Even door dat park lopen, dan ben ik er, dacht ik nog. Unter den Linden af wandelen, onder de Brandenburger Tor door, parkje doorsteken en dan bij Bahnhof Zoo kijken. Bahnhof Zoo heeft voor mij een magische klank wegens de aangrijpende film Christiane F. – Wir Kinder vom Bahnhof Zoo (1981). Het wandelingetje door het park blijkt een mars van vier kilometer heen en vier kilometer terug. Berlijn is groot. Echt groot.
In feite is Berlijn een samenklontering van een aantal randgemeenten en dorpen, die door de Groß-Berlin-Gesetz in 1920 in één klap bij de hoofdstad worden gevoegd. Berlijn wordt daardoor in omvang na Los Angeles de tweede stad ter wereld, in inwonertal de derde, na Londen en New York.
In de jaren die volgen wordt Berlijn een bruisend, hedonistisch centrum van vermaak. De vrolijkheid in de Duitse hoofdstad heeft wel een gitzwarte rand: door hyperinflatie is de rijksmark geen cent meer waard. De herstelbetalingen die Duitsland na de Eerste Wereldoorlog moet doen, zijn niet op te brengen en de geldpersen draaien rokend overuren. Bankbiljetten worden gedrukt op krantenpapier en voor wat basale boodschappen moet je met een kruiwagen vol geld naar de bakker en de groenteboer. Avonturiers en profiteurs komen uit alle windstreken naar de stad voor een extreem goedkoop uitje. Uiteindelijk is het enige van waarde dat de Berlijners bezitten hun eigen lijf. En dat bieden ze massaal aan. Vrouwen, meisjes, mannen, hele gezinnen prostitueren zich. Er is geen censuur, alles mag en kan. Berlijn is de enige stad waar Romeo en Julia op het podium daadwerkelijk de liefde bedrijven, waar homo’s en lesbiennes hand in hand over straat kunnen en waar al sinds 1919 een Institut für Sexualwissenshaft is, van waaruit arts en schrijver Magnus Hirschfeld streed voor homorechten.
Maar behalve de beschamende bandeloosheid is Berlijn tijdens het interbellum ook de stad van progressieve kunst. Arnold Schönberg experimenteert met abstracte muziek, zoals zijn vriend Wassily Kandinsky de eerste abstracte schilderijen maakt, Edgard Varèse en Paul Hindemith dromen er over machinale muziek en schetsen de eerste synthesizers. Fritz Lang geeft ons een kille blik in de toekomst met zijn scififilm Metropolis (1927) en Bertolt Brecht doorbreekt de vierde wand met zijn revolutionaire manier van theatermaken. Ondertussen relativeren de Berlijnse dadaïsten de pretenties van alle kunstenaars. Geen van deze kunstenaars maakte werk om te behagen, zij hadden een krachtige visie op de richting die de kunst moest inslaan.
Eigenzinnige kunstenaars en seksuele normloosheid bezorgden Berlijn de reputatie van het nieuwe Babylon, de Sündenpfuhl. Vanuit de provincie en de steden in het zuiden van het land, vooral München, wordt met afschuw naar Berlijn gekeken. Volgens sommige historici is de afkeer van de losgeslagen stad de kiem van het succes van Hitler, die beloofde conservatieve waarden terug te brengen – zoals je in onze tijd trouwens ook ziet hoe autocraten met een beroep op de normen en waarden van vervlogen tijden de macht proberen te grijpen.
Als Hitler in 1933 aan de macht komt, is het binnen de kortste keren gedaan met de progressieve cultuur in de stad. Kunstenaars wijken uit naar Parijs, Londen en vooral de Verenigde Staten.
In het noorden van het Berlijnse centrum, aan de overkant van de rivier de Spree, is nog een befaamde uitgaansgelegenheid uit de jaren twintig bewaard gebleven: Clärchens Ballhaus. De oude balzaal ademt nog steeds de sfeer van vervlogen tijden. Er zit tegenwoordig een restaurant. Verder is er veel o-la-la-amusement in de stad, een in de meeste gevallen geromantiseerde, nostalgische trip naar de roaring twenties. De tv-serie Babylon Berlin (2017) geeft een beter beeld van de stad van honderd jaar geleden. Ook de musical en film Cabaret (1966) is relevant, die is gebaseerd op de autobiografische Berlijnse boeken van de homoseksuele, Engelse schrijver Christopher Isherwood, die in de twenties het benauwde Engeland verruilde voor Berlijn.
