Ik ben met mijn gezin op de Calamianeilanden, een groep van zo’n honderd eilanden in het uiterste noorden van de Filipijnse provincie Palawan. Hier varen we twee dagen in een traditionele gele bangaboot rond Coron, zo’n vijf uur varen vanaf El Nido. Een rode, blauwe en gele kajak, afvalbakken, peddels en zonnepanelen reizen met ons mee op het houten zijspan.
Het domein van de Tagbanuastam
Gidsen Bobby Amarilla en Vida Gracia Grajo van reisspecialist Undiscovered nemen ons mee naar de onontdekte oostkust van dit eiland. Met de kajaks verkennen we grotten vol vleermuizen en afgelegen strandjes. Via een ondiepe doorgangspoort met torenhoge rotsen aan beide kanten peddel ik een lagune in. Mijn vier jaar oude dochter Maeve zit bij Bobby voor in de kajak. ‘Zeesterren!’ roept ze blij terwijl ze wijst naar de bodem van het nog geen halve meter diepe water.
Deze secret lagune, zoals Bobby het noemt, is eveneens compleet verlaten. ‘Deze plek kent bijna niemand en staat op geen enkele kaart,’ zegt Bobby. Hij is enkel toegankelijk met toestemming van de Tagbanuastam, die het eiland beheert. ‘Het eiland en de wateren eromheen zijn zo’n 25 jaar geleden door de overheid toegekend aan de inheemse stam omdat zij hier al generaties lang leven.’
Afstammelingen van de prehistorische tabonmens
De Tagbanua zijn een van de oudste etnische groepen in de Filipijnen. Ze zouden afstammen van de tabonmens, prehistorische voorouders waarvan in 1962 fossielen zo’n 24.000 jaar oud van zijn gevonden in een grot aan de westkust van Palawan. De Tagbanua leven voornamelijk in het centrale en noordelijke gedeelte van Palawan.
De stam op het eiland Coron kreeg erkenning in de vorm van het Certificate of Ancestral Domain, wat betekent dat zij het recht hebben hun land en de bronnen zelf te beheren, waardoor ze de natuur en hun tradities in stand kunnen houden. Het eiland kent twee grotere Tagbanuadorpen van zo’n zeshonderd inwoners, en drie kleine gemeenschappen van vier tot vijf families aan de stranden.
Waarvan leven de Tagbanua?
Wij bezoeken een dorp aan de oostzijde. Een groep jongeren basketbalt. Vrouwen met rode tanden en lippen, van het kauwen op betelnoten, giechelen naar ons. Doorgaans ontvangen de Tagbanua geen toeristen, maar Bobby heeft familie in het dorp, waardoor wij toegang krijgen. De populairste plekken aan de westkant van het eiland, zoals het Kayanganmeer, zijn beperkt opengesteld voor toeristen. De rest van hun heilige land willen ze beschermen en houden ze daarom zo veel mogelijk gesloten voor toeristen.
De stamoudsten zitten naast elkaar op een bankje. Vanuit de houten hutten rond het binnenplein kijken inwoners ons nieuwsgierig aan. Voor ons staan traditionele gerechten, speciaal voor ons bereid, met ingrediënten van het eiland. ‘Dit is nilupak,’ wijst Vida. ‘Gemaakt van gestampte cassave, met geraspte kokos en suiker.’ Ze vertaalt wat de stamoudsten vertellen.
De stam leeft van de voedingsbronnen van het land en het omringende water. Zo trekken de vrouwen regelmatig de dichtbegroeide bergen in om eetbare wortels op te graven, zoals kapari, burot en kurut. De mannen vissen en duiken naar schelpen, zeekomkommers en zee-egels. Ze zijn afhankelijk van het land, en doen er alles aan om hun erfgoed te beschermen.
Je las net deel drie van een vierluik over de Filipijnse provincie Palawan. Verder lezen? Bekijk de andere drie delen hieronder, of lees het hele verhaal in National Geographic Traveler 4-2023.