In het afgelegen dorp Kovilur zegent een priester Jaya Deepak die elke vrijdag komt in de hoop zo de problemen in haar gearrangeerde huwelijk te temperen

Dit artikel verscheen in National Geographic Traveler editie 4, 2019.

In de drukke stad Madurai in het zuiden van India wonen zo'n anderhalf miljoen mensen. In de wirwar van straten razen auto’s en brommers langs verschrikte koeien en fietsers, en rondom de oude tempels is een nieuwe skyline verrezen die bestaat uit betonnen onderwijsinstellingen en spiegelende kantoorkolossen. Ooit was dit een slaperige provinciestad in een rustig hoekje van de deelstaat Tamil Nadu, die vooral bekendstond om de imposante Minakshitempel, een van de belangrijkste heiligdommen van het land. De afgelopen tien jaar is Madurai echter in een stroomversnelling geraakt.

Niet alleen deze stad is sterk veranderd, hetzelfde geldt voor de gehele deelstaat, en eigenlijk voor het hele land. Tijdens mijn jeugd - ik groeide op in de jaren zeventig en tachtig - was India een streng en ascetisch land. De economische groei volgde de spreekwoordelijke Hindu rate of growth (een lage groei van zo'n 3,5 procent, kenmerkend voor een centraal geleide economie). Daar kwam in de jaren negentig verandering in, toen een financiële crisis de regering dwong tot economische hervormingen. De nieuwe koers luidde een tijdperk van opbouw en welvaart in. Vroegere clichés over armoede en stagnatie, over een land dat blijft steken in het verleden, gelden niet langer. Er is evenwel een nieuw cliché voor in de plaats gekomen: dat van een opkomende supermacht die in de 21ste eeuw een rol van betekenis zal spelen. Hillary Clinton zei onlangs dat de toekomst van de wereld grotendeels wordt geschreven in Azië. Op zijn beurt wordt de toekomst van Azië geschreven in India.

Clichés zijn per definitie simplificaties: ze laten geen ruimte voor nuance en de tegenstellingen die elk land nu eenmaal kenmerken. En dat geldt voor een complex land als India misschien nog wel meer. In steden als Madurai wint het wereldlijke langzamerhand terrein, maar deze ontwikkeling is niet meer dan een kleuraccent in het rijkgeschakeerde weefsel van de Indiase identiteit. De toegenomen seculariteit bestaat naast, en is een aanvulling op, een traditionele samenleving waarin religie diep is ingebed.

In heel Tamil Nadu - van de hoofdstad Madras tot in kleinere plaatsen als Thanjavore, Puducherry en Mahabalipuram - wonen medewerkers van grote techbedrijven in de avonduren tempelceremonies bij. Ze wrijven as op hun voorhoofd en eren de goden door een olielampje aan te steken. Veel Indiërs staan 's ochtends extra vroeg op om op een plat dak aan yoga te doen, een vorm van lichaamsbeweging die hen - en mensen over de hele wereld, trouwens - helpt om de stress en de hectiek van het moderne bestaan het hoofd te bieden. Yoga heeft ook een sterke rituele lading; de houdingen maken deel uit van een eeuwenoude, traditionele praktijk en vormen een brug met een verleden dat op talloze manieren doorsijpelt in het heden.

Mengelmoes

Jawaharlal Nehru, de eerste premier van India, vergeleek het land eens met een 'eeuwenoude perkamentrol waarop steeds nieuwe gedachten en dromen worden genoteerd, maar zonder de eerder geschreven woorden onleesbaar te maken'. Die vergelijking gaat zeker op voor het zuidelijke deel van India. De regio kreeg keer op keer te maken met vreemde mogendheden en overzeese handelaren die elk hun eigen tradities, cultuur, eetgewoonten en bouwstijl meebrachten. In steden in Tamil Nadu (en in naburige deelstaten als Kerala, Karnataka, Andhra Pradesh) is die invloed van buitenaf nog altijd duidelijk merkbaar.

In Mysore, de bakermat van vinyasa yoga, een van de meest beoefende yogastijlen, drukken gebouwen met zuilen en bogen een Brits stempel op het straatbeeld. Het beroemde Mysorepaleis werd ontworpen door een Ierse architect en vertoont een mengeling van islamitische, westerse en gotische elementen.

In Chettinad, een regio in het uiterste zuiden, op zo'n twee uur rijden van Madurai, is in veel statige panden (waarvan er ondertussen vele aan een opknapbeurt toe zijn) Birmees teakhout en Italiaans marmer verwerkt. Verguld Belgisch raamwerk, Brits smeedwerk en Japanse tegels sieren de gevels. Deze zo diverse elementen herinneren nog aan de vele eeuwen waarin deze regio handeldreef met de rest van de wereld.

Ik ben opgegroeid in de stad Puducherry, een voormalige Franse kolonie aan de kust van Coromandel. In veel opzichten is Puducherry India in het klein: fraaie Franse villa's staan er broederlijk naast eeuwenoude tempels en moderne winkelcentra. Worden de leerlingen op het Lycée Français nog onderwezen in de oude koloniale taal, op recent geopende Engelstalige scholen kiest men voor andere vormen van onderwijs.

Zo'n twintig kilometer buiten Puducherry bevindt zich, op een bosrijke hoogvlakte met uitzicht op zee, de internationale gemeenschap Auroville. Dit in 1968 opgerichte utopische project stond een vreedzame samenleving voor en wilde de mensheid vooruithelpen. Ongeveer de helft van de inwoners is afkomstig uit het buitenland. Architectonisch is het een unieke mengeling van Europees modernisme, 21ste-eeuwse tropische grandeur en Indiase revival. Auroville doet voor sommigen 'buitenlands' aan. Enerzijds begrijp ik dit wel, maar tegelijkertijd vind ik dat ze de werkelijkheid hiermee te kort doen. De foto's bij dit verhaal laten zien hoe uitgestrekt en hoe divers India is. Er is ruimte voor variatie, talloze praktijken, diverse geloven en voorbije tijdperken. Zoeken naar het 'echte' India, of wat daar ook voor door moet gaan, is ondoenlijk. Alles wat deze foto's laten zien - de diversiteit, de enorme (en soms grappige) tegenstellingen - maakt India tot het geweldige land dat het is.

Akash Kapur woont sinds jaar en dag in het zuiden Van India. In 2012 schreef hij India becoming: A Portrait of Life in Modern India (Riverhead). Catherine Karnow is fotograaf en National Geograpbic Expert. Eerder maakte zij Voor Traveler een reportage over haar woonplaats San Francisco.