Terwijl strandgasten langs de hele Amerikaanse Oostkust op 5 september (Labor Day in de VS) genoten van een zonnige vrije dag, zat Erik Petkovic op een kleine 65 kilometer voor de kust van Virginia in een verduisterde cabine op het onderzoeksschip R/V Explorer. Hij tuurde naar een beeldscherm dat was verbonden met een op afstand bestuurbaar kleine onderzeeër (ROV), dat 120 meter onder hem boven de zeebodem zweefde. Toen schreeuwde hij het plotseling uit: ‘Dat is hem!! Daar is-ie!!’
Het object dat zoveel enthousiasme opriep, was het wrak van de SM U-111, de laatste Duitse U-boot (Unterseeboot) uit de Eerste Wereldoorlog die in Amerikaanse wateren is ontdekt. De slanke tube van aan elkaar geklonken ijzeren platen had ooit deel uitgemaakt van een onderzeebootvloot die door alle geallieerde zeelieden werd gevreesd.
Na de oorlog bracht een Amerikaanse bemanning de overgeleverde U-boot op een gewaagde reis over de Atlantische Oceaan naar de VS, dwars door de ijzige wateren waarin nog maar zeven jaar eerder de RMS Titanic was gezonken. ‘Het is een van die opmerkelijke en onbekende verhalen van overleving,’ zegt Petkovic.
In Amerikaanse wateren liggen de wrakstukken van zo’n dertien Duitse U-boten uit beide wereldoorlogen, en deze vaartuigen oefenen een bijzondere fascinatie uit op wrakduikers als Petkovic. Hij behoort tot de selecte groep van zogenaamde ‘technische duikers’, die veel dieper duiken dan de standaarddiepte van veertig meter waaraan recreatieve duikers zich houden.
In archiefstukken van de Amerikaanse marine valt te lezen dat de U-111 op 31 augustus 1922 voor de kust van Virginia tot zinken werd gebracht op een plek waar de zee bijna vijfhonderd meter diep is – veel te diep om door een menselijke duiker te worden bereikt. Maar na jaren van onderzoek kwam Petkovic tot een heel andere conclusie – en deed hij zijn historische ontdekking.
Sabotage en overleving
De 71,5 meter lange SM U-111 (‘Seine Majestät Unterseeboot-111’) werd in 1917 in opdracht van de Duitse Kaiserliche Marine gebouwd om te gaan patrouilleren in de noordelijke Atlantische Oceaan, waar de U-boot drie geallieerde koopvaardijschepen tot zinken zou brengen. In november 1918 gaven de troepen van de Duitse keizer Wilhelm II zich over en werd de U-111 overgedragen aan de Britten.
Na de wapenstilstand werden alle nog zeewaardige Duitse U-boten naar het Britse Harwich aan de Noordzee gestuurd, waar de meeste tot schroot werden verwerkt. Maar een handvol U-boten werd door de geallieerde troepen van de ondergang gered om nader te worden onderzocht. In een proces van ‘reverse engineering’ wilden de geallieerden meer te weten komen over de waardevolle technologie achter de Duitse dieselmotoren, periscopen en gyroscopen aan boord van de vijandelijke vaartuigen.
President Woodrow Wilson gaf de marine opdracht om zes in beslag genomen U-boten naar de VS te varen, waar ze een rondreis langs havens aan de Oostkust zouden maken om het publiek op te roepen Victory Bonds te kopen, de speciale staatsobligaties waarmee de oorlog mede werd bekostigd. Vervolgens zouden de vaartuigen uit elkaar worden gehaald, grondig worden bestudeerd en weer in elkaar worden gezet, waarna ze uiteindelijk naar zee gesleept zouden worden en daar tot zinken zouden worden gebracht. Het was de bedoeling dat de U-boten in een gezamenlijk konvooi vanuit Harwich via de Azoren naar de VS zouden varen, vergezeld van een bevoorradingsschip voor onderzeeboten, en dat het konvooi niet later dan 23 april 1919 in de VS zou arriveren.
Luitenant-ter-zee eerste klasse Freeland Daubin kreeg het bevel over een van U-boten, de U-164, maar al snel ontdekte hij dat het vaartuig was gesaboteerd door Duitse en ook Britse militairen, die niet wilden dat de kostbare Duitse technologie in Amerikaanse handen zou vallen. Na een vriendschappelijk gesprek onder het genot van een paar glazen scotch, wist Daubin de Britse autoriteiten ertoe te bewegen de gesaboteerde U-164 te vervangen door de U-111.
