In 674 n.C. zucht Constantinopel onder een zware belegering door de Omajjaden, een Arabische clan. Er lijkt geen einde te komen aan de al vier jaar durende strijd. Totdat de stalen kabel, die ter bescherming rond de Byzantijnse haven is gespannen, plotseling zakt. De Arabieren zien hun kans schoon en varen de haven in. Daar worden ze verrast door dromonen, kleine wendbare boten. Deze schepen zijn bewapend met een bijzonder wapen: Grieks vuur. De Arabische vloot heeft geen kans en wordt vernietigd.

Wat is Grieks vuur?

Grieks vuur was een geheim wapen dat vooral door de keizerlijke Byzantijnse marine werd ingezet. Het wapen was zó geheim, dat niemand in het rijk – op wellicht de keizer na – op de hoogte was van de precieze samenstelling en de manier om het te produceren. Volgens historische bronnen werd het wapen uitgevonden door Callinicus, een Joods-Syrische architect die vanuit Heliopolis naar Constantinopel was gevlucht.

In de basis was Grieks vuur een vroege vorm van een vlammenwerper of napalm, en bestond het uit brandbare pek of olie, die op vijandige schepen of belegeringswerktuigen werd gespoten. Historische bronnen spreken over ‘een brandbare vloeistof die bijzonder goed op schepen werkte, omdat het alles in brand stak en niet door water kon worden geblust’.

Leestip: Wat is het verschil tussen het Byzantijnse en het Romeinse Rijk?

De term ‘Grieks vuur’ stamt waarschijnlijk uit de Middeleeuwen, toen Europese kruisvaarders met het wapen in aanraking kwamen. De Byzantijnen zagen zichzelf immers niet als Grieken, maar als Romeinen. Het wapen wordt in verschillende bronnen dan ook ‘Romeins vuur’, ‘geprepareerd vuur’ of ‘maritiem vuur’ genoemd.

Vuur in de Klassieke Oudheid

Vuur werd in de Klassieke Oudheid vaker ingezet als wapen. De Perzen zetten bij de belegering van Athene in 480 v.C. al brandpijlen, de Peloponnesiërs gebruikten in 429 v.C. takkenbossen gedrenkt in pek en zwavel om Plataea in brand te steken, en in 425 v.C. werd bij de belegering van Delos door Griekse troepen een primitief soort vlammenwerper gebruikt.

Leestip: Hoe Constantinopel een christelijke hoofdstad werd

In het Midden-Oosten stapte men relatief snel over op aardolie om oorlog mee te voeren. Rondom de Eufraat zijn immers veel oliebronnen te vinden. Zo beschrijft de Romeinse geschiedschrijver Plinius de Oudere hoe bij de belegeringen van de steden Samosata (74 v.C.) en Tigranocerta (69 v.C.) in Klein-Azië Romeinse soldaten levend werden verbrand door een ‘vlambare modder die vast blijft kleven en soldaten in hun uitrusting verbrandde’.

Ook de Perzen gebruikten rond de zesde eeuw n.C. nog steeds brandbommen. Dit waren aardewerken potten, gevuld met nafta, pek of zwavel die door trebuchets, een soort katapult, richting de Byzantijnen werden geslingerd. De Byzantijnen waren dus niet de eersten of de enigen die vuur gebruikten tijdens militaire campagnes.

Hoe werd Grieks vuur gemaakt?

Historici zijn het er tot op de dag van vandaag niet over eens wat de precieze samenstelling van Grieks vuur was. In Byzantijnse bronnen wordt alleen indirect over het wapen gesproken – het wapen was immers een staatsgeheim – wat het lastig maakt om de formule te ontcijferen.

Uit Byzantijnse, Arabische en middeleeuwse bronnen is wel op te maken dat nafta, petroleum, pek, hars, zwavel, ongebluste kalk en salpeter de hoofdbestanddelen van Grieks vuur waren.

Leestip: De opkomst en ondergang van het Ottomaanse Rijk

Omdat de bronnen wisselende combinaties geven, is het mogelijk dat erin de loop van de tijd verschillende varianten van het wapen zijn ontwikkeld of geperfectioneerd. Dat verklaart ook waarom historici geen vat kunne krijgen op de precieze samenstelling ervan.

Ingezet in de strijd

De verschillende versies van Grieks vuur bieden misschien wel net zo veel verschillende manieren waarop het wapen kan worden ingezet. IJslandse, Byzantijnse, Latijnse en Arabische bronnen bieden geen zekerheid over hoe het apparaat functioneerde, maar geven wel een goed beeld van hoe het wapen eruit kan hebben gezien.

Het bestond uit een bronzen of koperen sifon, die via tin en leer aan een ketel van hetzelfde metaal werd bevestigd. Door het leer kon de sifon in verschillende richtingen bewegen. Het wapen werd, afhankelijk van de grootte van het schip, door één tot drie personen bediend. Zij stookten met vlas een vuur in de ketel, dat via een blaasbalg aangewakkerd werd. Als de druk hoog genoeg was, kon het brandbare mengsel worden weggespoten – en moest de vijand vrezen voor een dodelijk wapen.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!