De onoverzichtelijkheid begon met doodgewone kantoorbenodigdheden: rondslingerende papieren en pennen. Naarmate ze langer thuis moest werken, merkte Sarah Frances Hicks dat haar bureau zich begon te vullen met een heel nieuw type rommel. Voordat de pandemie uitbrak, was de grootvader van Hicks gestorven, en tijdens de lockdown was ze bezig zijn papieren en bezittingen door te spitten. Hicks is niet het type dat aan nieuwe projecten begint voordat ze eerdere ondernemingen heeft afgerond, dus werd ze ongemerkt door deze taak beheerst. Op haar bureau dook een kleine banjo-ukulele op, en daarna twirling-batons, een vioolkist, oude psalmboeken en de laptop van haar grootvader. Haar productiviteit ging duidelijk achteruit.
“Ik functioneer niet goed als er van alles rondslingert,” zegt Hicks, een freelance-journaliste uit Orlando in Florida die in normale tijden het liefst in koffiebars werkt. “Als ik me wil concentreren, moet alles om mij heen netjes zijn. Als ik rommel zie liggen, kan ik aan niets anders meer denken totdat ik het heb opgeruimd.”
Hicks is zeker niet de enige die zo op rommel reageert, en nu er veel meer mensen gedwongen zijn om thuis te werken en te leven, is dat gevoel alleen maar versterkt. Sinds begin vorige eeuw (en misschien al veel eerder) wordt productiviteit en succes in verband gebracht met netheid. “Properheid benadert vroomheid,” verklaarde theoloog John Wesley in 1778 in een preek.
In recenter tijden hebben neurowetenschappers en psychologen onderzoek gedaan naar de uitwerking van rommeligheid op onze waarneming, emoties, geestelijke gezondheid, gedrag en besluitvorming. Daarbij hebben ze een verband gelegd tussen een gebrekkige werkomgeving, bijvoorbeeld lawaaierige kantoren met hard kunstlicht, en een afname van de productiviteit en het plezier in het werk. Niet-opgeruimde en onoverzichtelijke werkplekken lijken tot meer stress en bezorgdheid te leiden.
Uit hersenscans is gebleken dat sommige mensen onbewust positief reageren op afbeeldingen die een gevoel van geordendheid en properheid uitstralen. ‘Nette’ afbeeldingen leiden bij proefpersonen tot kalmte. Maar wanneer mensen afbeeldingen van rommel en wanorde bekijken, kan dat een ‘vlucht-of-vecht’-respons uitlokken, waarbij de cortisolspiegel omhoog schiet. Mensen die zo reageren, raken sneller emotioneel uitgeput en lopen een hoger risico last te krijgen van een burn-out. En deze emotionele belasting kan zelfs onze relaties beïnvloeden.
Voor anderen is rommel juist een teken van creativiteit.
Lawrence J. Peter, auteur van het managementboek The Peter Principle, vroeg zich ooit af: “Als een rommelig bureau een afspiegeling is van een rommelige geest, waarvan is een leeg bureau dan de afspiegeling?” Deze uitspraak wordt onterecht vaak aan Albert Einstein toegeschreven, wiens bureau inderdaad een puinhoop was; en dat gold ook voor andere vernieuwende denkers, onder wie Thomas Edison en Steve Jobs. Bij een onderzoek van de University of Minnesota bedachten studenten die in rommelige werkruimten aan de slag gingen, creatievere ideeën dan studenten die in opgeruimde omgevingen werkten.
Het mag duidelijk zijn dat rommeligheid bij de een meer stress oproept dan bij de ander. En hoewel het probleem voor mensen met een hekel aan onoverzichtelijkheid heel simpel lijkt op te lossen (het opruimen van de werkplek), is dat niet voor iedereen even eenvoudig. Veel mensen wonen en werken in omgevingen waarover ze geen zeggenschap hebben, dus moeten ze zich bij de situatie neerleggen.
Verdeelde aandacht
Sinds 2008 bestudeert Sabine Kastner, neurowetenschapper en psychologe aan de Princeton University, de wetenschap van de aandacht. Ze vroeg zich af hoe het menselijk brein op chaotische impulsen en variaties in onze omgeving reageert en zette een onderzoeksproject op waarbij ze fMRI-hersenscans (‘functional magnetic resonance imaging’) maakte van proefpersonen die afbeeldingen van straatbeelden kregen te zien. De scans toonden dat actieve delen van de hersenen tijdens het bekijken van de beelden sterker werden doorbloed.
Tijdens talloze experimenten die over een periode van meerdere jaren werden uitgevoerd, vroeg Kastner haar proefpersonen om zich te concentreren op een bepaald object in een afbeelding, bijvoorbeeld een persoon of een auto. In alle gevallen toonden de fMRI-scans een verhoogde activiteit in de frontale kwab, die een sleutelrol speelt in het beheer van onze waarnemingen, ons werkgeheugen, onze aandacht en onze emotionele reacties. De hersenen van de deelnemers besteedden meer energie aan de verwerking van de afbeeldingen als geheel dan aan de concentratie op één specifiek object.
“Veel mensen zijn niet goed in het verwerken van rommelige impulsen,” zegt Kastner. “Ze kunnen erdoor overweldigd worden en dat leidt ertoe dat hun brein harder moet werken om eenvoudige taken uit te voeren.” Hoe meer tegenstrijdige stimulansen we binnenkrijgen, des te meer werk moeten onze hersenen verzetten om de belangrijkste gegevens eruit te filteren.
