Postcovidsyndroom, beter bekend als long covid, is een aandoening waarbij mensen na een besmetting met COVID-19 nog lange tijd – soms vele maanden – symptomen ervaren waaronder vermoeidheid, concentratieproblemen en kortademigheid. In Nederland en België wordt geschat dat tussen de 5 en 20 procent van de covidpatiënten na de infectie last krijgt van long covid. Waarom de één volledig geneest terwijl de ander deze slepende variant van de ziekte krijgt, is al lange tijd een mysterie – maar een nieuw onderzoek wijst naar een mogelijk antwoord.
‘Long covid houdt mogelijk verband met een proces dat ontstaan in de darmen en leidt tot een afname van serotonine,’ zegt Christoph Thaiss, een microbioloog aan de University of Pennsylvania die het onderzoek leidde. Maar hoe werkt dat – en wat zegt het over een toekomstige behandeling van de aandoening?
Gesprek tussen brein en buik
De hersenen en de darmen praten met elkaar. Sterker nog, het zenuwstelsel in het maag-darmstelsel is zo groot – met maar liefst 500 miljoen neuronen – dat het soms wordt aangeduid als een ‘tweede brein’.
‘Daarom kan je buikpijn of diarree krijgen als je last hebt van stress,’ zegt Kenji Hashimoto, een neurowetenschapper aan de Japanse Chiba-universiteit.
De langste hersenzenuw, de nervus vagus, staat in verbinding met de darmen. Door middel van de neurotransmitter serotonine wordt langs deze route gecommuniceerd en worden allerlei biologische en neurologische processen aangestuurd, waaronder stemming, spijsvertering, eetlust, geheugen, immuunrespons, hartslag en meer, zegt Éric Boilard, een immunoloog aan de Laval University in Quebec, Canada.
Long covid in de darmen
Uit het nieuwe onderzoek blijkt dat sommige long covidpatiënten nog maanden na herstel van de oorspronkelijke infectie virusdeeltjes in hun darmen hebben. Deze restanten van het virus activeren het immuunsysteem waardoor interferonnen vrijkomen, eiwitten die ten strijde trekken tegen virussen. Als er langdurig interferonnen blijven vrijkomen, leidt dit tot een chronische ontsteking in long covidpatiënten.
Wat de onderzoekers ook zagen, is dat patiënten met postcovidsyndroom andere aantallen aminozuren in hun bloed hebben vergeleken met gezonde mensen. Met name het aminozuur tryptofaan viel op, omdat dit onderdrukt was in long covidpatiënten. Mensen hebben tryptofaan – dat van nature voorkomt in onder meer bananen, haver, zaden en linzen – nodig om serotonine aan te maken.
De onderzoekers toonden aan dat de chronische ontsteking hier de boosdoener was. Door de ontsteking namen de darmen minder tryptofaan op uit voeding, waardoor er minder serotonine aangemaakt kan worden.
‘Dit zijn zeer belangrijke resultaten die helpen verklaren waarom bepaalde covidpatiënten na een infectie last hebben van een laag serotoninegehalte,’ zegt Liam O’Mahony, een immunoloog bij het Ierse University College Cork die niet aan het recente onderzoek meewerkte.
Antidepressiva tegen long covid?
Uit het onderzoek kwam ook een mogelijke behandeling voor long covidpatiënten naar voren. Bepaalde antidepressiva kunnen mogelijk helpen het serotoninegehalte in patiënten een boost te geven.
Een onderzoek dat nog niet collegiaal getoetst is, lijkt aan te tonen dat covidpatiënten die al behandeld werden met SSRI’s – een groep antidepressiva gericht op de opname van serotonine – op het moment dat ze besmet raakten tot wel 25 procent minder kans hadden op long covid.
Of deze middelen ook kunnen worden ingezet om mensen te genezen van long covid, valt nog te bezien – daarvoor is eerst meer onderzoek nodig. In de tussentijd waarschuwen onderzoekers patiënten om niet zelf te gaan experimenteren met antidepressiva. Als het serotoninegehalte in de hersenen te hoog wordt, kan dit leiden tot serotoninesyndroom – een zeldzame maar ernstige aandoening met symptomen als stuiptrekkingen, een onregelmatige hartslag en bewusteloosheid.