Dit artikel verscheen in de oktober 2019 editie van National Geographic Magazine.

Vrijwel direct na de flits volgt de donder. En nóg een flits, zo helder dat de omgeving oplicht: het open grasland van de Kaaistoep, omzoomd met populieren. Dan wordt het weer donker en begint het te stortregenen in het Noord-Brabantse natuurgebied. Grote druppels, zelfs een paar hagelstenen. Het lijkt Paul van Wielink niet te deren. Uiterst kalm staat hij voor het grote witte laken dat fel wordt beschenen door twee lampen. ‘Even de kokerjuffers van het doek halen.’

In de open werkschuur zitten de overige leden van het telteam. Henk Spijkers, peuk tussen de lippen, en Guido Stooker, pen in de hand en een soortenlijst voor zijn neus. De vlindernamen klinken haast poëtisch. De groene eikenbladroller en de dennenspinner. Boven aan het formulier noteert Stooker de temperatuur: 24,2 °C.

Van Wielink loopt naar binnen, een vangpotje in zijn hand. Quasi streng kijkt hij me aan: ‘Zorg dat je vanavond niet alleen vlindernamen onthoudt, maar ook kevernamen. Iedereen wil altijd alleen de nachtvlinders leren kennen. Zonde. Kevers en wantsen en sluipwespen zijn net zo goed prachtig.’ In mijn hoofd repeteer ik de soorten die hij noemt. Een kever die het zwart soldaatje heet, en een veelvoorkomende sluipwesp met de wetenschappelijke naam Ophion luteus.

In natuurgebied de Kaaistoep bij Tilburg verzamelen Paul van Wielink rechts Guido Stooker en Henk Spijkers niet op de foto elk jaar insecten die afkomen op een met lampen beschenen wit laken Op basis van onder meer dit langlopende onderzoek en een tweede bij het Drentse Wijster concludeerden onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen dat het aantal nachtvlinders in ruim twintig jaar is gedaald met 54 procent en het aantal loopkevers met 72 procent
In natuurgebied de Kaaistoep bij Tilburg verzamelen Paul van Wielink (rechts), Guido Stooker en Henk Spijkers (niet op de foto) elk jaar insecten die afkomen op een met lampen beschenen wit laken. Op basis van onder meer dit langlopende onderzoek en een tweede bij het Drentse Wijster concludeerden onderzoekers van de Radboud Universiteit Nijmegen dat het aantal nachtvlinders in ruim twintig jaar is gedaald met 54 procent en het aantal loopkevers met 72 procent.
Edwin Giesbers

Elke week zitten ze hier, Van Wielink en Spijkers, al 23 jaar, sinds het begin van de tellingen in 1996. De appelflappen staan op tafel, de koffie is warm, het bier staat koud. Vanavond is ook Hans de Kroon aanwezig, hoogleraar plantenecologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Al jaren doet hij onderzoek naar de insectenstand in Nederland en daarbuiten. Eind 2017 werd zijn werk wereldnieuws: samen met een Nederlands-Duits team van biologen, onder wie de Nijmeegse promovendus Caspar Hallmann, publiceerde hij een artikel in het wetenschappelijke tijdschrift PLOS ONE over langlopend onderzoek naar de achteruitgang van insecten in 63 beschermde natuurgebieden in Duitsland. In 27 jaar tijd bleek de vliegende insectenbiomassa (het gewicht van alle vliegende insecten samen) met ruim 75 procent te zijn afgenomen. De publicatie veroorzaakte een schokgolf in de media. De Britse krant The Guardian schreef over een ‘ecologisch armageddon’, The New York Times kopte met grote letters ‘The Insect Apocalypse Is Here’. Driekwart van de vliegende insecten weggevaagd in een tijdsbestek van enkele decennia: hoe kón dat?

Diezelfde vraag brengt mij vanavond naar de Kaaistoep. Want ook in Nederland en België gaan de insecten de laatste decennia sterk in aantal achteruit. Wat is daarvan de oorzaak? Wat zijn de gevolgen? En: kunnen we het tij nog keren?