In de straten van Manhattan en Washington, in wijken in Seoul en in parken in Parijs verliezen de ginkgobomen hun goudgele blad in reactie op de eerste winterkou.
Door de bladval – eerst een paar blaadjes, vervolgens allemaal tegelijk - raken de straten ieder jaar bedekt met goudkleurige, waaiervormige bladeren. Wetenschappers vonden echter bewijs dat dit verschijnsel steeds later plaatsvindt, mogelijk als gevolg van de opwarming van de aarde.
“Mensen vroegen ons altijd wanneer de ginkgobomen het mooist van kleur waren, en dan zeiden wij dat ze het best rond 21 oktober konden komen,” vertelt David Carr. Hij is de directeur van de Blandy Experimental Farm van de University of Virginia, waar zich een arboretum bevindt met meer dan 300 ginkgo's, genaamd The Ginkgo Grove.
Carr die sinds 1997 verbonden is aan The Ginkgo Grove, vertelt dat zij de trend van een steeds warmer najaar en een steeds latere verkleuring van de bladeren ook merken. “Tegenwoordig is dat meer richting eind oktober of de eerste week van november.”
Dit is niet de eerste keer dat de oeroude boomsoort te maken krijgt met een aanzienlijke klimaatverandering, maar het verhaal over de ginkgo's is niet het gebruikelijke verhaal van mensen die onvoorzichtig met de natuur omspringen.
Dankzij fossielen die werden aangetroffen in de Amerikaanse staat North Dakota weten wetenschappers dat de soort Ginkgo biloba in zijn huidige vorm al zestig miljoen jaar bestaat. De genetisch soortgelijke voorouders van de boom stammen uit de Jura, zo'n 170 miljoen jaar geleden.
Sinds die tijd “liep het aantal bomen gestaag terug, totdat de soort uiteindelijk bijna was uitgestorven. En vervolgens herstelt de soort zich weer doordat mensen zich ermee gaan bemoeien,” vertelt Peter Crane. Hij schreef het boek Ginkgo en is een van de meest vooraanstaande Ginkgo-experts ter wereld.
Volgens de IUCN, de organisatie die zich bezighoudt met het behoud van de soorten op aarde, is de boom in het wild een bedreigde soort. Alleen in China zouden nog een paar plekken zijn waar wilde exemplaren bij elkaar staan. Wie dit najaar over die goudkleurige waaiertjes op de natgeregende stoep loopt, is eigenlijk getuige van iets heel bijzonders: een soort die door de mens van de vergetelheid werd gered en over de wereld werd verspreid. In de woorden van Crane is het een “fantastisch verhaal over evolutie en cultuur.”
De laatste van de soort
We onderscheiden tegenwoordig vijf verschillende typen planten die zaden produceren: de bedektzadigen (de grootste groep), de coniferen (planten met kegels), de gnetales, (een diverse groep van zo'n zeventig soorten, met onder meer woestijnstruiken, tropische bomen en klimplanten), de palmvarens (een andere oude groep van palmachtige bomen) en de eenzame ginkgo. De familie van de Ginkgoaceae kent slechts één levende soort: de Ginkgo biloba.
Wetenschappers vermoeden dat er ooit nog allerlei andere soorten ginkgobomen waren. In een kolenmijn in centraal-China werden fossielen gevonden van bomen die 170 miljoen jaar geleden ‘leefden’. Ze verschilden alleen wat betreft de vorm van hun bladeren en het aantal zaden van de ginkgo zoals wij die nu kennen.
De ginkgo biloba wordt, net als onder meer de degenkrab en de koningsvaren, ook wel een ‘levend fossiel’ genoemd, omdat het de enige overgebleven soort is van een ooit diverse groep die miljoenen jaren geleden leefde. Omdat de ginkgo zo'n oude soort is, beschikt deze over eigenschappen die je niet vaak vindt bij nieuwere soorten bomen.
