De verzengende hitte die zijn appartementsgebouw uitstraalde als gevolg van de inslag van de ene na de andere bom, dreef Paul Peters er uiteindelijk toe om uit zijn schuilkelder te klauteren en de straten van Hamburg in te vluchten. De mensen die uit het complex ontsnapten, werden buiten geconfronteerd met orkaanwinden, vonkenregens en brandend puin.
Het was 1943, en de Geallieerde luchtaanval met de codenaam ‘Operation Gomorrah’ had de keurige havenstad Hamburg (en een van de centra van de Duitse oorlogsindustrie) in een hel op aarde veranderd.
“De vuurstorm was zó sterk dat hoeden wegvlogen en als brandende vuurballen door de lucht schoten,” schreef Peters later in zijn ooggetuigenverslag. “Zelfs kleine kinderen die in hun eentje rondrenden, werden door de stormwind opgetild en door de lucht geslingerd.” Peters overleefde de nachtelijke aanval, maar zijn vrouw niet. (75 jaar na de overgave van de nazi’s zijn alle overlevenden het met elkaar eens: oorlog is de hel.)
Operatie Gomorra – vernoemd naar zondige stad die volgens de Bijbel met een ‘regen van zwavel en vuur’ door God werd verwoest – was een bombardement dat acht dagen en zeven nachten duurde en bedoeld was om de op één na grootste stad van Duitsland met de grond gelijk te maken. Het was ook het begin van een nieuwe fase in de Tweede Wereldoorlog waarin de Geallieerden begonnen met het uitkiezen van burgerdoelen, in een alomvattende poging om het Duitse moreel te knakken en de oorlog tot een spoedig einde te brengen. Tijdens de campagne werd ook voor het eerst een innovatieve technologie gebruikt die de Duitse radar vrijwel onbruikbaar maakte.
Bombardementen zonder precisie
Het uitkiezen van burgerdoelen was een idee dat aan het begin van de oorlog door Geallieerde leiders nog als wanstaltig werd gezien. Ondanks de aanvankelijk grote verliezen in de oorlog en de demoraliserende bombardementen van nazi-Duitsland op Londen, tijdens de Blitz in 1940 en 1941, wilden de Geallieerden geen gehoor geven aan oproepen om de Duitsers met gelijke munt te betalen. “My dear Sir, dit is een militaire en geen civiele oorlog,” luidde het beroemde antwoord van de Britse premier Winston Churchill aan een parlementslid dat had opgeroepen tot onmiddellijke vergelding van de Blitz.
Maar in 1943 was dat standpunt inmiddels veel minder populair. De Royal Air Force (RAF) had voor een strategie van ‘precisiebombardementen’ gekozen, waarbij overdag militaire en industriële doelen in heel Duitsland werden gebombardeerd en ’s nachts vlugschriften boven Duitse steden werden afgeworpen. Maar deze strategie werd ernstig ondermijnd door de enorme onnauwkeurigheid van de bommenrichtapparatuur die de Britse piloten tot hun beschikking hadden en de gevaren van luchtaanvallen op klaarlichte dag. De verliezen onder Geallieerde piloten waren enorm.
Dus begon de RAF zich op nachtelijke bombardementen te richten. Maar de Britse bommenwerpers waren niet gebouwd op nachtvluchten en de verduistering van de Duitse steden en het luchtafweergeschut maakten elke vorm van precisiebombardement onmogelijk. Uit een intern rapport bleek later dat slechts één op de vijf bommenwerpers hun lading binnen een straal van acht kilometer van hun doelwit wisten af te werpen.
‘Tapijtbombardement’
Het was tijd voor een andere aanpak: een omstreden strategie die gebieds- of tapijtbombardement werd genoemd. Het idee was eenvoudig: in plaats van zich op specifieke doelwitten te richten, zouden Geallieerde bommenwerpers voortaan een heel gebied bombarderen waarin ook burgerdoelen lagen. De nieuwe strategie maakte duidelijk dat de Geallieerden zich niet langer alleen maar tegen Hitler en het Duitse leger richtten, maar ook tegen de Duitse moraal.
Ondanks hun aanvankelijk afkeer gaven Churchill en de Amerikaanse president Franklin D. Roosevelt toestemming voor de nieuwe strategie om de Duitse steden in de as te leggen. Ze meenden dat één of twee van zulke verwoestende bombardementen misschien genoeg waren om de oorlog te beëindigen. De nieuwe aanpak bood de Geallieerden nog twee andere voordelen: met gebiedsbombardementen zou de kritiek op de onnauwkeurigheid van de Geallieerde bommenwerpers verstommen en het zou ook de troepen van de Sovjet-Unie helpen, die nazi-Duitsland vanuit het oosten aanvielen.
