Coelacanten zijn zeer primitieve diepzeevissen die eigenlijk samen met de dinosauriërs hadden moeten uitsterven, maar ze blijven de wereld verrassen. Uit nieuw onderzoek blijkt dat de bijna twee meter lange vissen honderd jaar oud kunnen worden, vijfmaal ouder dan voorheen werd gedacht.

Uit een nieuwe analyse van de schubben van de gewone coelacant (Latimeria chalumnae), een van de slechts twee soorten die bekend zijn, bleek dat de levensverwachting van slechts twintig jaar die tot nu toe voor deze vis werd aangenomen, niet klopt.

Volgens studieleider Kelig Mahe van het Franse maritieme onderzoekscentrum IFREMER bleek bovendien dat vrouwtjescoelacanten hun embryo’s vijf jaar lang in hun lichaam meedragen, drie jaar langer dan werd gedacht, en dat ze pas op 55-jarige leeftijd volgroeid zijn. (Lees meer over de gestage evolutie van de coelacant.)

De eerder aangenomen korte levensverwachting van de coelacant sloot al niet aan op zijn zeer trage voortplantingscyclus, langzame stofwisseling en lage zuurstofopname – allemaal kenmerken van zeedieren die zeer traag groeien en heel oud worden, zoals diepzeehaaien.

“Dat is al die tijd een raadsel geweest,” zegt Selena Heppell, decaan van de faculteit voor visserij, wild en natuurbehoud van de Oregon State University, die niet bij de nieuwe studie was betrokken. “Het klinkt nu allemaal veel logischer.”

Tegelijkertijd wijzen de resultaten van het onderzoek, dat gisteren werd gepubliceerd in het tijdschrift Current Biology, erop dat deze ernstig met uitsterving bedreigde vissen nog kwetsbaarder blijken te zijn voor diverse dreigingen, waaronder extreme weersepisoden en de kans om ongewild als bijvangst te eindigen.

Schubben tellen

Bij het eerste onderzoek naar de levenscyclus van de coelacant, in 1977, richtten wetenschappers zich op de zogenaamde ‘macrocirculi’ (cirkelvormige verkalkte groeirichels) op de schubben van twaalf opgezette exemplaren van gewone coelacanten in diverse musea. Als markeringen van groeistadia zijn deze macrocirculi te vergelijken met boomringen.

Op grond van de regelmatige groei van de macrocirculi op de schubben berekenden wetenschappers destijds dat de richels zich tweemaal per jaar vormden, een tempo dat ze later bijstelden naar éénmaal per jaar, wat een totale levensverwachting van twintig jaar opleverde.

Mahe en zijn team vroegen zich af of dit het hele verhaal was en onderzochten onlangs nog eens 27 exemplaren van gewone coelacanten in het Muséum national d’histoire naturelle te Parijs. Deze exemplaren, waaronder een jonge vis en twee embryo’s, waren tussen 1954 en 1991 gevangen.

Toen de onderzoekers de macrocirculi onder een optische microscoop met doorvallend licht bestudeerden, zoals ook eerdere teams dat hadden gedaan, zagen ze hetzelfde als de onderzoekers in de jaren zeventig.

Verborgen aanwijzingen

Maar toen het team de schubben onder gepolariseerd licht (een geavanceerder techniek waarbij minder reflecties optreden en een scherper beeld ontstaat) bekeek, veranderde alles. Het gepolariseerde licht onthulde de aanwezigheid van talloze, nog kleinere ‘microcirculi’ tussen de macrocirculi. Uit de analyse van de microcirculi bleek dat deze groeiricheltjes eveneens op jaarbasis werden afgezet.

Door de kleinere microcirculi als ‘jaarringen’ te tellen, kon de ouderdom van de museumexemplaren worden vastgesteld op leeftijden tussen de 5 en 84 jaar, wat veel beter aansloot op de tot nu toe bekende biologie van de coelacant.

Met behulp van nader onderzoek, waarbij gebruik werd gemaakt van gestandaardiseerde metingen van de ouderdom van dierlijke exemplaren, konden de onderzoekers hun resultaten nog eens bevestigen. En het betekende dat de coelacant tot de zeedieren met de traagste stofwisseling behoren. (Bekijk deze ongelooflijke close-ups van coelacanten in zee.)

Om de draagtijd van de coelacant te berekenen, analyseerden de onderzoekers de schubben van de embryo’s uit het museum, waarbij ze dezelfde methoden gebruikten als bij de volgroeide vissen. Uit die analyse bleek dat de draagtijd van een coelacant maar liefst vijf jaar duurt.

Hoewel de wetenschappers geen onderzoek hebben gedaan naar de nauw verwante en eveneens ernstig met uitsterving bedreigde Indonesische coelacant, hopen ze dezelfde techniek ook op die soort te kunnen toepassen.

Overtuigende resultaten

Volgens Brian Sidlauskas, een ichthyoloog van de Oregon State University die niet bij de nieuwe studie was betrokken, zijn de bevindingen van de wetenschappers overtuigend.

Hij vindt dat het onderzoek in statistisch opzicht grondig is, waarbij “de wetenschappers zichzelf hebben afgevraagd of de resultaten wel klopten.”

Maar Mark Terwilliger, expert in de groei van vissen aan het Department of Fish and Wildlife van de staat Oregon, wijst erop dat visschubben met het ouder worden kunnen uitvallen en weer in het lichaam van de vis kunnen worden opgenomen, zodat ze niet als betrouwbare aanwijzingen voor de leeftijd van lang levende vissen kunnen dienen.

Bovendien is gebleken uit microcirculi op de schubben van andere beenvissoorten dat ze in aantal niet overeenkomen met de ouderdom van de vissen. (Lees meer over de uitgestorven, tonijnachtige coelacant die op snelle prooidieren jaagde.)

“Desondanks zijn de resultaten wat je zou verwachten van een langzaam groeiende diepzeevis,” schrijft Terwillger in een e-mail.

‘Uitzonderlijk kwetsbaar'

De resultaten zijn verontrustend nieuws voor deze zeer zeldzame vis, die voor de oostkust van Afrika doorgaans op een diepte van rond de zevenhonderd meter leeft.

Als een coelacant sterft voordat hij heeft gepaard, kan het dier geen bijdrage leveren aan de populatie van de soort, die gestaag in aantal afneemt, zegt Mahe. Gemiddeld baren gewone coelacanten elke vijf jaar drie tot dertig jongen.

Dat betekent dat deze vissen “uitzonderlijk kwetsbaar zijn voor alle mogelijke verstoringen,” zegt Mahe, die graag nader onderzoek zou doen naar de vraag welke uitwerking het opwarmende zeewater als gevolg van de klimaatverandering op de coelacanten heeft.

Volgens Heppell herinnert de studie ons eraan “dat er nog heel wat vreemde wezens in de oceaan rondzwemmen waarover we nog maar weinig weten.”

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com