Een serie gefossiliseerde veren die in Australi werden gevonden levert het harde bewijs dat kleine vleesetende dinosaurussen zoals op deze afbeelding ooit een isolerende verentooi hadden om te kunnen overleven in de Zuidpoolcirkel
Een serie gefossiliseerde veren die in Australië werden gevonden levert het harde bewijs dat kleine, vleesetende dinosaurussen, zoals op deze afbeelding, ooit een isolerende verentooi hadden om te kunnen overleven in de Zuidpoolcirkel.
Illustratie door Peter Trusler

Tien perfect bewaard gebleven fossiele veren die in Australië werden gevonden, vormen het eerste harde bewijs dat er rond de polen van de aarde gevederde dinosaurussen hebben geleefd. Dat maken paleontologen bekend in een artikel dat binnenkort verschijnt in het vakblad Gondwana Research.

De veren zijn 118 miljoen jaar oud en dateren daarmee uit het vroege Krijt. In dat tijdperk lag Australië veel zuidelijker dan nu. Samen met Antarctica, waar het aan vast zat, vormde het een landmassa op en rond de Zuidpool. Hoewel het toen in die streek gemiddeld warmer was dan in het huidige Antarctica, brachten de dinosaurussen die deze veren droegen in de winter waarschijnlijk vele maanden in het donker door en moesten ze vermoedelijk vrieskou het hoofd bieden.

“Er zijn nooit eerder fossiele veren aangetroffen in een poolomgeving,” vertelt Benjamin Kear, een paleontoloog die verbonden is aan de Zweedse Uppsala Universitet en die een van de auteurs is van het artikel. “Onze vondst toont voor het eerst aan dat de poolgebieden in de oertijd werden bewoond door een scala aan dinosaurussen met veren en primitieve vogels die konden vliegen.”

Hoewel de ranke botten van vogels uit het dino-tijdperk al eerder werden gevonden in de poolgebieden, waren die tot nu toe nooit bedekt met gefossiliseerde veders. Fossielen van een uitgestorven pinguïnsoort die in Peru werden gevonden bevatten wel veren, maar die waren zo'n 36 miljoen jaar oud en stamden daarmee uit een periode dat die landmassa noordelijker lag.

De vondst van veren die uit het Krijt stammen in dit deel van Australië is dan ook belangrijk voor de kennis over de diverse functies die deze opvallende lichaamsbedekking had voor prehistorische dieren, van baltsen tot vliegen. In dit geval deden de veren waarschijnlijk dienst als isolatiemateriaal, en stelden ze kleine, vleesetende dinosaurussen in staat om te overleven gedurende de zware wintermaanden.

“Het lijkt heel logisch dat die veren hielpen om de dinosaurussen en primitieve vogels warm te houden op hoge breedtegraden tijdens het Krijt,” zegt Ryan McKellar, een deskundige op het gebied van fossiele veren en een van de curators van het Royal Saskatchewan Museum in de Canadese stad Regina.

“Maar het is spectaculair om gegevens te vinden uit gesteente dat zo oud is en dat zo ver richting het zuiden lag,” voegt hij daaraan toe. “Deze waarneming biedt een heel belangrijk inzicht in de verentooi van dieren die rond de polen leefden in het vroege Krijt.”

Verloren gegaan in het meer

De recent beschreven veren zijn allemaal afkomstig van een vindplaats genaamd Koonwarra, op zo'n 140 kilometer ten zuidoosten van Melbourne in de staat Victoria. Bij de aanleg van een weg door een heuvel in de jaren zestig van de vorige eeuw werd daar een schat aan fossielen gevonden. In de afgelopen zestig jaar hebben opgravingen talloze fossiele vissen en planten opgeleverd, en daarnaast dus een verzameling goed bewaard gebleven veren.

Geen van de veren zit nog vast aan herkenbare dinosaurus- of vogelbotten. Ze lieten waarschijnlijk los tijdens de rui of terwijl dieren zich verzorgden, en werden vervolgens door de wind meegenomen naar een meer, waar ze naar de bodem zonken en bewaard bleven in de dunne modder.