Een ginkgoboom is mannelijk of vrouwelijk. De bomen planten zich voort wanneer een door langswaaiend stuifmeel meegenomen spermatozoïde van een mannelijke boom in contact komt met een zaadje van een vrouwelijke boom en dat bevrucht, een proces dat gelijkenissen vertoont met van de menselijke voortplanting. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat de bomen van geslacht kunnen veranderen: van mannelijk naar vrouwelijk. Dit verschijnsel wordt slechts zelden waargenomen en de kennis hierover is beperkt. Er wordt echter gedacht dat mannelijke bomen soms vrouwelijke takken produceren om verzekerd te zijn van voortplanting.
Een van de hypotheses over de ondergang van de ginkgo's begint 130 miljoen jaar geleden met de diversificatie en verspreiding van de bedektzadigen. Die groep kent inmiddels meer dan 235.000 soorten. Deze ontwikkelden en verspreidden zich snel. Ze groeiden sneller dan ginkgo's en trokken met hun fruit en blaadjes ook meer herbivoren en bestuivers aan.
“Het is denkbaar dat de ginkgo’s het nakijken hadden, dat ze te maken kregen met competitie van modernere planten,” aldus Crane.
De bomen, die toch al te lijden hadden door de concurrentie, begonnen tijdens het Cenozoïcum uit Noord-Amerika en Europa te verdwijnen. In dit tijdperk, dat zo'n 66 miljoen jaar geleden begon, koelde de aarde af. Tegen het einde van de laatste ijstijd, 11.000 jaar geleden, waren er nog slechts enkele bomen over in China.
Geadopteerd door de mens
Ginkgobomen zijn berucht om hun stank. De vrouwtjes produceren zaden met een vlezige buitenlaag die boterzuur bevat, dat onder meer braaksel zijn kenmerkende geur geeft.
“Ik denk dat ze werden gegeten door dieren die liefhebbers waren van voedsel met een sterke geur,” zegt Crane op de vraag waarom ze die doordringende geur ontwikkelden. “Vervolgens passeren ze de maag en komen tot ontkieming.”
Diezelfde zaden zijn mogelijk ook de reden dat de ginkgo zo'n duizend jaar geleden populair werd bij de mens. Eenmaal ontdaan van hun buitenste laag lijken ze op pistachenoten. Dat was mogelijk de reden dat Chinezen de bomen gingen kweken en hun zaden gingen eten toen die elders allang waren verdwenen, aldus Crane. (Ginkgozaden zijn alleen eetbaar wanneer de giftige buitenste laag is verwijderd.)
De boom zou in Europa zijn beland doordat de Duitse natuurwetenschapper Engelbert Kaempfer in de zeventiende eeuw een reis maakte naar Japan, waar hij uit China geïmporteerde ginkgo's zag. Tegenwoordig is de ginkgo een van de meest voorkomende boomsoorten langs de Amerikaanse Oostkust. Ze lijken van nature goed bestand tegen insecten, schimmels en ernstige luchtvervuiling. Daarnaast doen hun wortels het ook goed onder het asfalt.
Er werd gedacht dat de boom in het wild was uitgestorven, tot er begin twintigste eeuw in het westen van China enkele bomen werden aangetroffen die niet door mensen zouden zijn geplant. Een in 2004 gepubliceerd artikel sprak dit echter tegen: de bomen zouden ooit zijn gekweekt door Boeddhistische monniken. Wel zouden er in het zuidwesten van China nog echte wilde ginkgo’s te vinden zijn.
Vervolgens verscheen er in 2012 een nieuw artikel, waarin werd gerept over bewijzen dat er in het Dalou-gebergte in het zuidwesten van China inderdaad nog wilde exemplaren stonden.
“Het zou volgens mij ook kunnen dat er nog wilde ginkgo's te vinden zijn in de refugia in subtropisch China. Maar dat moet nog verder worden uitgezocht,” stelt Cindy Tang, de auteur van het artikel uit 2012 die als ecoloog werkt aan de Chinese Yunnan University. Dergelijke wilde exemplaren zijn potentiële parels van genetische diversiteit voor kwekers die de soort willen verbeteren.
Crane maakt zich geen zorgen om de toekomst van de boom. Die zal dankzij zijn populariteit wel overleven. “Hoewel het slecht gaat met de bomen in het wild en ze nauwelijks te vinden zijn, is het niet waarschijnlijk dat de soort ooit uitsterft,” aldus Crane.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com