Er zijn maar weinig oorden in de wereld die zó tijdloos overkomen als Lamu, een eilandje voor de noordkust van Kenia en ook de plek waar de oudste en best bewaard gebleven nederzetting van de Swahili-cultuur van Oost-Afrika ligt. Lamu’s oude centrum, UNESCO-werelderfgoed en al eeuwenlang een centrum voor de handel rond de Indische Oceaan, is een doolhof van smalle steegjes die zich door wijken met huizen van zand- en koraalsteen slingeren, langs mahoniehouten deuren met weelderig houtsnijwerk en enkele tientallen moskeeën en kerken. Slechts een handjevol motorvoertuigen zijn op het eiland toegestaan; het vervoer wordt vooral verzorgd door ezels of door mannen die in de tropische hitte houten karren voortduwen.
Maar de 24.000 inwoners van Lamu kampen met een crisis die door veel mensen hier als ‘existentieel’ wordt aangeduid. Ruim 24 kilometer ten noorden van de stad, op een dunbevolkt stuk grond aan de kust van het vasteland, waar ooit maïs, cashewnoten en sesamzaad werden verbouwd, is het Keniaanse bedrijf Amu Power bezig met de voorbereidingen voor de bouw van een twee miljard dollar kostende kolencentrale, de eerste van zijn soort in Oost-Afrika.
De centrale wordt gefinancierd met kapitaal uit China, Zuid-Afrika en Kenia en gebouwd door het Chinese staatsbedrijf Power Construction Corporation of China. Ze zal 1050 megawatt aan capaciteit toevoegen aan het Keniaanse elektriciteitsnet en een aangrenzende diepzeehaven met aanlegplaatsen voor 32 schepen van stroom voorzien. Zowel de centrale als de haven maakt deel uit van een ambitieus overheidsprogramma om Kenia nog vóór 2030 te veranderen in een land dat zich in de middenmoot van industrielanden kan handhaven.
Het project is mede controversieel vanwege de risico’s voor het fragiele zeemilieu rond het eiland Lamu, wat volgens velen ten koste zou kunnen gaan van Lamu’s belangrijkste economische sectoren: de visserij en het toerisme. Maar de onderneming is ook kenmerkend voor de groeiende honger naar steenkool in Afrika. Deze meest vervuilende vorm van elektriciteitsopwekking werd tot nu toe alleen op grote schaal in het meest geïndustrialiseerde land van het continent toegepast, in Zuid-Afrika.
Volgens gegevens van CoalSwarm, een organisatie die de sector kritisch volgt, zijn op dit moment in elf Afrikaanse landen, uitgezonderd Zuid-Afrika, ruim honderd kolencentrales met een gecombineerde capaciteit van 42,5 gigawatt in diverse stadia van planning of ontwikkeling – ruim achtmaal de bestaande capaciteit aan kolengestookte energie. Bijna al deze centrales worden gebouwd met buitenlands kapitaal, en ongeveer de helft ervan met kapitaal van de grootste verbruiker van steenkool: China.
Deze ontwikkeling doet zich voor op een moment dat China en India, die in de afgelopen tien jaar samen 86 procent van de wereldwijde ontwikkeling van nieuwe kolencentrales voor hun rekening namen, op ongekende schaal steenkolenprojecten schrappen vanwege de bestaande overcapaciteit, de lagere kosten van hernieuwbare energie en de enorme vervuiling, waardoor alleen al in het geval van China naar schatting één miljoen mensen per jaar overlijden. Ook veel rijke landen in de wereld zijn bezig steenkool als energiebron terug te dringen.
‘Er zijn nu zoveel landen die zich vanwege de CO2-uitstoot uit steenkool terugtrekken – vanwege de milieuverwoestende uitwerking ervan,’ zegt Walid Ahmed, lid van Save Lamu, een plaatselijke coalitie die het project van Amu Power probeert tegen te houden. ‘Dus we begrijpen niet waarom ze het dan hier moeten neerzetten.’
