Aan de drassige oevers van de Amstel werd in de Middeleeuwen de basis gelegd voor een machtige stad die in de Gouden Eeuw een grote stempel zou drukken op de wereldhandel. Hoe leefden de Amsterdammers in die tijd? Wat aten ze, waar werkten ze, en hoe zag het dagelijks leven in de stad eruit?

Amsterdam als handelsknooppunt

Hoewel dit moerasgebied al vanaf ongeveer het jaar 1000 werd bewoond, dateert de oudste vermelding van Amsterdam – toen nog Aemstelledam – pas uit 1275. In dat jaar verleende graaf Floris V de bewoners tolvrijheid: het recht op vrije vaart door het graafschap Holland – een enorm privilege. Rond 1300 volgden stadsrechten, waardoor Aemstelledam onder andere het recht op zelfbestuur, het houden van markten en het bouwen van stadsmuren kreeg.

Leestip: Deze vier ideeën over de Middeleeuwen zijn hardnekkig – en onjuist

Deze verworven rechten, in combinatie met de strategische ligging aan het water, maakte Amsterdam al snel tot een handelsknooppunt voor onder andere haring, bier, wol en hout. Rond 1400 was de stad al flink gegroeid. Zou je hier rondlopen, dan zag je een haven vol koggeschepen en een centrum vol ambachtslieden, kooplui en karren vol koopwaar. In de vijftiende eeuw werd Amsterdam de grootste graanschuur en handelsstad van Holland.

Houten huizen, grote stadsbranden

Amsterdam ontwikkelde zich in de Late Middeleeuwen dus behoorlijk snel. Toch leefden de stadsbewoners nog altijd in vrij eenvoudige huizen: houten gebouwen met lemen wanden en rieten daken.

Stadsbranden kwamen hierdoor regelmatig voor. Bij een grote brand in 1452 werd twee derde van de stad in de as gelegd; de wederopbouw duurde tientallen jaren. Houten gevels en rieten daken werden hierna niet meer toegestaan. Steenbouw werd de norm.

Prostitutie was legaal

Veel Amsterdammers werkten in deze periode in de handel, scheepvaart of visserij. Ook was het gebruikelijk dat vakmensen in dezelfde ruimte woonden als waar ze werkten: bakkers bakten brood in huis, leerlooiers looiden huiden in de achtertuin.

Opvallend is daarnaast de regeling van prostitutie in het oudste keurenboek van Amsterdam uit 1413. In keurenboeken staan bestuursmaatregelen die werden opgesteld door de schout en schepenen (ordebewaarders), in samenspraak met de burgemeesters.

Leestip: Liefde en lust in de Middeleeuwen: zo ging het eraan toe tussen de lakens

Het ‘oudste beroep’ was toen al legaal, op voorwaarde dat de klandizie enkel bestond uit ongehuwde mannen. Souteneurs (pooiers) waren daarentegen onwettig; de vrouwen werden beschermd door schoutsknechten (ambtenaren die de rol van hoofd van het gerecht en de politie vervulden).

Bier als water

Het dagelijks dieet van de stadsbewoners bestond vooral uit brood, pap en gezouten vis. Bier was de belangrijkste bron van vochtinname, want dat was veiliger dan water. Hygiëne vormde namelijk een behoorlijke uitdaging in het middeleeuwse Amsterdam. De stad was dichtbevolkt, vuil en lawaaierig; met smalle straten waar varkens, kippen en mensen zich door elkaar bewogen.

Leestip: Zo dronk men water in de Middeleeuwen

De Zwarte Dood trof Amsterdam in de veertiende eeuw daarom genadeloos hard. Vooral in 1349 en 1350 legde de ziekte een grote schaduw over het dagelijks leven. Hoewel exacte cijfers ontbreken, wordt aangenomen dat een derde of zelfs de helft van alle inwoners stierf.

De smalle stegen en open riolen boden een ideale broedplaats voor ratten en vlooien, de vermeende verspreiders van de pest. Toch krabbelde Amsterdam weer op, vooral door de aanhoudende stroom migranten die hier voor werk naartoe kwam.

Religie als ritme

Naast handelsstad werd Amsterdam ook een religieus centrum. Geloof drong door in elk aspect van het leven. De stad kende tientallen kerken, kapellen en kloosters. De kerk bepaalde bovendien het ritme van de dag, met klokgelui dat opriep tot gebed, arbeid of rust. Feestdagen en heiligendagen waren ijkpunten in het jaar, vaak gevierd met processies of markten.

Leestip: Handelaren en heilige varkens: zo zag Utrecht er in de Middeleeuwen uit

Armenzorg, onderwijs en ziekenverpleging waren grotendeels in handen van geestelijken. Zelfs het stadsbestuur opereerde onder het waakzame oog van God: raadsvergaderingen begonnen met gebed, en eedafleggingen waren doordrenkt van religieuze rituelen. Voor de middeleeuwse Amsterdammer was geloof een levensader die richting gaf in een wereld vol onzekerheid, ziekte en dood.

Basis voor bloei

Tegen het einde van de Middeleeuwen begon Amsterdam uit zijn voegen te barsten. Nieuwe stadsmuren en poorten verrezen om de groeiende bevolking te beschermen tegen invallen van buitenaf. In dezelfde periode werden de eerste grachten aangelegd: praktische afwateringskanalen die het drassige landschap in toom moesten houden.

Ondanks vele tegenslagen als stadsbranden, overstromingen en ziekten kwam de stad telkens weer sterker uit de strijd. Die veerkracht legde de basis voor de ongekende bloei in de zeventiende eeuw. De Middeleeuwen vertellen het verhaal van een nederzetting die transformeerde van een moerassig boerengehucht tot een machtige wereldstad.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!