Tom Rich van het Melbourne Museum en Patricia Vickers-Rich van de Australische Monash University geven al 37 jaar leiding aan opgravingen in Koonwarra. Voor dit nieuwe onderzoek werkten ze voor de analyse van de vondsten samen met een internationaal team en toonden ze aan dat de tien veren zeer verschillend zijn. Onder de fossielen bevinden zich donsachtige veren voor isolatie, een pluizige proto-veer die hoogstwaarschijnlijk toebehoorde aan een niet-vogelachtige dinosaurus en een complexe veer om mee te vliegen, die lijkt op vleugelveren van moderne vogels.

Het merendeel van de veren is hooguit 2,5 centimeter lang, en behoorde ooit mogelijk toe aan enantiornithes, een groep uitgestorven primitieve vogels die rond deze periode in het vroege Krijt zeer divers was, aldus Kear. Sommige veren zijn zo klein dat ze heel misschien wel van kuikens afkomstig zijn, voegt hij daaraan toe.

Maar met slechts één van de veren was vliegen mogelijk, wat nog een aanwijzing is dat een deel mogelijk afkomstig was van op de grond levende carnivore dinosaurussen, zegt hoofdauteur Martin Kundrát, een paleontoloog aan de Pavol Jozef Šafárik University in Slowakije.

De proto-veer is “volledig consistent met sommige van de gekuifde proto-veren van dinosaurussen die werden gevonden in gesteente uit het vroege Krijt in China, en in Canadees amber afkomstig uit het Krijt,” vertelt McKellar.

In de verzameling van tien goed bewaard gebleven veren die werden gevonden bij een Australische opgraving bevindt zich onder meer een protoveer van een dinosaurus
In de verzameling van tien goed bewaard gebleven veren die werden gevonden bij een Australische opgraving bevindt zich onder meer een proto-veer van een dinosaurus.
Melbourne Museum

In de verzameling van tien goed bewaard gebleven veren die werden gevonden bij een Australische opgraving bevindt zich onder meer een pluizige veer van een prehistorische vogel
In de verzameling van tien goed bewaard gebleven veren die werden gevonden bij een Australische opgraving bevindt zich onder meer een pluizige veer van een prehistorische vogel.
Melbourne Museum

Gezien zijn omvang was de proto-veer vermoedelijk ooit van een relatief kleine dinosaurus als de dromaeosaurus, een carnivoor die behoorde tot een groep waar ook de velociraptor en deinonychus toe behoren.In Victoria werden een aantal fossiele botten en tanden gevonden die afkomstig waren van dromaeosaurussen met een smalle bek, unenlagia genoemd. Deze dieren zijn bekend uit Zuid-Amerika en aten mogelijk vis. Het lijkt daarom logisch dat soortgelijke dinosaurussen in het Krijt op jacht waren in de buurt van een meer.

“We weten aan de hand van de grote hoeveelheden fossiele vissen in het meer dat dit waarschijnlijk een voedselbron voor ze was,” zegt Stephen Poropat, een paleontoloog aan de Swinburne University in Melbourne.

Seizoenskleuren?

De onderzoekers vonden ook gefossiliseerde sporen van pigmentpakketjes, melanosomen genaamd, in de veren. Daaruit kon worden afgeleid dat veel van de dieren zwart, grijs of bruin waren, of donkere strepen hadden.

Dat is enigszins vreemd voor pooldieren, omdat donkere kleuren geen goede camouflage zijn in een winterse omgeving met sneeuw, merkt Poropat op. Wellicht dat deze dinosaurussen en vogels met de seizoenen van kleur veranderden, net als de alpensneeuwhoen tegenwoordig, oppert hij.

"Maar het is ook mogelijk dat het niet zo heel koud werd op de Zuidpool in deze periode in het Krijt. Dan was het misschien niet nodig om een lichte kleur te hebben om daarmee tegen een sneeuwachtergrond weg te vallen,” zegt hij.

Om het raadsel op te lossen zijn meer fossielvondsten nodig. Rich hoopt dat het team ooit een hele gefossiliseerde dinosaurus of vogel aantreft in Koonwarra, net als de prachtig bewaard gebleven gevederde dinosaurussen uit het noordoosten van China.

“Het zou echt fantastisch zijn om hier in Australië een skelet te vinden van een dinosaurus met veren,” zegt Poropat. “En voor zover wij weten, is Koonwarra de plek waar de kans op zo'n vondst het grootst is.”

Volg John Pickrell op Twitter.

Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com