstekend: vogels bevolken de wereld 135 miljoen jaar langer dan de mens. Maar wij veranderen de aarde zo ingrijpend en zo snel dat de evolutie het niet meer kan bijbenen. Kraaien of meeuwen vinden wel wat van hun gading op onze vuilnishopen, merels en koevogels pikken een graantje mee op veehouderijen, roodborstjes gedijen in stadsparken.
Maar het lot van de meeste vogelsoorten hangt af van de bescherming die wij ze bieden. Hier rijst de vraag: wat zijn de vogels ons waard? Vogels zijn in veel opzichten totaal anders dan wij, juist daarom ook boeien ze ons zo. Ze laten zich niet veel aan ons gelegen liggen. Ze vertegenwoordigen die andere zeer succesvolle diersoort die de evolutie heeft voortgebracht. Dat zou ons eraan moeten herinneren dat wij niet de maat der dingen zijn.
De verhalen die wij vertellen over het verleden en de toekomst die we voor ogen hebben zijn producten van een geest die een vogel niet nodig heeft. Een vogel leeft met de dag. Hoewel er jaar in, jaar uit miljarden ten prooi vallen aan onze huiskatten, ruiten en pesticiden, en hoewel sommige soorten voorgoed verloren zijn gegaan, redden ze zich goed. Tot in de verste uithoeken van de aarde pikken kuikens hun eierschaal door om voor het eerst het zonlicht te voelen.
Deze tekst bevat enkele fragmenten uit de oorspronkelijke reportage. Het hele verhaal is te lezen in het januarinummer van National Geographic Magazine.