Of het nu gaat om een voederhuisje of -tafeltje op het balkon van een flat of een ruif met maïs voor herten op het achtererf – veel mensen vinden het leuk om wilde dieren met voer te lokken en ze dan van dichtbij te bekijken.
Maar volgens deskundigen kan dat zowel voor mens als dier gevaarlijk zijn.
Door het aanbieden van voer kunnen verschillende diersoorten zich op één kleine voederplek verzamelen, waardoor zo’n plek een broeinest van ziekteverwekkers en parasieten kan worden, zegt Jeannine Fleegle, wildbiologe bij de Commissie voor Wildbeheer van de staat Pennsylvania.
Zo vermoeden wetenschappers dat de dodelijke hertenziekte die ‘chronic wasting disease’ (‘chronische uitmergelingsziekte’) wordt genoemd, wordt veroorzaakt door blootstelling aan urine, speeksel en uitwerpselen – allemaal aanwezig op plekken waar dieren rond voederruiven samenkomen.
“Voer voor herten trekt direct of indirect ook kalkoenen, eekhoorns, wasberen, knaagdieren, stinkdieren en vossen aan,” zegt Fleegle. “Bij herten en wapiti’s - uit de familie der hertachtigen die voorkomen in Noord-Amerika en Azië - kan het risico op blootstelling aan ziekten verhogen, en datzelfde geldt voor de andere dieren.”
Hondenziekte, parvovirose, leptospirosis, wasbeerworm en vogelpokken zijn allemaal ziekten of parasieten die op voederplekken overgedragen kunnen worden.
“Het voeren van wilde dieren is over het algemeen een slecht idee, om welke diersoort het ook gaat of op welke plek je dat ook doet,” zegt Fleegle.
Wilde dieren zijn geen huisdieren
Iedereen die weleens een wasbeer wat van pindakaas heeft zien smikkelen, weet dat deze dieren er minstens zo schattig en aaibaar uit kunnen zien als je eigen huisdier. Maar alle wilde dieren, hoe klein en schattig ook, kunnen gevaarlijk zijn.
Zo worden in het Grand Canyon National Park meer mensen gebeten door eekhoorns die op zoek zijn naar voedsel dan door enige ander dier.
Het aanbieden van een eetbuffet in het wild kan dieren ook doen wennen aan het idee dat mensen en voedsel bij elkaar horen, waardoor het risico groter wordt dat ze worden aangereden door auto’s en kinderen of huisdieren belagen, zodat ze uiteindelijk door wildopzieners moeten worden afgeschoten.
Daarom zeggen experts vaak: “Een gevoerde beer is een dode beer.”
Junkfood
Ook vanuit het oogpunt van voeding is het van belang om te weten wanneer wilde dieren al dan niet bijgevoerd moeten worden.
Dieren maken vaak gebruik van de meest betrouwbare of gemakkelijke voedselbron die beschikbaar is, ook al bevat dat voer niet de voedingsstoffen die ze nodig hebben. Zo kan het voeren van maïs aan herten bij deze dieren tot een verstoring van het natuurlijke evenwicht van het maagzuur leiden en de aandoening lactaatacidose (melkzuurvergiftiging) veroorzaken.
“Deze aandoening is in Pennsylvania als doodsoorzaak bij zowel herten als wapiti’s vastgesteld,” zegt Fleegle.
Het voeren kan ook verandering brengen in de wijze waarop dieren zich door het landschap verplaatsen, waardoor verspreidingspatronen worden verstoord. Meer dieren op één en dezelfde plek kunnen bovendien leiden tot meer conflicten en verwondingen, zegt Fleegle.
En vogelvoer dan?
Hoewel het verstandig lijkt om een grizzlybeer of alligator niet te voeren, ligt dat bij vogelvoer wat ingewikkelder. Vooral omdat vogelvoer ook talloze andere dieren kan aanlokken.
Net als elke andere voederplek kunnen voederhuisjes, -tafeltjes of -palen zorgen voor de verspreiding van ziekten, zegt Kate Plummer, onderzoeksecologe bij de British Trust for Ornithology. Vooral als deze plekken niet goed schoon worden gehouden.
Zo is bekend dat miljoenen vogels zijn gestorven aan de ziekte trichomoniasis en dat sinds 2006 de Britse populatie groenlingen door deze ziekte met zestig procent is afgenomen, aldus Plummer.
Maar voederhuisjes of -tafeltjes kunnen wel de biodiversiteit bevorderen.
In een studie die onlangs in het tijdschrift Nature Communications verscheen, ontdekte Plummer dat mensen in hun achtertuintjes een grotere diversiteit aan vogelsoorten zien dan in de jaren zeventig van de vorige eeuw. En dat die verandering samenvalt met de opkomst van de markt voor voederhuisjes en andere voerapparaten.
Terwijl mensen ooit gewoon maiskorrels of zonnebloempitten gebruikten om vogels te voeren, worden nu ook meelwormen, vetbollen, koolzaad, sorgo, gierst en niervet van runderen aangeboden, die elk aparte diersoorten aanlokken.
“Het is eigenlijk voor het eerst dat we deze heel duidelijke en grootschalige uitwerking zien van wat we in onze eigen achtertuintjes doen en welke gevolgen dat heeft op de samenstelling van de vogelpopulaties die we om ons heen zien,” zegt Plummer. “Het gaat heel ver.”
Belangrijk is ook dat veel van deze soorten normaliter in bebost gebied en op akkerland zouden leven – land dat in toenemende mate ten prooi is gevallen aan projectontwikkeling.
“Deze vogels vinden nu dus wat ze nodig hebben in onze tuinen en voederhuisjes,” zegt Plummer.
Dit artikel is oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com.