Dit artikel verschijnt in de oktober 2019 editie van National Geographic Magazine.
Van alle grote Afrikaanse zoogdieren – leeuwen, bosolifanten, witte neushoorns – die dierenarts Pete Morkel (59) heeft moeten vangen, bezorgen giraffen hem de meeste kopzorgen. ‘Alle andere dieren geef je net voldoende verdoving om ze alleen te verlammen, maar giraffen laten we met een flinke dosis volledig knock-out gaan.’ We lopen op zo’n honderd kilometer ten oosten van de hoofdstad Niamey door de wildernis van Niger en proberen een tweejarige giraffe, een wijfje, in het vizier te houden.
Morkels verdovingsgeweer is geladen met een dosis etorfine, een opiaat dat ongeveer zesduizend keer zo krachtig is als morfine. Heeft het pijltje de giraffe eenmaal geraakt, dan moet zijn team het dier binnen twee minuten vangen, tegen de grond werken en tegengif toedienen in de nek, anders sterft ze. Lukt het ons haar te vangen en overleeft ze de reis van achthonderd kilometer naar haar nieuwe leefgebied, dan staat deze giraffe mede aan de basis van een nieuwe populatie van een van de zeldzaamste diersoorten ter wereld.
Al een week volgen we deze giraffen. Ze stammen af van een groep van zo’n vijftig dieren die eind jaren tachtig door droogte en oorlog naar Niger trokken. Vanuit buurland Mali, hun oorspronkelijke leefgebied, doorkruisten ze de Sahel in zuid-zuidoostelijke richting, trokken langs de Nigerrivier, kwamen vlak langs Niamey en streken neer op een droge en stoffige hoogvlaktein de omgeving van de stad Kouré.
Fulaniherder Amadou Hama (76) herinnert zich hoe hij, decennia geleden, voor het eerst oog in oog kwam te staan met een giraffe. ‘We dachten dat het de duivel was, met die lange nek en die hoorntjes. Ze hadden me wel gewaarschuwd voor gevaarlijke dieren, zoals leeuwen. Maar nooit één woord over giraffen. Wij, ja zelfs de koeien waren bang.’
De nieuwkomers waren de laatst overgebleven dieren van een ooit grote populatie die eind vorige eeuw voorkwam in heel West-Afrika, van de kust van Senegal tot Nigeria.
In 2016 kwamen wetenschappers tot een verrassende, zij het betwiste, conclusie. Tot dan toe werd gedacht dat alle giraffen behoorden tot één soort, Giraffa camelopardalis. Maar genetisch onderzoek heeft uitgewezen dat er waarschijnlijk vier aparte soorten zijn te onderscheiden. Die vier vallen weer uiteen in diverse ondersoorten, waaronder de zeldzame tsjaad- of peraltagiraffe(Giraffa camelopardalis peralta). De giraffen met een lichte, gevlekte vacht die rond Kouré een veilig heenkomen zochten, behoren hiertoe. Volgens de nieuwe taxonomische indeling zijn alle ondersoorten, op twee na, volgens de rode lijst van bedreigde diersoorten ‘kwetsbaar’, ‘bedreigd’ of ‘ernstig bedreigd’. In heel Afrika zijn de giraffenpopulaties de afgelopen dertig jaar met bijna veertig procent afgenomen. Er zijn er in totaal naar schatting nog 110.000 over.
Julian Fennessy, mededirecteur van de Giraffe Conservation Foundation (GCF), spreekt van ‘stille uitsterving’, omdat veel mensen denken dat de giraffe zich wel redt. Dat hangt samen met alle aandacht die uitgaat naar de noden van olifanten en mensapen, en misschien ook wel met de overvloed aan giraffen in dierentuinen en pluchen giraffen in speelgoedwinkels.
