Wetenschappers hebben twee nieuwe soorten vleermuizen met een gele buik ontdekt, en vermoeden dat er nog meer kunnen zijn.

Hoewel het verrassend is om nieuwe soorten te vinden met zo’n bijzondere eigenschap, stellen onderzoekers dat het niet vreemd is dat het hier om vleermuizen gaat. Deze dieren, waarvan meer dan 1200 soorten bestaan, vormen een vijfde van alle zoogdiersoorten.

Maar het is nog niet zo eenvoudig om uit te vinden hoe die verschillende vleermuizen zich tot elkaar verhouden. Vaak zijn de verschillen hooguit klein te noemen. Onderzoekers van het Field Museum in de Amerikaanse stad Chicago kwamen de twee nieuwe soorten dan ook per ongeluk op het spoor, toen zij kleine genetische verschillen in kaart brachten om een evolutionaire stamboom te maken voor een bepaald soort Afrikaanse vleermuis. In een onlangs gepubliceerd artikel in het tijdschrift Frontiers in Ecology and Evolution wordt nader ingegaan op de ontdekking.

De twee nieuwe soorten behoren tot een groep vleermuizen die bekendstaan als Scotophilus. Deze groep dieren, die voorkomt in Afrika en het zuiden van Azië, is gemiddeld zo’n dertien centimeter groot en heeft een heldergele vacht op zijn buik. Veel ondersoorten van de Scotophilus leven in een stedelijke omgeving, en sommige, zoals de Scotophilus andrewreborii, leven vaak op door mensen gemaakte bouwwerken.

Meer dan de helft van deze kleine vleermuizen werden in de afgelopen vijftien jaar ontdekt. Hun onderlinge verbanden zorgden lange tijd voor veel verwarring onder biologen. Zo hebben ze “nogal goede schutkleuren”, waardoor ze in het wild moeilijk te vinden zijn, aldus Terry Demos, die promotieonderzoek doet aan het Field Museum en die de leiding had over het onderzoek.

Soorten spotten

Demos en een onderzoeksteam van de Keniaanse Maasai Mara University en de National Museums of Kenya wilden een overzicht maken van de stamboom van de Scotophilusin Afrika. Ze verzamelden huidmonsters van ruim honderd exemplaren in Kenia, en namen DNA-monsters af. Door de genetische profielen te vergelijken, konden Demos en zijn team verschillen vinden tussen de soorten en bepalen waar ze thuishoorden op de evolutionaire stamboom.

Maar toen Demos een opzet maakte voor de structuur van de stamboom, zag hij twee verschillende takken die eerder onbekend waren. Deze takken zijn genetisch verschillend van andere soorten binnen het geslacht. Maar voordat ze als andere soort worden beschouwd, moet Demos ‘duidelijk waarneembare verschillen’ vinden, zoals fysieke eigenschappen of gedragingen, die de nieuwe soort anders maken. (Lees ook: “Een uniek kijkje bij Mexico’s vleesetende vleermuizen”)

Demos is vol vertrouwen dat de twee nieuwe soorten aan die eisen zullen voldoen. Naar zijn zeggen zijn er mogelijk zelfs nog meer nieuwe soorten, aangezien er nog nauwelijks onderzoek is gedaan naar deze populatie dieren.

Kom maar op met de vleermuizen

Vleermuizen vormen weliswaar de grootste groep zoogdieren, maar er is nog bar weinig onderzoek naar ze gedaan. Doordat ze vaak in afgelegen gebieden leven en een scala aan ziektes bij zich dragen, is het lastig, en soms zelfs gevaarlijk, om de dieren te bestuderen.

Maar dankzij recente ontwikkelingen op het gebied van DNA-onderzoek, wordt het steeds makkelijker. Onderzoekers kunnen nu “DNA ontleden van monsters die mogelijk honderden jaren oud zijn. Dat helpt enorm, omdat we nu soorten kunnen identificeren die mogelijk in een omgeving leven waar we niet kunnen komen,” vertelt Susan Tsang. Zij doet genetisch onderzoek aan het American Museum of Natural History in New York en was niet bij de studie betrokken.

Tsang en Demos zijn het met elkaar eens dat via DNA-onderzoek in de toekomst nog tientallen of misschien wel honderden nu nog onbekende vleermuissoorten zullen worden ontdekt.

“Het is op zich interessant om inzicht te krijgen in de evolutionaire krachten die hebben gezorgd voor het ontstaan en voortbestaan van de diversiteit die we nu zien onder zoogdieren in Afrika. Maar er is ook een praktisch belang. We hebben een goed overzicht nodig van de hoeveelheid soorten, zodat we kunnen achterhalen waar de grootste hotspots op het gebied van biodiversiteit zijn en die kunnen beschermen,” aldus Demos.