Puin
Mijn eigen fascinatie voor Berlijn begint wanneer ik te weten kom dat David Bowie zijn meesterwerk Heroes (1977) in die stad heeft opgenomen. Dat realiseerde ik me niet meteen, toen het titelnummer als een niet te stoppen, voortrazende dieseltrein mijn vijftienjarige leven in denderde.
Vier jaar later begon ik de eerste puzzelstukjes te leggen. In de bioscoop zag ik de film Christiane F. – Wir Kinder vom Bahnhof Zoo. Het is een biografische film over Christiane Felscherinow, een meisje in West-Berlijn dat op haar veertiende aan heroïne verslaafd raakte. Om die verslaving te kunnen bekostigen, gaat ze tippelen bij het station bij de Berlijnse dierentuin. Bowie schreef de muziek, is zelf ook in de film te zien en zingt daarin onder andere een indrukwekkende Duitstalige versie van ‘Heroes’.
Langzaam maar zeker dringt tot me door dat Bowie dit nummer op deze manier nergens anders dan in Berlijn had kunnen maken. Om dat te begrijpen, moeten we terug naar het eind van de Tweede Wereldoorlog.
Berlijn ligt op 30 april 1945, de dag dat de Russische soldaat Michail Petrovitsj Minin de Russische vlag op de Rijksdag hijst, totaal in puin. Wij hebben inmiddels helaas maar al te goed op ons netvlies staan hoe nietsontziend Russen een stad innemen, maar in het geval van Berlijn lieten ook de geallieerden zich niet onbetuigd. Berlijn was door hen al zwaar gebombardeerd toen ruim zesduizend Russische tanks, ondersteund door ruim veertigduizend kanonnen en ander wapentuig, zich schietend een weg naar de Rijksdag baanden.
De resten van wat eens de Kaiser-Wilhelmkirche was, staan vlak bij het station Zoologischer Garten, zoals Bahnhof Zoo officieel heet. Het is een imposante getuige van een afschuwelijke tijd in Europa. De stad heeft een nieuwe kerk binnen de ruïne van de oude gezet, de Gedächtniskirche. Een achthoekige grauwe betonnen klokkentoren en een dito kerkgebouw geven hun schoonheid pas prijs als je naar binnen loopt. In de betonnen omlijstingen zitten ongeveer twintigduizend vooral blauwe, gebrandschilderde ramen die een bezoek aan het gebouw tot een onvergetelijke ervaring maken.
Terug richting de Brandenburger Tor, vlak bij Potsdamer Platz, op de plek waar eens het centrum van de nationaalsocialistische terreur was gevestigd, vind je nu een modern gebouw. Topographie des Terrors, staat er op het paviljoen van beton en glas. Je kunt er gratis in en vindt er een indrukwekkende collectie foto’s en documenten die de alledaagsheid van de wandaden tonen. Mijn oog valt op een foto van een groepje jonge mensen in een bos, mannen en meiden. Er wordt wat geflirt, ze hebben duidelijk een leuk dagje uit. Uit het onderschrift blijkt dat het gaat om een uitje voor het personeel van kamp Auschwitz.
Stunde Null
Niet alleen de gebouwen en de infrastructuur van de stad ligt in het voorjaar van 1945 in puin, ook het culturele leven in de stad is verwoest. De Reichsmusikkammer heeft alles wat progressief, modern of Angelsaksisch klinkt verbannen. De Duitse muzikanten beginnen bij Stunde Null. Er staat een nieuwe generatie muzikanten op. De wereld is in de jaren vijftig en zestig in de ban van de rock-’n-roll, van Elvis en later de beatmuziek. Het is de muziek van de generatie uit de wederopbouw, jongeren die het allemaal anders willen doen en zich afzetten tegen de gevestigde orde. Progressieve Duitse muzikanten voelen diezelfde drang: afzetten tegen de generatie boven je, de generatie die de oorlog heeft gefaciliteerd. Hun verzet is een tandje scherper. Elvis? Dat is een schlagerzanger. Hij vermaakt. De Duitse muzikant wil provoceren, niet amuseren. De nieuwe Duitse muziek zoekt écht nieuwe, progressieve wegen. En ze vinden hun inspiratie bij de moderne klassieken, die nieuwe geluiden en nieuwe texturen zochten. Varèse. Hindemith, Karlhainz Stockhausen.