In bepaalde delen van Afrika gáát het ook goed met de giraffen. In Zuid-Afrika en Namibië, waar ze goed gedijen in particuliere wildparken en waar zelfs op ze mag worden gejaagd, zijn de populaties de afgelopen decennia bijna verdubbeld. Maar in Oost-Afrika is het met de net- en de masaigiraffe veel minder goed gesteld. ‘In het zuiden van Kenia zijn hekken een groter probleem dan stroperij. Giraffen kunnen er niet overheen springen en daardoor raakt hun leefgebied versnipperd,’ zegt Arthur Muneza, coördinator voor de GCF in Oost-Afrika. Door bevolkingsgroei, overbegrazing door vee en klimaatverandering dringen herders en boeren steeds dieper door in natuurgebieden en de habitat van giraffen. De populatie van de Nubische giraffe, die overwegend voorkomt in Oeganda, is de afgelopen dertig jaar met 97 procent geslonken; het is een van de ernstigst bedreigde grote zoogdieren ter wereld.
In Niger zijn giraffen nog zeldzamer, en toch is de populatie tsjaadgiraffen alweer wat opgekrabbeld sinds 1996. Toen waren er nog maar 49 exemplaren over, maar de afgelopen 25 jaar steeg hun aantal tot boven de zeshonderd. Dit geldt als een van de grootste succesverhalen op het gebied van natuurbescherming in Afrika. Een van de onwaarschijnlijkste ook.
Niger bungelt helemaal onder aan de lijst van 189 landen op de VN-ontwikkelingsindex. De bescherming van wilde dieren stond er van oudsher niet hoog op de agenda. In 1996 stuurde de nieuwe president van Niger het leger na een staatsgreep de bush in om dieren te vangen die hij kon schenken aan de presidenten van buurlanden Nigeria en Burkina Faso. Geen van de gevangen giraffen overleefde de actie en de populatie tsjaadgiraffen nam met bijna een derde af. Drie jaar later stierven nog twee giraffen toen de volgende president de leider van Togo een exemplaar cadeau wilde doen.
De ernst van de situatie en het besef dat de tsjaadgiraffen een bijzondere en zeldzame populatie vormen in een land waar bijna geen wild meer voorkomt, brachten Niger er in 2011 toe beschermingsmaatregelen te nemen. Doordat stroperij door de overheid vrijwel tot nul was gereduceerd en door het ontbreken van natuurlijke vijanden steeg het aantal giraffen in Kouré. Toen de populatie met ruim elf procent per jaar toenam, dreigden conflicten met boeren en herders. Het was duidelijk: alleen als elders een tweede leefgebied werd gevonden, kon Nigers giraffenpopulatie blijven groeien.
Een dag vóór de achtervolging van het giraffenvrouwtje ben ik in Kanaré (Niger), voor een gesprek met de lokale leider Hamadou Yacouba. We zitten onder een neemboom, die ons beschermt tegen de felle middagzon. ‘Giraffen worden hier gezien als gedomesticeerde dieren,’ zegt hij. ‘God heeft ze hier gebracht, en daarom laten we ze met rust. Andere landen kregen geen giraffen. Wij wel.’
Kanaré plukt de vruchten van het bescheiden giraffentoerisme en een door internationale natuurbeschermers opgericht lokaal ontwikkelingsfonds. Maar de aanwezigheid van Boko Haram en Al Qaidasympathisanten doen het toerisme geen goed. De giraffen trokken vorig jaar slechts 1700 belangstellenden, overwegend welgestelde dagjesmensen uit Niamey.
Natuurbeschermers hebben in Afrika de afgelopen tien jaar dieren uitgezet in gebieden waar die sinds lang niet meer voorkwamen. Dit gebeurde onder meer met de sabelantilope in Tsjaad. De afgelopen twee jaar heeft het GCF giraffen naar drie andere plekken overgebracht, onder meer naar twee locaties in Murchison Falls National Park in Oeganda.
In Niger waren de omstandigheden voor een tweede populatie tsjaadgiraffen het best in Gadabedji. Het onbewoonde gebied in het hart van het land is bijna zo groot als Vlaanderen en is uitgeroepen tot biosfeerreservaat. Er leven veel gieren en antilopen, en vijftig jaar geleden leefden hier ook de voorzaten van deze giraffen.
Niet iedereen ziet heil in de verhuizing. ‘Als giraffen op de huidige locatie gevaar lopen, hoe kan de populatie dan groeien?’ zegt gedragsonderzoeker Isabelle Ciofolo, die zich al zo’n 25 jaar actief inzet voor natuurbescherming in Kouré. ‘Giraffen moeten zelf kunnen bepalen welk gebied het best aansluit bij hun behoeften.’