Als je de onoverzichtelijkheid van tegenstrijdige objecten wegneemt, kan ons brein zich veel beter concentreren. In 2011 ontdekte Kastner dat mensen die hun huis en werkplek opgeruimd hielden, zich beter konden concentreren en meer werk konden verzetten. Andere onderzoekteams hebben bevestigd dat het verminderen van visuele afleidingen de cognitieve belasting doet afnemen en meer ‘werkgeheugen’ vrijmaakt.
Onze omgeving is niet alleen van invloed op de aandacht die we kunnen opbrengen. Ze beïnvloedt ook onze hormoonhuishouding en stemming. De aanblik van rommeligheid kan in het lichaam leiden tot het vrijkomen van cortisol, het stresshormoon dat in verband wordt gebracht met de ‘vlucht-of-vecht’-respons. Langdurige blootstelling aan een rommelige omgeving kan tot chronische stress leiden, en volgens een onderzoek uit 2009 geldt dat vooral voor moeders. Uit een andere studie uit 2010 bleek namelijk dat gehuwde vrouwen zich veel drukker maken over rommeligheid dan gehuwde mannen. Maar ongeacht het geslacht lijkt rommeligheid bij sommige mensen tot uitstelgedrag te leiden, als respons op stress.
Probleem-opruiming
Hoewel scholen in een post-pandemische wereld misschien nooit meer hetzelfde zullen zijn, gebruikten slimme leraren al vóór de uitbraak van COVID-19 de kracht van de neurowetenschappen om leerruimten voor kinderen van overbodige rommel te ontdoen.
Jared Smith, leraar Engels in het bijzonder onderwijs in Tampa, Florida, wist dat overzichtelijke en comfortabele klaslokalen veel betere leeromgevingen zijn dan chaotische en rommelige lokalen. Dus veranderde hij zijn lokaal in een uitnodigende ruimte door de wanden met illustraties te versieren en de gebruikelijke schoolbankjes in te ruilen voor verrijdbare tafeltjes en stoelen op wieltjes. Hij legde de nadruk op properheid, open ruimten en flexibele zitplaatsen. Nadat hij deze veranderingen had doorgevoerd, presteerden al zijn leerlingen volgens hem een stuk beter. Maar bij het aanpassen van zijn klaslokaal om de psyche van de leerlingen op positieve wijze te beïnvloeden, ging het om meer dan goede cijfers. Smith merkte dat zijn leerlingen zich anders in zijn lokaal gedroegen: ze voelden zich welkom.
Veel van zijn leerlingen hebben te maken met leerproblemen. “Ze moeten zich al meer aanpassen dan welke andere leerling dan ook,” zegt Smith. “Ik wilde ze iets geven waarmee ze dat konden doen, zodat ze controle hadden over hun eigen omgeving en zich daar prettig in konden voelen. Daardoor verdween al het andere naar de achtergrond en konden ze zich concentreren op het leren.”
Hoewel opruimen soms een onmogelijke taak is, zijn er allerlei oplossingen. Zoals veel mensen die gedurende de pandemie gedwongen thuiszitten, moet Hannah McLane, neurologe en bedrijfsarts in Philadelphia, haar tijd verdelen tussen de zorg voor de kinderen en haar werk. Maar anders dan veel mensen die zich druk maken over de rommel die zich tijdens de pandemie in huis opstapelt, kan McLane een beroep doen op haar inzichten in de neurowetenschappen. Ze weet dat mensen thuis vaak worden afgeleid, dus volgt ze een strategie van mindfulness en raadt dat haar cliënten eveneens aan.
“Als je in een kamer zit en probeert te werken, kan je geest gemakkelijk afdwalen naar andere dingen en je opdragen om iets anders te gaan doen,” zegt McLane. “Je ziet wat afwas staan en dan moet je dat afspoelen. Je ziet een jurk op de grond liggen en wilt die opbergen. Dat alles kan leiden tot een reeks van gedachten over wat je allemaal nog moet doen of tot het daadwerkelijk doen van al die dingen, ook al zou je je op iets anders moeten richten.”
Als rommeligheid je verhindert om thuis te werken, kun je proberen om de boel op te ruimen of om afleidende stimulansen weg te nemen, zoals lawaai. En als het je niet lukt om de rommel op te ruimen, dan kun je volgens McLane het best aan mindfulness doen, waardoor je je minder zorgen maakt over de uitdagingen thuis en je kunt richten op je werk.
“Als je merkt dat je gedachten met gepieker worden overvoerd, moet je je afvragen of je dat niet eerder hebt meegemaakt. Is het echt nodig dat je op dit moment aan al die dingen denkt? Kun je het niet beter opschrijven?” zegt McLane. “Mindfulness helpt je zeker om niet al te veel te piekeren, inzicht te krijgen in de gedachtegang achter uitstelgedrag en afleidingen naast je neer te leggen.”
De mensen die er goed in slagen om thuis te werken, zijn misschien niet eens de netste types, maar het zijn wel de mensen die zichzelf hebben geleerd om afleidingen te vermijden of ze tenminste te negeren. Kortom, de manier waarop we onze omgeving ervaren, heeft een veel grotere invloed op ons dan de omgeving zelf.
Voor sommige mensen kan rommeligheid zelfs stimulerend zijn. “Het hangt ervan af wat je hersenen aankunnen,” zegt Kastner. “Het is geen eenheidsworst. Onze vermogens variëren over een heel breed scala. Er zijn grote verschillen in wat onze hersenen wél en niet kunnen.”
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com