Al bijna een jaar lang, sinds de eerste gevallen van COVID-19 zich over de wereld verspreidden, praat de mensheid over virussen. Maar de Tasmaanse duivel kampt al zo'n dertig jaar met een eigen pandemie - een afschuwelijke kanker van het gezicht, die zich via beten verspreidt.

De tumoren veroorzaken zweren in de mondholte van het Australische buideldier, dat daardoor uiteindelijk verhongert. In tegenstelling tot bijna alle andere vormen van kanker is deze besmettelijk.

Door deze zogenaamde ‘devil facial tumor disease’ zoals de ziekte wordt genoemd, kelderde het aantal dieren van 140.000 tot zo'n 20.000. De aandoening kan zich gemakkelijk verspreiden omdat de felle dieren elkaar regelmatig bijten. Ze happen naar elkaar tijdens het broedseizoen of tijdens het knagen aan kadavers, hun belangrijkste bron van voedsel. (Lees ook: Overleven de Tasmaanse duivels gezichtskanker?)

Veel deskundigen vrezen dat de soort, als het zo doorgaat, uiteindelijk niet meer bedreigd zal zijn, maar uitsterft. Daarom besloten wetenschappers Tasmaanse duivels te gaan fokken. Eerder dit jaar zetten ze 26 dieren uit in het vasteland van Australië. De ongeveer 75 centimeter lange carnivoren kwamen ooit zowel daar als op het eiland Tasmanië veel voor. Tegenwoordig zijn alleen de dieren op Tasmanië over.

Maar een nieuw artikel in het vakblad Science over genetisch onderzoek naar de kanker biedt een sprankje hoop: de besmettingsgraad onder de wilde duivels is flink afgenomen. Dat zou erop kunnen wijzen dat de ziekte de dieren mogelijk niet fataal wordt.

“Dit is heel veelbelovend. Het zou betekenen dat de ziekte niet meer zo snel door de populatie racet als eerder,” vertelt onderzoeksleider Austin Patton, die als evolutionair bioloog aan de University of California werkt. “Het gaat langzamer”.

Minder overdracht

Wetenschappers ontdekten de kanker bij de dieren in 1996, maar de ziekte ontstond waarschijnlijk al in de jaren zeventig of tachtig. In 2015 kwamen onderzoekers erachter dat er twee verschillende soorten van devil facial tumor disease zijn, die DFT1 en DFT2 worden genoemd. Hoewel deze beide typen tumoren veroorzaken die nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn en er allebei toe leiden dat de dieren verhongeren en sterven, zijn ze genetisch verschillend. Ze hebben ook elk een andere herkomst: DFT2 ontstond in een mannetjesduivel die aan de andere kant van het eiland leefde van waar een vrouwtje voor het eerst DFT1 kreeg.

“We waren zeer verrast door onze ontdekking van DFT2, aangezien besmettelijke tumoren zelden voorkomen bij gewervelde dieren,” vertelt Bruce Lyons. Hij is immunoloog aan de University of Tasmania en coauteur van het artikel dat hierover werd gepubliceerd in Proceedings of the National Academy of Sciences.

Er zijn slechts een handvol besmettelijke kankersoorten in de natuur bekend, onder meer een soort die honden kunnen krijgen en een andere soort die rondgaat onder strandgapers. (Lees over zeldzame kankersoorten die zich verspreiden onder zeedieren.)

Om meer inzicht te krijgen in de manier waarop DFT1 zich onder de duivelpopulatie verspreidt, maakten Patton en zijn collega's gebruik van fylodynamica, een techniek die vaak wordt toegepast voor virus-onderzoek.

Aan de hand van het genetisch materiaal van een virus reconstrueren onderzoekers hoe dat zich verspreidt en ontwikkelt. Voor de analyse gebruikte het team van Patton monsters die vanaf ongeveer 2003 waren genomen van de tumoren van 51 Tasmaanse duivels.

Rond de afname van die eerste monsters bleek het reproductiegetal rond de 3,5 te liggen, vertelt Patton. Dat houdt in dat een dier dat besmet raakte, de ziekte doorgaf aan gemiddeld 3,5 soortgenoten.

Een Tasmaanse duivel met gezichtskanker zit in de jaren negentig op Tasmani naast een kadaver
Een Tasmaanse duivel met gezichtskanker zit in de jaren negentig op Tasmanië naast een kadaver.
Dave Watts, Nature Picture Library

Maar in 2018, toen het laatste monster werd afgenomen, was dit besmettingsgetal gedaald tot ongeveer 1. Dat zou betekenen dat de soort waarschijnlijk niet zal uitsterven door de kanker, zegt hij.

Maar hij waarschuwt dat het niet zeker is dat dit goed nieuws is. De oorzaak van de daling van het reproductiegetal zou kunnen zijn dat de kanker zich minder goed kan verspreiden doordat er nog maar zo weinig dieren over zijn. Bovendien werd in het onderzoek niet gekeken naar DFT2. Het besmettingsgetal van deze variant is onbekend.

Gecompliceerde kanker

Volgens een ander onderzoek, dat in november werd gepubliceerd in PLOS Biology is het verhaal over de kanker onder de duivels nog ingewikkelder.

Elizabeth Murchison, geneticus aan de Engelse University of Cambridge, en haar collega's ontdekten dat er vijf typen DFT1 zijn. Eén dier kan besmet raken met alle vijf die zogenaamde ‘clades’. Dat is te vergelijken met borstkanker, die zich verspreidt naar de hersenen, longen en lever, schrijft Murchison in een e-mail. “DFT1 heeft zich eigenlijk ‘uitgezaaid’ door de duivelpopluatie.”

Deze genetische verschillen spelen een rol bij het herstel van de soort.

Zo is Lyons nu bezig met de ontwikkeling van een vaccin dat ervoor moet zorgen dat de dieren de ziekte niet overdragen. Maar hij moet daarbij rekening houden met die genetische variaties, wat zijn werk aanzienlijk moeilijker maakt.

Ook de herintroductie van de Tasmaanse duivels in het wild zou negatief kunnen uitpakken als deze gefokte dieren evolutionair gezien niet zijn aangepast aan de ziekte. (Bekijk onze fotogalerij van Tasmaanse duivels.)

Dat is ook precies de reden dat er sinds 2016 geen gefokte duivels zijn uitgezet op Tasmanië, vertelt Carolyn Hogg, biologe van de University of Sydney. De duivels die onlangs werden losgelaten in het vasteland van Australië, zijn nooit met de kanker in aanraking gekomen.

“De dieren houden vol terwijl de ziekte om zich heen grijpt,” zegt Hogg. Ze bieden ook andere bedreigingen het hoofd, zoals onder meer inteelt, de versnippering van hun leefgebied en aanrijdingen.

Ondanks alles geven de dierenbeschermers het niet op: “Degenen die zich inzetten voor de wilde duivels zijn voorzichtig optimistisch.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com