Van tomaten en vetplanten tot viooltjes – bijna alle groene vriendjes die je koopt in het tuincentrum, zijn opgekweekt in potgrond. Anders dan de naam doet vermoeden, zit er alleen geen grond in potgrond. En ook geen compost.

Wat dan wel? Zakken potgrond bevatten doorgaans een uitgebalanceerde mix van turf, vezels en mineralen. Wat veel mensen zich wellicht niet realiseren: veel van deze ingrediënten vergen gigantische hoeveelheden water bij de productie, hebben een flinke CO2-voetafdruk of veroorzaken zelfs longziekten. Zo bezien maken die onschuldige groene vingers toch nog vuile handen. Wanneer we gaan wroeten, komen er drie ingrediënten naar voren die problematisch zijn.

Vermiculiet

      In de tuinbouw is vermiculiet geliefd vanwege zijn popcornachtige textuur. Het mineraal wordt gewonnen in speciale mijnen en op ruim vijfhonderd graden Celsius gebakken tot de lichte korrels die we terugvinden in de zakken potgrond in de winkel.

      Maar de grote open kraters in de aardbodem als gevolg van de winning, de zware machines waarmee men werkt én de energieverslindende ovens waarin de vermiculiet wordt gebakken, hebben een grote impact op het milieu en klimaat.

      Daarnaast kan vermiculiet vervuild zijn met asbest, met alle gezondheidsrisico’s van dien voor onze longen. In Amerikaanse en Zuid-Afrikaanse mijnen wordt ook nu vermiculiet gewonnen waar asbest inzit.

      Turf

      Potgrond bestaat voornamelijk uit turf: sponzige, met water doordrenkte veenlagen van langzaam ontbindend plantaardig materiaal. Een natuurlijk materiaal dus, in ruime mate voorhanden in de aardbodem. In gedroogde vorm uitzonderlijk licht, en toch in staat twintig keer zijn eigen gewicht aan water op te nemen.

      Tegelijkertijd zijn onze veengronden de grootste CO2-sponzen op aarde. De Utrechtse ecoloog Ralph Temmink becijferde in 2022 in het wetenschappelijke tijdschrift Science nog dat veengebieden, mangroves en andere zogeheten wetlands slechts één procent van het aardoppervlak bestrijken, maar twintig procent van alle koolstof wereldwijd in natuurgebieden vasthouden.

      Het slechte nieuws: sinds 1970 verloren we al 35 procent van onze wetlands. En in het huidige tempo duurt het slechts enkele decennia om de hoeveelheid turf af te graven die in duizend jaar, laag voor laag, is opgebouwd. Dan laten we de energie-intensieve verwerking, verpakking en transport van turf nog buiten beschouwing.

      Omdat turf zo’n populaire brandstof was, hebben we in Europa de afgelopen eeuwen veel veengronden afgegraven. Met het oog op herstel, heeft Ierland de commerciële winning ervan inmiddels verboden. Het Verenigd Koninkrijk verbiedt per 2024 alle potgrond die turf bevat. Grootverbruikers en -afgravers Canada en de VS kennen zo’n verbod nog niet.

      Kokosvezel

      Een populair alternatief voor turf is kokosvezel: materiaal afkomstig van de vezelrijke schil van een kokosnoot, nadat deze is geoogst voor zijn smakelijke kokosmelk en vruchtvlees. Kokosvezel op zichzelf is een natuurlijk, neutraal materiaal, sterk absorberend bovendien.

      Dat klinkt duurzaam, nietwaar? Maar schijn bedriegt. Zo’n negentig procent van alle kokosvezel komt uit Sri Lanka en India. De laatstgenoemde gaat gebukt onder een historische watercrisis. Vanuit dat oogpunt op z’n zachtst gezegd onfortuinlijk dat kokosvezels gedurende het verwerkingsproces meermaals ondergedompeld en schoongemaakt moeten worden in een waterbad, alvorens de boel weer gedroogd en vervoerd wordt.

      En behalve waterverspilling, is de kokosindustrie berucht om zijn lage lonen, kinderarbeid en gevaarlijke werkomstandigheden. Een recente studie naar de situatie in Sri Lankaanse kokosvezelfabrieken komt dan ook met een schokkende conclusie: per duizend werknemers doen zich jaarlijks 1063 verwondingen bij diezelfde werknemers voor.

      Welke écht duurzame alternatieven zijn er?

      Is het werk dat onze goedbedoelende groene vingers ieder voorjaar doen dan echt alleen maar slecht nieuws? Niet volgens Charles Bethke, tuingrondonderzoeker aan Michigan State University: ‘Een écht duurzaam alternatief voor turf en kokosvezel klopt op de deur: gerecyclede vezels van lignine, ofwel houtstof.’ Vezelrijk materiaal dus, met vergelijkbare eigenschappen als turf en kokos, maar dan als restproduct van verschillende houtsoorten.

      Ook andere producten van natuurlijke oorsprong bieden uitkomst: maïsstengels, pindadoppen, helmgras en zelfs karton. Opties genoeg, mits op de juiste wijze verwerkt, met als groot bijkomend voordeel: die energieverslindende transporten over lange afstanden kunnen zo plaatsmaken voor een meer lokale productie.

      Toch ligt de sleutel tot duurzaam tuinieren eigenlijk gewoon onder onze voeten, zegt Bethke. ‘Honderd jaar geleden hadden we nog helemaal geen potgrondmengsels. En de planten groeiden prima zonder.’