De ruil die op het laatste moment werd doorgevoerd, zorgde ervoor dat Daubin en zijn 32-koppige bemanning achter op schema lagen. Aan de U-111 werd nog onderhoud verricht toen het konvooi op 3 april 1919 richting de Azoren vertrok, en toen de U-111 vier dagen later alsnog uitvoer, nam de commandant een beslissing die grote gevolgen zou hebben. In plaats van het konvooi achterna te varen, probeerde hij met zijn U-boot zonder begeleiding de kortste – maar ook gevaarlijkste – route over de Atlantische Oceaan te nemen: de zogenaamde Noordelijke Route, waar een ronddrijvende ijsberg zeven jaar eerder de RMS Titanic fataal was geworden.
Het was een enorme gok, want ruim de helft van de bemanning had nog nooit een onderzeeboot van binnen gezien, laat staan een vijandelijk vaartuig waarvan de bedieningspanelen waren voorzien van Duitse belettering. Destijds gebruikten Amerikaanse matrozen voor het navigeren een magnetisch kompas, terwijl de Duitse onderzeeboot was uitgerust met een geavanceerder gyrokompas, waarmee de Amerikanen niet vertrouwd waren. Bovendien had de U-111 een niet erg krachtige radiorichtingzoeker met een klein bereik aan boord, die uit een andere U-boot was geborgen.
Na vier dagen op zee begaf een in water oplosbare plug het (die in het geheim door Duitse saboteurs was aangebracht), waardoor de U-boot in het holst van de nacht bijna zonk. Alleen door het heldhaftige optreden van de hoofdboordschutter konden de U-boot en zijn bemanning worden gered.
IJsbergen vormden een voortdurend gevaar. De sterrenhemel werd aan het zicht onttrokken door bewolking en mist, waardoor de matrozen hun locatie alleen aan de hand van gegist bestek konden bepalen. De voedselvoorraden aan boord, die door de Britten waren ingekocht en voor drie weken waren bedoeld, begonnen al na een week op te raken, waardoor de matrozen het de rest van de reis aan boord van hun onverwarmde onderzeeboot moesten doen met wat aardappelen, jam en augurken.
Na een week op zee stelden de navigators van de U-111 vast dat de U-boot zich op ongeveer 1600 kilometer van New York moest bevinden. Ook de brandstof aan boord begon op te raken en de bemanning dacht al na over het hijsen van een geïmproviseerd zeil om met het vaartuig verder te kunnen varen als de motor zou uitvallen.
Maar opmerkelijk genoeg slaagde de U-111 erin om op 19 april op eigen kracht de haven van New York binnen te varen – slechts twaalf dagen nadat hij uit Engeland was vertrokken en twee dagen voordat het onderzeebootkonvooi de VS bereikte. Op beelden van het Amerikaanse bioscoopjournaal is te zien hoe bemanningsleden juichend op ‘hun’ U-boot staan.
De U-111 maakte vervolgens zijn Victory Bond-rondreis langs de havens aan de Amerikaanse Oostkust, waar overal grote menigten voor het vijandelijke vaartuig uitliepen: ‘De rondreis van het buitgemaakte Moffenschip, nu onschadelijk en eerder een stuk speelgoed, zal veel helpen om de aandacht van het publiek te vestigen op de durf van onze mannen, die tegen deze onderzeese sluipmoordenaars hebben gestreden,’ schreef The Bridgeport Times and Evening Farmer in Connecticut na een bezoek van de U-111 in mei 1919.
Speuren naar wrakken
Erik Petkovic was nog maar een tiener in Cleveland toen hij – geïnspireerd door de ontdekking van het wrak van de Titanic door Robert Ballard, in 1985 – begon met wrakduiken. Hij onderzocht scheepswrakken in de Grote Meren en groeide uit tot een ervaren ‘technisch duiker’ en vooraanstaand schrijver van boeken over het onderzoek naar scheepswrakken. Hij nam dienst bij de Secret Service en werkte gedurende de regering-Obama in het Witte Huis, maar ook in die periode bleef hij zijn passie vervolgen. Het speurwerk naar oude scheepswrakken vereist volgens hem ‘in wezen dezelfde onderzoekskwaliteiten’ als het speurwerk als Secret Service-agent.
