Een Leidenaar kan het oudste stukje van de stad feilloos aanwijzen: de Burcht van Leiden. Tegenwoordig is het een plek om te rusten en uit te kijken over de stad, maar ooit vormde deze plek het hart van een snelgroeiende vesting. Hoe groeide deze stad in de Middeleeuwen uit tot een van de grootste van ons land?

Vesting aan de Rijn

Voordat Leiden een echte stad werd, begon het als een strategische plek bij een splitsing van de Rijn. Rond de elfde eeuw bouwden de bewoners hier een motte: een kunstmatige heuvel met een houten omheining. Deze vroege burcht diende als toevluchtsoord voor boeren en hun vee in tijden van gevaar.

De strategische positie gaf de burcht al snel een belangrijke militaire functie. Vanaf de heuvel kon men de rivieren en de scheepsvaart vanuit alle windrichtingen goed overzien. Zo werd de plek een knooppunt van veiligheid én controle over het waterwegennet.

Leestip: De Middeleeuwen in Amsterdam: van moeras tot metropool

Vandaag staat de Burcht van Leiden nog altijd op zijn groene heuvel, met de ronde ringmuur en kantelen die de stad al eeuwenlang sieren. In de zeventiende eeuw werden de poorten en hekwerken toegevoegd.

Toen Leiden in de dertiende eeuw stadsrechten kreeg en stevige stadsmuren liet bouwen, verloor de Burcht zijn defensieve functie: de nieuwe muren namen de bescherming van de stad over, terwijl Leiden bleef groeien dankzij de bloeiende wolhandel en lakenindustrie.

Lakens als motor van de stad

Vanaf de dertiende eeuw groeide Leiden uit tot een centrum voor wolbewerking, waarbij lakens het belangrijkste exportproduct werden. De productie vereiste een keten van gespecialiseerde ambachten: van het wassen en kaarden van wol tot het weven en verven. Elk onderdeel werd uitgevoerd door een eigen beroepsgroep, meestal georganiseerd in gilden.

Leestip: Handelaren en heilige varkens: zo zag Utrecht er in de Middeleeuwen uit

Deze gilden waren cruciaal voor de economie van Leiden. Ze stelden kwaliteitsnormen op, hielden toezicht op de productie en bepaalden wie als vakman mocht toetreden. Wie in Leiden wilde werken, moest zich aansluiten. In ruil kregen leden scholing en toegang tot een waardevol netwerk.

een afbeelding van de burcht van leiden
Rijksmuseum Amsterdam
De Burcht van Leiden torent al sinds de elfde eeuw boven de stad uit. Ooit bood het bescherming aan bewoners en vee.

De lakens uit Leiden waren een echt kwaliteitsproduct – de stad stond bekend om haar strenge controle. Elk stuk werd zorgvuldig gecontroleerd en daarna gestempeld, en dan kon het pas de markt op. Het ritme van de stad draaide om de lakenindustrie: ateliers vulden zich met ambachtslieden, markten met handelaren, en de Rijn zag schepen vol stoffen voorbij varen. De wolindustrie liet Leiden groeien en bepaalde het dagelijks leven van de stad.

Het stadsleven in middeleeuws Leiden

Door deze bloeiende economie bleef Leiden groeien. Smalle steegjes werden afgewisseld door ruime pleinen, zoals de Grote Markt, waar handelaren hun waren aanboden. De havens lagen dicht bij het stadscentrum, zodat schepen lakens en graan makkelijk konden lossen en laden. Zo ontstond een netwerk van straten, grachten en bruggen door de hele stad.

Langzaam verschenen er indrukwekkende gebouwen waar Leiden vandaag nog steeds bekend om staat. Naast de Burcht torenden ook de Pieterskerk en de Hooglandse Kerk boven de daken uit. Aan het Gerecht stond het Gravensteen, dat naast de privétoren van de graven van Holland ook lange tijd als stadsgevangenis diende.

Leestip: Wat wordt er gevierd met het Leidens Ontzet op 3 oktober?

Aan het einde van de middeleeuwen telde Leiden zo’n 12.000 tot 14.000 inwoners. Kort daarna kreeg de stad met de universiteit een nieuwe impuls, die studenten en geleerden uit het hele land zou aantrekken.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!