Stroom en ontwikkeling
Afrika’s voorliefde voor steenkool is vooral het gevolg van de nijpende tekorten in de Afrikaanse stroomvoorziening. Hoewel de economie van het continent sinds 2000 meer dan verdubbeld is, leeft ruim twee derde van de inwoners ten zuiden van de Sahara nog altijd zonder elektriciteit en beschikt het stroomnet van de meeste landen niet over een capaciteit die de groei van talloze sectoren (en daarmee de werkgelegenheid) kan bijbenen.
Het Internationale Energieagentschap (IEA) schat dat de elektriciteitsbehoefte van de regio in 2040 zal zijn verdrievoudigd, waarbij ongeveer de helft van de nieuwe capaciteit door hernieuwbare energie zal worden gedekt. Maar kolengestookte centrales – die momenteel 41 procent van de energie in de wereld produceren – blijven aantrekkelijk, omdat steenkool relatief goedkoop is en omdat hun energieproductie niet afhankelijk is van de grillen van de natuur, zoals bij waterkracht en zonne- en windenergie.
Zo is in Kenia de productie van 800 megawatt aan waterkracht – een derde van de totale stroomcapaciteit van het land – steeds onbetrouwbaarder geworden door terugkerende perioden van droogte en feitelijk stopgezet, legt Richard Muiru uit, adviseur van het Keniaanse ministerie van Energie en Petroleum. Hoewel Kenia grote mogelijkheden heeft op het gebied van windkracht en geothermische energie en deze bronnen nu begint te exploiteren, komen de projecten niet snel genoeg van de grond om aan de voorspelde toename van de vraag naar elektriciteit in Kenia te voldoen, zegt Muiru.
‘Steenkool zal ons een adempauze geven,’ zegt hij. ‘We zien het als een adrenalinespuitje terwijl we onze hernieuwbare energie verder uitbouwen.’
Voor de financiers achter de steenkolenboom in Afrika biedt de sector ook een kans om de teruglopende investeringsmogelijkheden in andere sectoren te compenseren. Dat geldt vooral voor China, waar in 2016 binnenlandse projecten voor kolencentrales met een totale omvang van 300 gigawatt werden geschrapt, vooral wegens de bestaande overcapaciteit. Sinds de Communistische Partij kort na het jaar 2000 zijn op het buitenland gerichte strategie bekend maakte, hebben Chinese staatsbedrijven, geholpen door goedkope leningen van Chinese banken, een doorslaggevende rol gespeeld in de opbouw van zowel de hernieuwbare als conventionele energie-infrastructuur van Afrika.
Hoewel de Chinese president Xi Jinping in september 2015 aankondigde dat het land de overheidsinvesteringen in CO2-intensieve projecten in het buitenland zou verminderen, menen analisten dat Chinese financiers er bij Afrikaanse regeringen steeds vaker op aandringen te kiezen voor goedkope kolentechnologie, ter ondersteuning van Chinese aannemers en werktuigbouwers die kampen met de teruglopende vraag op de Chinese markt.
‘China heeft in zulke korte tijd zóveel kolencentrales gebouwd dat er heel veel staatsbedrijven zijn die nu in China zelf worden geconfronteerd met een teruglopende vraag,’ zegt Christine Shearer, senior onderzoeker bij CoalSwarm.
‘We zien dat steenkool nu ook aan Afrikaanse regeringen wordt aangeboden wanneer dat niet noodzakelijkerwijs de energiebron is die ze willen hebben.’
Schoorstenen in het paradijs
Juist op het moment dat de strijd tegen de meest verwoestende gevolgen van de klimaatverandering met nieuw optimisme wordt gevoerd als gevolg van het op grote schaal schrappen van Chinese kolencentrales, zet China in op zijn belangrijke rol in de uitbouw van de Afrikaanse steenkolensector.
