Het begon allemaal met een 1800 jaar oud shirt. Archeoloog Lars Holger Pilø had gezien hoe zijn collega's het eeuwenoude wollen tuniek ontdekten dat tevoorschijn kwam onder een smeltende ijsvlakte op Lomseggen, een berg in het zuiden van Noorwegen. Daarop vroeg Pilø zich af wat er nog meer te vinden zou zijn. Terwijl de rest van het team bezig was de kostbare vondst veilig te stellen, liep hij samen met een andere archeoloog een eindje weg van de groep. Ze volgden de rand van het in mist gehulde, smeltende ijs.
Hij tuurde in de nevel en het duurde even voordat hij zich realiseerde dat hij naar een veld vol voorwerpen keek die gedurende honderden jaren het daglicht niet hadden gezien. Kapotte sledes, gereedschappen en andere dagelijkse voorwerpen, sommige bijna tweeduizend jaar oud, lagen her en der verspreid op de ijsvlakte van Lendbreen, die in hoog tempo smelt door de klimaatverandering.
“Het drong langzaam tot ons door dat we iets heel bijzonders hadden gevonden,” vertelt Pilø, die leidinggeeft aan het Glacier Archaeology Program in de Noorse provincie Oppland. “We hadden zeg maar de pot met goud gevonden.”
In een artikel dat onlangs over het onderzoek werd gepubliceerd in het vakblad Antiquity is te lezen wat er daarna gebeurde—de vondst van meer dan duizend voorwerpen die letterlijk bevroren waren in de tijd.
De voorwerpen, die stammen uit een periode van circa 300 tot 1500 n.Chr., vertellen het verhaal over een bergpas die een levensader was voor kolonisten en boeren die heen en weer trokken tussen permanente winternederzettingen langs de rivier Otta in het zuiden van Noorwegen en hoger gelegen zomerboerderijen verder naar het zuiden. De reizigers lieten van alles achter tijdens hun tocht door het ruige landschap, van hoefijzers tot keukengereedschap en kledingstukken. Deze spullen raakten in de loop van de eeuwen bedekt door een pak sneeuw en werden bewaard in wat uiteindelijk de ijsvlakte van Lendbreen werd.
IJsvlakten als deze liggen in hooggelegen gebieden, maar zijn anders dan gletsjers, hun grotere ‘neven'. In gletsjers worden voorwerpen uiteindelijk verpulverd door de bewegende ijsmassa. IJsvlakten bewegen niet, waardoor objecten op hun oorspronkelijke plek bewaard blijven (in een uitstekende conditie) tot het ijs smelt.
Pilø, die de hoofdauteur is van het artikel in Antiquity, en zijn collega's hebben tot nu via koolstofdatering de leeftijd van zestig van de duizend voorwerpen weten te bepalen. Daaruit bleek dat er in circa 300 n.Chr. voor het eerst menselijke activiteit was op de pas, in een tijd dat er sprake was van populatiegroei in het gebied dankzij een gunstig klimaat. In het tijdperk van de Vikingen werd er rond het jaar 1000 het meest over de pas gereisd. Door economische en klimaatomstandigheden was dit al minder geworden voordat de Zwarte Dood rond 1340 rondwaarde in Noorwegen.
Mysterieuze voorwerpen met moderne verklaringen
Onder de objecten die bij Lendbreen zijn gevonden bevinden zich alledaagse voorwerpen zoals sledes, een zeldzame intacte wollen tuniek uit de derde eeuw, een want, schoenen en een klopper. Een van de favoriete vondsten van Pilø was een object waarvan niemand wist waar het voor diende, tot het tentoon werd gesteld in het plaatselijke museum en een bejaarde vrouw met een uitleg kwam: het kleine, gedraaide stukje hout was waarschijnlijk gebruikt als een bit dat moest voorkomen dat een jong geitje of lammetje bij zijn moeder kon drinken. Zo konden de mensen de melk voor zichzelf houden, legde de vrouw uit.
De vrouw die in de jaren dertig op een zomerboerderij had gewoond, vertelde dat haar familie bitten gebruikte die gemaakt waren van hard jeneverbeshout, en die sprekend leken op het elfde-eeuwse voorwerp. Het duizend jaar oude bit bleek ook van jeneverbeshout te zijn gemaakt.
Het heeft er ook alle schijn van dat de pas bij Lendbreen niet alleen een lokaal pad was voor boeren die heen en weer trokken tussen hun zomer- en winterweiden. Het team van Pilø ontdekte verschillende zogenaamde cairns, opeengestapelde steenhopen die ervoor moesten zorgen dat mensen die het terrein niet kenden de pas konden vinden tijdens langere reizen door Scandinavië. De aanwezigheid van de cairns is, samen met de vondst van hoefijzers (en zelfs een hoefschoen voor sneeuw) “zeer overtuigend” bewijs dat de ijsvlakte een veelgebruikte ‘verkeersader’ was gedurende bijna duizend jaar, aldus Pilø. De Noorse route is de eerste van dergelijke passen die in noordelijk Europa is ontdekt.
Albert Hafner, die als gletsjerarcheoloog werkt aan de Universität Bern en die niet bij het onderzoek betrokken was, is het met Pilø eens, “Ik denk dat het bewijs duidelijk is,” zegt hij. In 2003 ontdekte Hafner honderden voorwerpen die teruggingen tot maar liefst circa 4800 v.Chr. bij Schnidejoch, een ijsvlakte in de Zwitserse Alpen die ook werd gebruikt als bergpas. “Het is interessant dat er een soortgelijke plek bestaat in Scandinavië,” stelt hij.
Het onlangs gepubliceerde artikel gaat over voorwerpen die tot en met 2015 opgegraven werden. Er zijn nog honderden andere voorwerpen die moeten worden gedateerd en beschreven, en vragen die moeten worden beantwoord over de reden dat de pas niet langer door reizigers werd gebruikt. “De pas werd al minder gebruikt voordat de pest-pandemie, de Zwarte Dood, begon, maar daar hebben we geen goede verklaring voor,” vertelt Pilø. De piekjaren van de pas vallen gelijk met een tijd van een toename van de handel en verstedelijking van het gebied - een tijd van voorspoed, die verklaart dat er behoefte was aan een snelle route door de bergen.
Het werk bij Lendbreen werd in 2019 beëindigd en Pilø is nu op zoek naar andere voorwerpen die tevoorschijn komen door het grootschalige wegsmelten van de kwetsbare Noorse ijsvlakten. De voorwerpen “liggen eigenlijk opgeslagen in een gigantische prehistorische vrieskist,” zegt hij. “Ze zijn niet door de tijd aangetast. Ik zeg soms voor de grap dat het ijs een tijdmachine is, maar dat is niet alleen een grapje. Het ijs transporteert de voorwerpen naar onze tijd.”
Maar om dat mogelijk te maken, moet het ijs smelten. En terwijl de cryosfeer in Noorwegen verdwijnt door de opwarming van de aarde en een serie gloeiendhete zomers, is iedere wonderbaarlijke ontdekking een bitterzoete vondst.
“We proberen ons gewoon op onze taak te richten, maar het dringt zich wel op,” vertelt Pilø. “Dit werk kun je niet doen zonder ook een akelig voorgevoel te krijgen.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com