Ze wijst erop dat de Nigerese giraffen een afstand van 290 kilometer konden afleggen. ‘Als ze zich ergens bedreigd voelen, dan zoeken ze uit zichzelf een veiliger leefgebied op.’
‘Rustig maar meisje. Braaf zo,’ prevelt Morkel terwijl hij de nietsvermoedende giraffe nog iets dichter nadert. Hij schat haar gewicht op zevenhonderd kilo, stelt de druk op zijn geweer in voor een schot over dertig meter en haalt de veiligheidspal om. Het is één uur ’s middags en inmiddels 38 °C.
‘Nog nooit ben ik een giraffe te voet genaderd. Anders zitten we in een pick-uptruck en schieten we van een afstand,’ vertelt Morkel. Deze dieren zijn anders, doordat ze niet in een wildreservaat of nationaal park leven, maar op openbaar land; ze zijn dus gewend aan boeren en herders. ’s Nachts steken ze hun kop door de muren van de verhoogde, bijenkorfvormige graanschuren die dit gebied kenmerken. Ze eten van het blad van bonenplanten dat dorpelingen opslaan voor hun vee, en ook de mango’s en pompoenen moeten het ontgelden. Door een gelukkig toeval talen ze niet naar de voedzame gierst die de meesteboeren hier verbouwen.
Morkel legt aan en haalt de trekker over. Het pijltje met de etorfine landt op de linkerschouder van het dier: in één keer raak. Het duurt een paar minuten voor het spul zijn werk doet.
Het verdoven van giraffen in de natuur is een vrij nieuwe praktijk en nog altijd zeer riskant. Bij een overdosis van het opiaat kan de ademhaling stokken, het dier kan voorovervallen en een schedelbreuk oplopen, en de lange nek en benen kunnen breken. Halfverteerd voedsel kan worden opgebraakt en in de longen terechtkomen, wat tot longontsteking leidt. Ook kan het dier op het loeihete woestijnzand oververhit raken. In 2017 kostte de overplaatsing in Oeganda enkele giraffen het leven. Drie ervan stierven als gevolg van de stress die het vangen ze bezorgde, een vierde overleed tijdens de reis.
Omdat het even duurt tot het middel werkt, lopen Morkel en ik terug naar de pick-up. Daar staat een team van parkopzichters en onderzoekers paraat. ‘Dit is een lastige diersoort om mee te werken,’ zegt Morkel. ‘Giraffen komen vrij hard neer en hebben een unieke bouw.’
De anatomie van de giraffe wordt gekenmerkt door extremen: de befaamde nek natuurlijk, maar ook zijn onwaarschijnlijk lange wimpers, zijn benen (de langste van het dierenrijk), zijn ogen (het wijdst uit elkaar van alle landzoogdieren), de langwerpige schedel, en vooral de zwartpaarse ‘grijptong’ die hij tot een halve meter kan uitsteken om behendig het blad af te rissen van doornige acaciatakken die je met blote handen niet zou beetpakken. Het hart, dat bloed naar een grotere hoogte kan pompen dan dat van welk ander landzoogdier ook, is ruim zestig centimeter lang en heeft boezemwanden van wel zeven centimeter dik.
Er is geen dier met een hogere bloeddruk dan een giraffe, en toch kan hij zijn kop snel vijf meter omlaag brengen naar de grond zonder flauw te vallen. Doordat het ze zo veel moeite kost om te gaan liggen en weer overeind te komen, en omdat ze op de grond erg kwetsbaar zijn, slapen giraffen niet langer dan een paar minuten achter elkaar (al is dat in het wild lastig te toetsen). Wekenlang kunnen ze zonder water; het vocht dat ze uit bladeren zuigen is dan genoeg. Fennessy van het GCF, een van ’s werelds gezaghebbendste giraffenkenners, zag in de woestijnen van Namibië pas na vijf jaar voor het eerst dat een giraffe zijn poten wijd uit elkaar zette en zijn hoofd behoedzaam omlaag bracht om uit een plas te drinken. Als dit dier zo veel moeite moet doen om zoiets alledaags als water tot zich te nemen, dan moeten we ons misschien niet afvragen waarom hij zo’n lange nek heeft, als wel hoe het komt dat die nek zo kort is in verhouding tot zijn lange benen.
