In 2005 was Tracie Seimon, biologe en zelfverklaard spinnenliefhebster, in het Peruaanse deel van het Andesgebergte op zoek naar kikkers.
Maar terwijl ze op grote hoogte wat stenen omkeerde, vond ze iets heel verrassends en ook raars: “We zagen steeds meer kleine holletjes waaruit pluizige bolletjes staken,” vertelt Seimon, die destijds aan de Columbia University was verbonden. Ze wist een collega over te halen om een van de beestjes uit zijn holletje te trekken en te fotograferen. Het bleek te gaan om een vijf centimeter lange vogelspin.
Dat een vogelspin op die hoogte – bijna 4500 meter – werd gevonden, was een grote verrassing. Doorgaans zijn deze harige spinnen niet dol op de droge en ijle lucht van het hooggebergte of op ijzig koude hoogvlakten. Seimon kon toen nog niet vermoeden dat het in het Zuid-Amerikaanse bergland wemelt van tot dusver onbeschreven soorten vogelspinnen en dat ze er zojuist eentje uit zijn holletje had gehaald.
Deze spin bleek niet alleen een nieuwe soort te zijn, het is ook de vogelspin die tot nu op de grootste hoogte is aangetroffen. Bij haar onderzoek en bij soortgelijke onderzoeken zijn tot nu toe zeven nieuwe vogelspinsoorten van het geslacht Hapalotremusontdekt, zoals wordt beschreven in een recente publicatie in het vakblad Journal of Natural History.
'Prachtige wezens'
Na Seimons eerste vondst keerde ze terug naar dezelfde plek in de Andes om meer spinnen te zoeken, maar ditmaal moest ze de beestjes eigenhandig uit hun holletjes proberen te krijgen.
“Deze spinnen zijn gewoon prachtig,” zegt ze. “Ze hebben blonde poten, zwarte lichamen en een felrode stip op hun rug.”
Seimon stuurde foto’s van de eerste spin die ze vond naar vogelspinexpert Rick West, en meerdere andere exemplaren naar taxonoom Nelson Ferretti van de Nationale Wetenschappelijke en Technologische Onderzoeksraad (CONICET) van Argentinië. Nadat Ferretti de diertjes had onderzocht – en daarbij vooral nauwkeurig had gekeken naar de voortplantingsorganen, aan de hand waarvan verschillende spinnensoorten van elkaar onderscheiden kunnen worden – meende hij dat deze spinnen met hun pluizige achterlijven inderdaad soorten waren die nog niet eerder waren beschreven. Seimon noemde ze Hapalotremus vilcanota, naar de bergketen in de Andes waar ze voorkomen.
EvenalsH. vilcanota zijn ook de andere zes nieuwe Hapalotremus-spinnen klein. De meeste zijn niet groter dan een flessendop en de meeste leven ook op aanzienlijke hoogten, hetzij in nevelwouden hetzij in rotsachtig bergland. Het zijn dus niet het soort reusachtige vogelspinnen uit de tropische jungle die mensen zich meestal (maar liever niet) voorstellen.
“Deze spinnen leven in talloze verschillende milieus en habitats, en we moeten ons best doen om nieuwe soorten te vinden,” zegt Ferretti. “Ze zijn wonderbaarlijk en diverser dan we tot nu toe dachten.”
Veel van de pas ontdekte spinnen vertonen de kenmerkende rode stip van H. vilcanota, die blijkt te bestaan uit aparte haartjes die de spinnen kunnen opzetten om roofdieren (of nieuwgierige wetenschappers) af te schrikken. Andere soorten, zoals de minuscule H. chasqui– die inheems is in Argentinië – hebben een prachtige, mosgroene kleur. Inwoners van het gebied, die de wetenschappers op hun soms dagenlange trektochten door de bergen vergezelden, kennen deze spinnen en noemen ze allemaal ‘campo campo’, waarvan de oorsprong in de Quechua-taal onbekend is.
“Er zijn nog veel soorten die we nog niet kennen,” zegt Ferretti. “Het taxonomische werk is belangrijk, mede omdat het een manier is om inzicht te krijgen in de diversiteit van deze spinnen – voordat ze uitsterven.”
Overleven op grote hoogte
Hoewel het misschien verrassend klinkt dat in relatief korte tijd zeven nieuwe vogelspinsoorten zijn ontdekt, zijn de dieren definitief als onbekende soorten geïdentificeerd, aldus vogelspinexpert Robert Raven, een hoofdcurator van het Australische Queensland Museum die niet bij de nieuwe publicatie was betrokken.
“Vogelspinnen zijn typisch voor Zuid-Amerika, en op dat continent komen ook de meeste soorten voor, dus ik ben absoluut niet verrast,” zegt hij. “Ik ben er zeker van dat er nog meer onbekende soorten rondlopen.”
Maar Raven is wel verbluft over het feit dat vogelspinnen kunnen overleven op zulke grote hoogten, waar zo weinig zuurstof aanwezig is en de temperaturen zo laag zijn. Vooral ’s nachts, wanneer deze spinnen op jacht gaan, wordt het op grote hoogten erg koud, wat het gebied tot een onwaarschijnlijke habitat voor vogelspinnen maakt.
“In Australië komen vogelspinnen uitsluitend voor in gebieden waar de gemiddelde dagelijkse wintertemperatuur niet onder een bepaalde waarde zakt, en deze nieuwe spinnen zitten daar geregeld ver onder,” zegt Raven.
Ferretti, Seimon en anderen zijn van plan de spinnen verder te onderzoeken. H. vilcanotazal in elk geval goed bestudeerd kunnen worden, want deze spin leeft op een plek die al vijftien jaar in de gaten wordt gehouden door Seimon, die onderzoek doet naar de vraag hoe kikkers en andere dieren er op de klimaatverandering reageren.
“Kikkers breiden hun verspreidingsgebied naar hoger gelegen gebied uit, naar plekken waar geen eeuwige sneeuw meer ligt en waar nieuwe habitats ontstaan als gevolg van terugtrekkende gletsjers,” zegt ze. “Ik wil de plekken van deze spinnen opnieuw bezoeken om te zien of ze hun verspreidingsgebied eveneens uitbreiden.”