Berlijn is het centrum van deze experimentele stroming in de muziek, die uiteindelijk in Engeland door de inzet van de beroemde radio-dj John Peel enorm aanslaat. In Engeland noemen ze de stroming ‘krautrock’. Dat is een tikje bedenkelijk, als je weet dat in de seventies het oorlogssentiment nog behoorlijk levend was in Engeland, waar de tv-serie Dad’s Army en ook John Cleese’ act in Fawlty Towers (‘Don’t mention the war!’) nog altijd het beeld van Duitsland kleurt. ‘Kraut’ is in dat licht te vertalen als ‘mof’. Duitsers hebben het liever over ‘kosmische musik’, maar ook deze strijd is door de Britten gewonnen en krautrock is nu een vrij algemeen geaccepteerde term.
Centrum van de kosmische musik is vanaf 1968 de Zodiak Club, gevestigd aan het Landwehrkanal in Kreuzberg. Het monstrueuze gebouw – er werd muziek gemaakt nadat de theatervoorstellingen van de Schaubühne am Halleschen Ufer waren afgelopen – is er nog steeds. Het pand is nu een van de vier zalen van het theater Hebbel am Ufer, kortweg HAU. Helblauwe neonletters geven aan waar de Zodiak Club ooit was. Hier werd geëxperimenteerd. Hier versmolten freejazz, primitieve elektronica en woeste uitspattingen op elk object waaruit geluid komt tot een nieuwe stijl. Hier werd de definitie van wat wij als muziek ervaren stevig opgerekt. De groepen Tangerine Dream en Cluster zijn de vroege bespelers van de club, waar geen onderscheid werd gemaakt tussen repetitie en optreden.
Deze avontuurlijke muziek, gevoegd bij de spicy verhalen van Christopher Isherwood, die hij in Amerika ontmoette, dreef Bowie in 1975 naar Berlijn. Hier werd de ster op straat niet nagestaard, en hier vond hij inspiratie in het prachtige Brücke-Museum vol expressionistische kunst en in de stukken van Brecht in het Theater am Schifferbauerdamm. Dit theater aan de Spree, waar in 1929 de Dreigroschenoper in première ging, kun je de opera nog altijd bekijken.
Bowie nam zijn muziek in Berlijn op in de Hansa Studio, vlak bij Potsdamer Platz. Nu hartje Berlijn, maar in de jaren zeventig in een steeg die doodliep tegen de Muur. Als je een tour boekt, kun je erin. Je hoort er prachtige verhalen, over hoe de Oost-Duitse grenswachten vanuit de wachttoren de controlekamer in konden kijken, hoe Bowie bij het schrijven van ‘Heroes’ was geïnspireerd door zijn producer die op een bankje bij de Muur zat te flirten met een achtergrondzangeres en hoe de tekst over de wens om als dolfijnen te zwemmen is geïnspireerd door de dappere pogingen die Oost-Berlijners ondernamen de vrijheid van het Westen te vinden door de Spree over te zwemmen.
Ik mag dan nog zozeer door Bowie naar Berlijn zijn getrokken, techno is de muziek waar de stad zich mee associeert. Techno is in Berlijn wat opera is in Venetië en de muzikale poppenshows in Praag. Anders dan wat de muziekhistorici beweren, ben ik van mening dat de wortels van de techno niet zozeer in Detroit, maar vooral in Berlijn liggen. Maar dat is een verhaal apart. En daar denk je helemaal niet aan als je in de Berghain staat de dansen. Waar geen twijfel over is, is dat de eerste Love Parade in 1989 in Berlijn werd gehouden. En dat toen de Muur uiteindelijk viel, juist in de grote, leegstaande ruimtes in Oost-Berlijn de techno klonk als de soundtrack van de vrijheid en de herenigde stad. De beroemde discotheken Tresor en Dschungel bestaan niet meer, maar je kunt het gebouw waar die laatste zat nog wel bezoeken: er zit nu een hotel. ’
Leoblokhuis.nl, @blokhuisleo op Instagram.
BOWIE IN BERLIJN
Hauptstraße 155, Het adres van de flat in Schöneberg waar David Bowie woonde met huisgenoot Iggy Pop.
Neues Ufer, Het café naast de woning van Bowie, waar hij en Iggy Pop veel tijd doorbrachten, bestaat nog steeds. Nu heet het Neues Ufer, destijds droeg het de naam Anderes Ufer.
Dschungel, Dschungel (‘jungle’), definieerde het nachtleven in West-Berlijn in de jaren zeventig. Niet alleen Bowie, maar ook Mick Jagger, Iggy Pop en Frank Zappa kwamen hier. De disco sloot zijn deuren in 1993, in 2007 nam het Ellington Hotel zijn intrek in het pand.
LUISTER BERLIJN
Beluister de soundtrack van Berlijn volgens Leo Blokhuis op Spotify.
Nog meer Soundtrack?
Soundtrack van de stad: Liverpool | National Geographic | National Geographic