In de loop der jaren hield Petkovic een dossier bij over U-bootwrakken in Amerikaanse wateren. Aangenomen werd dat er dertien Duitse onderzeeboten – vijf uit de Eerste Wereldoorlog en acht uit de Tweede Wereldoorlog – binnen het bereik van technische duikers in de territoriale wateren van de VS lagen. Maar men ging ervan uit dat de U-111 veel te diep lag en nooit zou worden gevonden.
Enkele jaren geleden begon Petkovic zijn onderzoek naar mogelijke locaties van de U-111. Uitgaande van eerder onderzoek van Gary Gentile, een pionier op het gebied van technisch duiken, en na veel speurwerk in Amerikaanse en Duitse marine-archieven, wist Petkovic de odyssee van de U-boot tussen Groot-Brittannië en de VS te reconstrueren, en ook de lotgevallen van het vaartuig daarna, toen het voor marine-oefeningen rond Cuba werd gebruikt en naderhand door ingenieurs van de Amerikaanse marine uit elkaar en weer in elkaar werd gezet.
Het was de bedoeling dat de U-111 in 1921 voor de kust van North Carolina tot zinken zou worden gebracht, als onderdeel van de zogenaamde ‘Billy Mitchell-vloot’. (Brigadegeneraal W.L. Mitchell, de ‘vader van de Amerikaanse luchtmacht’, wilde demonstreren dat zijn kersverse Air Force superieur was aan de marine door een hele vloot schepen vanuit de lucht te vernietigen.) Maar toen de U-111 vanuit Maine maar Cape Hatteras werd gesleept, liep het vaartuig averij op en zonk voor de kust van Virginia Beach.
Uiteindelijk werd de U-111 weer gelicht en naar de haven van Norfolk gesleept, waar hij opnieuw zonk. Op 31 augustus 1922 werd de befaamde U-boot naar open zee gesleept, waar zijn luiken werden opengezet en hij met behulp van explosieven tot zinken werd gebracht.
In archieven van de Amerikaanse marine wordt aangegeven dat de U-boot op een kleine vijfhonderd meter diepte zou liggen. Maar uit informatie die door Petkovic werd opgespoord, kwam een andere locatie naar voren: een plek die nog net op het continentaal plat ligt, dat iets verderop plaatsmaakt voor een diepe onderzeese afgrond.
In de zomer van 2021 belde Petkovic zijn duikmaatje Rusty Cassway, kapitein op een schip voor technische duikers die vanuit Cape May, New Jersey, opereert. Nadat hij van Petkovic een reeks coördinaten had doorgekregen, controleerde Cassway de locaties in een database van ‘hang logs’, oftewel berichten van vissers over locaties waar hun netten telkens weer op de bodem verstrikt raken. De ‘hang logs’ waarschuwen schepen voor obstakels op de zeebodem en kunnen nog op iets anders wijzen: potentiële scheepswrakken.
Toen Cassway de coördinaten in de database invoerde, verschenen er meerdere ‘hang logs’ op zijn scherm. ‘Dat was het moment waarop we dachten dat daar echt iets interessants lag,’ herinnert Petkovic zich.
‘Russisch vrachtschip’
Het aantal duikers dat onderzoek doet naar scheepswrakken in de ijzige en donkere wateren van de noordelijke Atlantische Oceaan, waar bovendien sterke stromingen heersen, is heel erg klein. En de groep technische duikers die op jacht is naar ‘niet-onderzochte’ wrakken op zeer grote diepten, is nog veel kleiner en wordt gekenmerkt door sterke onderlinge rivaliteit.
Petkovic vertelde maar een handvol vertrouwelingen dat hij een mogelijke locatie voor de U-111 in het vizier had. Terwijl de mannen hun eerste expeditie voorbereidden, zetten ze een ‘schijnexpeditie’ op touw om te voorkomen dat het eigenlijke doelwit ontdekt zou worden.
‘Wat is het saaiste wrak dat we kunnen bedenken?’ zegt Petkovic. ‘Zoiets als een Russisch vrachtschip – en dat idee beklijfde. Er liggen overal vrachtschepen op de zeebodem, dus begonnen we een zoektocht naar een “Russisch vrachtschip.”’
In juni van dit jaar koos Cassway’s bijna veertien meter lange R/V Explorer op een vroege ochtend vanuit Cape May het ruime sop. Sommige bemanningsleden waren nog altijd niet op de hoogte van het werkelijke doel van de missie: het vinden van de laatste, nog niet ontdekte U-boot uit de Eerste Wereldoorlog in Amerikaanse wateren en bovendien de eerste onderzeeboot met een Amerikaanse bemanning die de Atlantische Oceaan op een soloreis was overgestoken.