Eerlijk gezegd weten we nog niet waarom de giraffe zo’n lange nek heeft. Volgens Nikos Soulounias, evolutiebioloog bij het New York Institute of Technology, evolueerde de giraffe op het Indiaas subcontinent en trok hij zo’n acht miljoen jaar geleden van Azië naar Afrika. De nek van zijn nauwste nog levende verwant, de okapi, die voorkomt in de equatoriale regenwouden van de Democratische Republiek Congo, is helemaal niet zo lang.
Giraffen zijn geweldige vormsnoeiers; ze zorgen ervoor dat acacia’s wijd uitwaaieren net boven de ‘graaslijn’, die ze met hun lange nekken en uitgestrekte tongen nog kunnen bereiken. Het ligt voor de hand dat ze die lange nek ontwikkelden omdat dit voordeel opleverde ten opzichte van dieren met een kortere nek. Er zijn ook onderzoekers die vermoeden dat de lange nek samenhangt met seksuele selectie. Volgens hen dient de nek niet om blaadjes aan hoge takken binnen bereik te brengen, maar om mannetjes beter in staat te stellen met hun hoofd (dat een sterke schedel heeft) naar rivalen uit te halen in de strijd om vruchtbare vrouwtjes. Of misschien hebben ze gewoon zo’n lange nek om, weerloos als ze zijn, eventuele roofdieren al van verre te zien aankomen.
Wat ook met hun lange nek in verband wordt gebracht: hun zwijgzaamheid. Giraffen maken vrijwel nooit geluid en communiceren op een manier die het menselijk gehoor niet kan opvangen. Opmerkelijk, want het zijn sociale dieren die geregeld een poos in een groep verblijven en zich dan weer verspreiden. Andere diersoorten met zo’n los-vaste sociale structuur, zoals olifanten en chimpansees, communiceren onderling vrij uitgebreid. Er zijn dan ook onderzoekers die vermoeden dat giraffen over grote afstanden met elkaar communiceren via infrageluid (vergelijkbaar met het laagfrequente gebrom van olifanten), maar hiervoor is nog geen sluitend bewijs gevonden.
De giraffe die Morkel met een verdovingspijltje heeft geraakt, lijkt na een paar minuten door te krijgen dat er iets raars met haar aan de hand is. Met benen die in slow motion lijken te bewegen, galoppeert ze bij de groep vandaan.
We volgen haar met de auto met een vaartje van dertig kilometer per uur door de bush. Het kost de chauffeur moeite het vluchtende dier bij te houden. Als het ons uiteindelijk lukt de giraffe in te halen, springen vier mannen uit de laadruimte en spannen een touw om haar tot stoppen te dwingen. Wanneer de giraffe recht in het touw loopt, wordt Abdoul Razack Moussa Zaberiou, hoofdonderzoeker van de lokale afdeling, zowat gelanceerd, maar de giraffe gaat in een wolk van stof tegen de grond.
Morkel gaat net onder het hoofd schrijlings op de nek zitten en prikt een met een antigif gevulde injectienaald in de halsslagader. Achter hem klemmen nog twee rangers de nek tussen hun benen. Het team heeft maar twee minuten voor de giraffe weer bijkomt, en voor het zover is moeten ze haar blinddoeken en haar oren dichtstoppen met repen stof.
De dierenartsen en rangers nemen buisjes bloed af en dienen spuiten vol vitamine E, antibiotica en een ontstekingsremmer toe. Ze nemen de temperatuur op en knippen een oorpuntje af voor DNA-onderzoek.
Ze hebben net een touw om haar romp gewikkeld wanneer het dier ontwaakt en wild trappend het zand laat opstuiven. Ze is nu doof en blind. Morkel geeft haar een ferme tik op haar achterste, waarna ze overeind komt en zich aan een touw naar de laadklep van de trailer laat leiden. Die brengt haar naar een grote, met eucalyptuspalen versterkte en met riet overdekte kraal.