Volgens een rapport dat in maart door CoalSwarm, de Sierra Club en Greenpeace werd gepubliceerd, zorgde de teruggang in de ontwikkeling van kolencentrales in China voor een afname van vijftig procent in de wereldwijd geplande uitbouw van de energiecapaciteit voor steenkool in 2016 – een trend die de internationale doelstelling om de opwarming van de aarde te beperken tot minder dan 2° C boven pre-industrieel niveau eindelijk ‘binnen haalbaar bereik’ zou brengen, aldus deze groepen.
In Afrika leiden stijgende temperaturen nu al tot grotere voedseltekorten, maar het continent kan voorkomen dat het aan de opwarming van aarde zal bijdragen: de geprojecteerde steenkolencapaciteit van Afrika, uitgezonderd Zuid-Afrika, is slechts vijf procent van het wereldwijde totaal, en ruim de helft daarvan bestaat uit projecten die zich in het allervroegste stadium (‘aangekondigd’) bevinden, wat betekent dat ze gemakkelijk geschrapt kunnen worden, als gevolg van veranderend overheidsbeleid of financiële tegenvallers.
Critici waarschuwen ervoor dat het toenemende gebruik van kolenenergie in Afrika nog andere schadelijke gevolgen zal hebben. Zo zal het milieu ernstig te lijden hebben onder de exploitatie van nog niet ontgonnen steenkolenreserves op het continent, waaronder die in het Keniaanse Mui Basin; met de steenkool die daar gedolven zal worden, zal ook de centrale bij Lamu worden gestookt, wanneer de geplande spoorlijn eenmaal is gebouwd. (Tot die tijd zal de centrale worden voorzien van steenkool dat vanuit Zuid-Afrika naar de nieuwe diepzeehaven zal worden verscheept).
Afzonderlijke kolenprojecten zullen bovendien directe gevolgen hebben voor lokale gemeenschappen – met name in gebieden met fragiele ecosystemen, zoals rond Lamu. De bewoners daar vrezen dat lokale vissers geruïneerd zullen worden als vissen wegtrekken uit ondiep water (waar ze met traditionele werpnetten gevangen kunnen worden), als gevolg van het lozen van warm koelwater uit de centrale en door wegsijpelend regenwater uit open afvalbergen van kolenas. De vervuiling van de aangrenzende baai zou ook gevolgen hebben voor het kwetsbare zeeleven, waaronder koraalriffen, mangrovegeulen, drie soorten zeeschildpadden, die nabij Lamu broeden, en de doejong, een zeekoe die zich voedt met zeegras dat in de buurt van de kust groeit.
In een milieueffectrapportage wordt bovendien gewaarschuwd voor het risico van ademhalingsklachten die worden geassocieerd met de uitstoot van fijnstof; de stof zou door de moessonwind ‘kaskazi’ van december tot april over het stadje worden geblazen.
Tegenstanders van de centrale hebben misschien nog een laatste kans om het project tegen te houden: in november tekende de plaatselijke coalitie Save Lamu beroep aan bij het Nationale Milieutribunaal van Kenia om de goedkeuring van de milieueffectrapportage aan te vechten. Zelfs wanneer de groep tijdens zittingen op 11 en 12 mei in het gelijk zou worden gesteld, zou dat het project niet meteen stopzetten, maar zo’n juridische overwinning zou het bouwbegin wel kunnen uitstellen tot na de Keniaanse verkiezingen in augustus; in theorie zouden die verkiezingen (mocht de oppositie winnen) een regering kunnen opleveren die minder positief tegenover het hele project staat.
Los daarvan denken veel inwoners in Lamu dat het schrappen van zo’n ambitieus en zichtbaar project onwaarschijnlijk is.
‘Het is erg moeilijk om van deze regering te winnen,’ zegt de lokale zakenman Mia Miji terwijl hij uitkijkt over het haventje van Lamu, waar kinderen zwemmen en dhows op de branding dobberen. ‘We zijn niet tegen vooruitgang. We willen alleen maar dat ze de stroom veiliger aanleveren.’
Als journalist bericht Jonathan W. Rosen vanuit Afrika ten zuiden van de Sahara.