Hoewel de Middeleeuwen ruim vijfhonderd jaar geleden eindigden, staan in Nederlandse steden nog altijd talloze huizen uit die tijd. De tand des tijds heeft ervoor gezorgd dat ze vaak nauwelijks meer als zodanig te herkennen zijn – in sommige gevallen is alleen de fundering nog bewaard gebleven. Maar wat trof je vroeger aan als je zo’n laatmiddeleeuws huis binnenstapte? Annenies Keur van museumpark Archeon legt het uit.

Het huis als werkplek en thuis

‘Wat men vandaag de dag vaak niet beseft, is dat er een enorm verschil bestond tussen een dorp en een stad,’ zegt Annenies Keur. Keur is kunsthistoricus en conservator in museumpark Archeon, waar huizen uit verschillende tijdperken tot in detail zijn nagebouwd. ‘In een stad die net stadsrechten had verkregen, kon het leven van een stadsbewoner volledig veranderen.’

In dorpen verbouwden mensen hun eigen voedsel, repareerden ze zelf hun spullen en ruilden ze met buren om in hun levensbehoeften te voorzien. In steden ontstond juist ruimte voor specialisaties. Ambachtslieden vestigden zich er en richtten zich op één beroep: wever, schoenmaker, bakker, pottenbakker, enzovoort.

Leestip: Hoe zagen huizen in de Middeleeuwen eruit? ‘Huizen konden per stad sterk verschillen’

Wie door een middeleeuwse straat liep, zag die beroepen meteen terug. ‘Ambachten werden vaak vanuit huis uitgeoefend, met werkruimten aan de straatkant,’ vertelt Keur. Omdat alle huizen langwerpig en dicht tegen elkaar aan waren gebouwd, kon het nogal levendig zijn op straat. ‘Stap je zo’n huis binnen, dan zie je als eerste het werk van de bewoners.’

De voor- en achterkamer

Het voorste gedeelte van het huis was altijd bestemd voor het ambacht. Neem bijvoorbeeld een schoenmaker: via de ingang kwam je in een gedeelte met een houten werkbank met leer en gereedschappen. Voorbijgangers konden hem zien werken en stapten gemakkelijk binnen om iets te laten repareren.

‘Liep je verder, dan kwam je bij het achterste gedeelte van het huis. Dit werd gebruikt als woongedeelte,’ vertelt Keur. ‘Deze twee delen, die vaak niet van elkaar gescheiden werden door een tussenwand, vormden samen vrijwel het hele huis.’

Leestip: 6 middeleeuwse uitvindingen die we nog steeds gebruiken

Hoewel er in deze periode vaak een bovenverdieping op het huis zat, werd die meestal als opslagruimte gebruikt, niet om te wonen. ‘Als een gezin veel kinderen had, lag er soms een matrasje boven, maar dat werd ’s avonds weer naar beneden gehaald – men sliep altijd op de benedenverdieping.’

Meubilair en interieur

Om te slapen was een bed natuurlijk onmisbaar. Maar hoe zat het met de rest van het interieur? ‘Dat blijft een lastige,’ zegt Keur. ‘Versleten tafels of krukjes werden vaak als haardhout gebruikt. En dat gold voor veel meubels.’

Daardoor zijn veel sporen letterlijk in rook opgegaan. Toch zijn er door archeologen enkele zeldzame middeleeuwse meubels teruggevonden, zoals houten zetels. ‘Maar of die echt representatief zijn voor het meubilair uit die tijd? Dat blijft lastig te zeggen,’ legt Keur uit.

Naast een bedstee zijn historici echter wel zeker van enkele andere elementen die in elk middeleeuws huis aanwezig waren. ‘Een haardplaats was bijvoorbeeld essentieel om de koude winters door te komen. Het was het hart van het huis: je kon je er verwarmen en er werd op gekookt – het was simpelweg onmisbaar.’

Een overdreven stereotype

Noodzakelijke behoeften zoals toiletteren deed mensen bijna altijd buitenshuis. ‘In de Lage Landen gebeurde dat meestal in zogenaamde secreten: kleine huisjes aan de waterkant,’ legt Keur uit. Toch hadden sommige stenen huizen een bijzondere luxe: een eigen toilet.

‘Deze huizen hadden een ‘beerkelder’ onder de vloer. Zo hoefden bewoners niet in de kou naar buiten, maar konden ze binnen hun behoefte doen.’ Het systeem werkte als een soort septic tank: vloeistoffen zakten de grond in, en bacteriën braken de rest af. Daardoor kon zo’n kelder erg lang meegaan zonder vol te raken.

Leestip: Deze voornamen waren populair in de Middeleeuwen – en nu nog steeds

Een hygiënische aanpak als deze was voor middeleeuwse stadsbewoners belangrijker dan je misschien zou denken. ‘Het stereotype van de smerige middeleeuwse stad is waarschijnlijk ontstaan in de negentiende eeuw. Toen waren de steden pas écht smerig. Het idee dat het in de Middeleeuwen een stuk schoner was, kon men toen waarschijnlijk niet verdragen.’

‘Vandaar dat het beeld van de middeleeuwse stad een beetje uit de lucht is gegrepen,’ voegt Keur toe. ‘Het idee dat men simpelweg pispotten op straat leegde, is sterk overdreven. Zelfs de vloeren binnen werden vaak bedekt met loopmatten. Alles om hun woonplek zo schoon mogelijk te houden.’

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!