Wie door de straten van het oude Rome liep, kon in één oogopslag zien wie belangrijk was en wie niet. Kleding was grotendeels een kwestie van status, afkomst en zelfs moraal. Maar wat droegen de Romeinen om hun status duidelijk te weerspiegelen?
De toga
De toga is misschien wel het bekendste Romeinse kledingstuk, waarschijnlijk omdat standbeelden van belangrijke Romeinen hen bijna altijd in dit kledingstuk tonen. Wanneer een keizer, senator of andere hooggeplaatste ambtenaar in steen werd vereeuwigd, was hij gehuld in deze lange mantel.
De toga bestond uit een grote, golvende lap stof (vaak wol) die over het lichaam viel. Ze werd als één stuk gedragen en kon drie tot zes meter lang zijn. Hoe groter de lap, hoe rijker de plooien en hoe indrukwekkender de verschijning. Maar juist daardoor was de toga ook onpraktisch: vaak had men hulp nodig om haar aan te trekken.
Leestip: Van buitensporige banketten tot dagelijkse kost: wat aten de Romeinen?
Fijnere stoffen, zijde en purperverf waren voorbehouden aan de elite en lieten meteen zien wie er aanzien had. De toga picta, een speciale toga, was daar een sprekend voorbeeld van. Deze mantel was dieppurper en met goud versierd, en werd alleen gedragen door triomferende generaals en keizers. Andere kleuren kwamen ook voor: zwarte toga’s hoorden bij rouw, terwijl politieke kandidaten juist helderwit droegen als teken van ambitie.
Opvallend genoeg begon de toga ooit als simpele werkkleding, gedragen in zowel hoge als lage bevolkingslagen. In de loop van de tijd werd dit kledingstuk echter steeds ingewikkelder en formeler. Onder de lagere- en middenklasse raakte de toga daardoor al snel in onbruik, totdat alleen de elite er nog in flaneerde.
De stola
In de vroege Romeinse tijd droegen ook vrouwen soms een toga. Maar naarmate dit kledingstuk steeds meer het symbool van de mannelijke elite werd, veranderde de vrouwelijke kledingstijl. Vrouwen gingen een ander gewaad dragen: de stola.
De stola was het kenmerkende kledingstuk van de Romeinse matrona, de wettig gehuwde vrouw. Net als de toga werd ze meestal van wol gemaakt en stond ze symbool voor eer en maatschappelijke status. De lange jurk liet zien dat de draagster tot de burgerlijke elite behoorde en viel tot op de enkels of zelfs over de voeten. De kwaliteit van de stof kon iets zeggen over haar rijkdom, maar niet over een officiële rang.
De stola was doorgaans eenvoudig uitgevoerd, al droegen sommige vrouwen luxere versies met borduursels of sierpinnen, waarmee de jurk op de schouders werd vastgemaakt. Ook zulke details konden iets zeggen over de rijkdom van de draagster. Respectabele vrouwen droegen er vaak een palla bij, een rechthoekige doek die om de schouders en soms over het hoofd werd geslagen.
Leestip: Liefde en lust in het Romeinse Rijk: zo ging het eraan toe tussen de lakens
Hoewel er weinig fysieke resten van de stola zijn teruggevonden, tonen fresco’s dat hij niet altijd wit was, maar in verschillende kleuren voorkwam. Zo is op een fresco in Pompeii een zachtgroene variant te zien, en er bestaan ook voorbeelden van roze stola’s.
De tunica als basis
Zowel de toga als de stola werden niet op zichzelf gedragen, maar hadden een basiskledingstuk onder zich: de tunica. In veel opzichten was dit de Romeinse equivalent van ons moderne T-shirt en bedoeld als eenvoudige en veelzijdige onderlaag voor andere kledingstukken.
Leestip: Deze namen gebruiken we nog steeds: zo werkte het naamstelsel van de Romeinen
De tunica bestond uit een rechte lap stof die aan de zijkanten was dichtgenaaid, met openingen voor armen en hoofd. Ook dit kledingstuk werd vaak van wol gemaakt, al kwamen varianten van linnen ook voor.
Net als de toga en de stola kon ook de tunica iets zeggen over de sociale status van de drager, bijvoorbeeld door details of versieringen. Dat gebeurde met de clavi: verticale, paarse strepen die over het kledingstuk liepen. Een senator was herkenbaar aan een brede paarse strook van hals tot zoom, terwijl ruiters (equites) juist smallere strepen droegen.
Kleding voor de gewone Romein
De tunica was niet alleen voor de elite, maar werd door iedereen gedragen: van ambachtsman tot keizer. Voor veel Romeinen was het zelfs het enige kledingstuk buitenshuis. Mannen droegen tunicae tot op de knieën. Die van vrouwen waren langer en vaak met mouwen, soms tot op de grond.
Aan de voeten droegen gewone Romeinen eenvoudige leren sandalen of lage schoenen, gemaakt voor langdurig gebruik. Binnen of in de zomer liepen ze meestal op sandalen (soleae): platte zolen met leren riempjes over de voet. Op straat of tijdens het werk droegen ze gesloten schoenen (calcei), steviger en beter bestand tegen stof en kou. Voor de gewone Romeinse burgers kwam het praktische nut van kleding boven de status.
Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!