Vanaf zo’n dertig meter volgen vijf andere giraffen ons doen en laten. Enkele jonge Zarmaherdersdie op pad zijn met hun kudde geiten staan verderop tegen een boom geleund. Ook zij kijken aandachtig toe. De haastige achtervolging en de rit hierheen: het heeft veel weg van een overval die niet volgens plan verloopt.
De giraffen die naar Gadabedji gaan, zijn na drie weken voldoende gewend aan het leven in gevangenschap om op transport te kunnen. Tegen elf uur ’s ochtends worden de eerste vier naar een zes meter lange, witgeschilderde zeecontainer geleid. De bovenkant is eraf gezaagd en op de bodem ligt een laag nat zand waar hun hoeven in wegzinken. Langs de randen staan lange stokken met bladeren eraan, zodat de dieren onderweg kunnen eten. Het is heel belangrijk dat ze tijdens de rit niet gestrest raken. Een paar weken eerder verloor het team een angstig dier. Het verloor zijn evenwicht, sloeg met zijn hoofd tegen de container en overleed korte tijd later.
Voor de vrachtwagen uit rijdt een auto met ‘spotters’ erin die tijdig waarschuwen voor eventuele stroomdraden op de route; die zouden rampzalig kunnen uitpakken voor de kostbare lading. Met een slakkengangetje van vijftien kilometer per uur gaat het konvooi naar Gadabedji, een rit van zo’n achthonderd kilometer.
De vier giraffen kijken nieuwsgierig boven de rand van de trailer uit. Heel veel dingen zien ze voor het eerst: mannen die langs de weg hun haar laten knippen, geslachte geiten aan palen en mannen die in kleine witte moskeeën in gebed bijeen zijn. We passeren een Toeareg met een kudde kamelen, een veemarkt met knokige stieren, gesluierde vrouwen die lachend naar de giraffen wijzen, en ook mensen wie de karavaan door hun dorp volledig ontgaat.
Zevenenveertig uur duurt de tocht. We stoppen slechts twee keer per dag om de giraffen bij wat anabomen te laten eten en om het team drie uur slaap te gunnen. Wanneer we eindelijk in Gadabedji aankomen, worden we verwelkomd door de burgemeester, een Toeareg in een felrood gewaad met tulband. Het landschap doet woestijnachtig aan; er is weinig gras of andere begroeiing. Kinderen hollen joelend op het konvooi af. Ze wisten al maanden van onze komst.
Morkel lacht en zegt: ‘Dit landschap is perfect geschikt voor giraffen.’ De dieren kijken over de rand van de zeecontainer en nemen het weidse landschap, waarin hier en daar een groepje acacia’s zichtbaar is, in zich op. Ja, dit is een prima gebied voor giraffen.
Twee Toeareg-bewakers met AK-47’s staan paraat wanneer de deuren van de zeecontainer worden geopend. Het is midden op de dag en de zon brandt fel. Aan de blauwe hemel zijn lichte sluierwolken te zien. De giraffen zijn aangekomen in hun nieuwe leefgebied. Dit is nog maar het eerste deel van de groep die een nieuwe populatie gaat vormen. Als alles goed gaat, komen er volgend jaar meer dieren deze kant op. En het jaar daarop mogelijk weer een paar.
Na twee minuten steekt de eerste giraffe haar hoofd naar voren en komt op een voorzichtig drafje de container uit. Al snel volgen de andere. Er steekt een zacht briesje op. Het viertal draait zich om en zet in een bedaard tempo koers naar een groepje acacia’s een heel eind verderop. Ze lopen in een rijtje, zo nu en dan kijken ze achterom, alsof ze niet precies weten wat de bedoeling is. Zo verdwijnen ze uit het zicht.
Auteur Joshua Foer schreef in juni 2017 over lavatunnels op Hawaï. Ami Vitale fotografeerde voor het augustusnummer van 2017 verweesde olifanten en hun Keniaanse verzorgers.
Wat staat er allemaal op het spel wanneer dieren uitsterven? Lees alles over 'dossier uitsterving' in de oktober 2019 editie van National Geographic magazine.