Na enkele uren arriveerde de Explorer boven de verhoopte locatie van het wrak en werd er een ROV te water gelaten. Met behulp van een laptop – en de omgebouwde joystick van een videospel – manoeuvreerde ROV-piloot Ross Baxter de kleine onderzeeër, die via een kabel met de Explorer was verbonden, over de zeebodem. Het duurde niet lang voordat een spookachtig object op het scherm opdook.
‘Het was alsof je een speld in een hooiberg vindt,’ herinnert Baxter zich.
De bemanning raadpleegde archieffoto’s van de U-111 en checkte of het boeg- en hekkanon, de schuin aflopende commandotoren en andere herkenbare onderdelen op de foto’s overeenkwamen met die van het wrak op het beeldscherm. De match was perfect.
Kijkje door de luiken
Om meer informatie te verzamelen, besloot het team terug te keren naar de U-111 voordat de zomermaanden zouden plaatsmaken voor de verraderlijke omstandigheden van de herfst. Het plan was om met de ROV en drie technische duikers naar het wrak te duiken.
De extreme diepte vereiste een aantal bijzondere maatregelen. Iedere duiker zou worden uitgerust met 136 kilo aan apparatuur en kon het wrak niet meer dan twintig minuten lang bestuderen voordat hij weer naar de oppervlakte zou opstijgen – een tergend langzame, vier uur durende onderneming. (Als duikers vanaf zó’n grote diepte te snel opstijgen, komt het gas dat ze op 120 meter diepte onder hoge druk hebben ingeademd in de vorm van belletjes in de bloedbaan vrij en veroorzaakt acute caissonziekte, een fenomeen dat duikers ernstig kan verwonden of doden.)
In het weekend van Labor Day zag het weer er goed uit, maar toen kwam het zeldzame bericht dat twee duikers bij het verkennen van een scheepswrak waren omgekomen. Het geschokte team besloot om alleen de ROV te water te laten.
Op Labor Day voer de RV/Explorer vanuit Cape May uit, precies honderd jaar en vijf dagen nadat de U-111 was gezonken. Terwijl het duikschip de locatie van het wrak naderde, bestudeerde Cassway de digitale signalen op zijn sonar. ‘We richten ons op een ding van zes meter doorsnede op een diepte van 120 meter of minder,’ zei hij toen het anker was uitgeworpen.
De bemanning zette de ROV overboord en rolde tientallen meters kabel uit. Alle ogen waren gericht op de twee beeldschermen toen de commandotoren van de U-111 uit de diepte opdook. De ROV zweefde langs de slanke romp van de U-boot terwijl zijn camera’s een kijkje namen door de nog altijd openstaande luiken van het vaartuig. De locaties van die luiken en andere details kwamen overeen met bouwtekeningen van de U-111, waardoor de identiteit van de U-boot definitief vaststond. Het team wil volgend jaar alsnog duikers naar het wrak sturen en ook een volledig fotogrammatisch 3D-model van de gezonken U-boot maken. De exacte locatie van de U-111 wordt streng geheim gehouden.
Volgens maritiem historicus Aaron Hamilton was de bouw van de U-111 een belangrijk moment in de technologische ontwikkeling van onderzeeboten. ‘Het feit dat de U-boot is gevonden en nu kan worden bestudeerd en gefotografeerd, is een belangrijke prestatie,’ zegt hij.
Petkovic hoopt de nakomelingen van kapitein-ter-zee eerste klasse Daubin en zijn bemanning te kunnen opsporen. ‘Het is een van de dingen die we altijd doen als we wrakken lokaliseren,’ zegt hij. ‘We proberen zo’n wrak altijd terug te geven aan iemand, de geschiedenis ervan terug te geven aan mensen die misschien niet weten wat een familielid – een grootvader, overgrootvader – heeft gedaan. Ik bedoel, Daubin was een held. Het verhaal van de U-111 zou verfilmd moeten worden.’
De National Geographic Society wijdt zich aan het belichten en beschermen van de pracht van onze wereld en heeft dit onderzoek gesteund. Lees meer over de steun van de Society aan inspirerende National Geographic-onderzoekers die licht werpen op de geschiedenis en culturen van onze planeet.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op nationalgeographic.com