Naarmate de Geallieerden hun campagnes tegen de Duitse steden begonnen uit te breiden, maakten ze gebruik van lessen die ze uit de Blitz op Londen hadden getrokken. Het was de strategen destijds opgevallen dat Britten wier huizen door de Duitse bommenregen waren getroffen, minder vaak op hun werk verschenen. Dus meenden ze dat het bombarderen van grote Duitse bevolkingscentra de oorlogsmachinerie van de vijand zou verlammen. Op grond van de schade die Duitse brandbommen in Londen hadden aangericht, besloten ze naast gewone vliegtuigbommen ook brandbommen af te werpen, die speciaal bedoeld waren om gebouwen in brand te zetten.
De Geallieerden deden uitgebreide tests om vast te stellen welke voordelen de branden hadden die door deze bommen werden gesticht. Het doel was om gebruik te maken van de neiging van vuur om zichzelf in stand te houden, waarbij werd gelet op droog weer in een bepaald gebied en andere factoren. Dat alles was gericht op het overweldigen van de brandbestrijdings- en reddingscapaciteiten van de vijand en op het in brand zetten van zoveel mogelijk stedelijk gebied.
De Geallieerden moesten nu alleen nog een doelwit uitkiezen om de nieuwe tactiek in praktijk te brengen. Ze kozen voor Hamburg. Als een belangrijk vooroorlogs knooppunt in de Europese en internationale handel was Hamburg een van de centra van de Duitse militaire macht. De U-boten en andere oorlogsschepen die Duitsland ter zee tot zo’n geduchte tegenstander maakten, liepen hier van stapel en de anderhalf miljoen inwoners van de stad speelden een belangrijke rol in de oorlogseconomie.
Verwarrende ‘sneeuw’
Maar de factoren die de havenstad tot zo’n belangrijk doelwit maakten, betekenden tegelijkertijd dat Geallieerde bommenwerpers Hamburg niet gemakkelijk konden bereiken. De stad werd gedurende de hele oorlog zwaar verdedigd en was uitgerust met reusachtige ‘Flak’-torens (naar de Duitse afkorting van Flugabwehrkanone), elk met een grote hoeveelheden luchtafweergeschut en de meest geavanceerde radar van die tijd.
Maar de Geallieerde strategen hadden een geheim wapen tegen de Duitse luchtafweer: een nieuwe technologie met de codenaam ‘Window’.
Het door de Britse wetenschapper Joan Elizabeth Curran uitgevonden Window was een tactiek die tegenwoordig ‘antiradarsneeuw’ wordt genoemd. Het idee was om stoorsignalen op de Duitse radarschermen te veroorzaken, door samen met de bommen ook snippers papier af te werpen die in aluminiumfolie waren gewikkeld. De radiogolven die door de radarinstallaties van de Duitsers werden uitgezonden, zouden op wolken van zulke kleine snippers stuiten en door de aluminiumfolie worden weerkaatst, waardoor Duitse radartechnici zouden geloven dat ze een groot object in het vizier hadden in plaats van een stuk lege lucht. Window creëerde een virtueel rookgordijn dat de Duitse radar vrijwel onbruikbaar maakte.
Operatie Gomorra
Om één uur ’s nachts op 24 juli 1943 vielen de eerste bommen van ‘Operation Gomorrah’. In de dagen erna vlogen honderden Britse en Amerikaanse bommenwerpers over Hamburg, waarbij de Britse vliegtuigen vooral nachtvluchten uitvoerden en de Amerikaanse toestellen overdag aanvielen.
Terwijl Britse vliegtuigbommen op de stad neerdaalden, brak er op de grond een enorme chaos uit. Verward door de antiradarsneeuw stuurde de Duitse Luftwaffe piloten naar de verkeerde plekken, terwijl zoeklichten de lucht afspeurden en het luchtafweergeschut zijn projectielen doelloos afvuurde. En dat was nog maar de eerste nacht.
In de dagen en nachten die volgden, werd Hamburg door de ene na de andere golf van bombardementen getroffen. De burgers van de stad deden er alles aan om de ontstane branden te blussen, die hele buurten in de as legden, maar hun inspanningen waren meestal vergeefs. In berichten uit die tijd wordt gesproken van verblindende vlammen, in paniek geraakte burgers en instortende gebouwen.
Zoals de Geallieerden hadden gepland, leidde de combinatie van brandbommen en het droge weer tot de ideale omstandigheden voor een vuurstorm. Hamburg had die zomer te maken met een ongebruikelijke droogte, waardoor houten bouwdelen als lucifers brandden.
De vuurstorm
De ergste nacht was die van 26 op 27 juli, toen de stad door een ongekende vuurstorm werd verzwolgen. De windsnelheden bereikten soms een snelheid van meer dan 270 kilometer per uur en in sommige straten steeg de temperatuur tot 760 graden, genoeg om glas en asfalt te doen smelten. Door de snel opstijgende lucht werd veel zuurstof aangetrokken, wat de branden verder aanwakkerde. De lucht werd letterlijk uit kelders en schuilkelders gezogen en vervangen door koolmonoxide en rook, waardoor de bewoners er stikten.
Veel burgers vluchtten in paniek de straat op, waar ze zich een weg moesten banen tussen instortende gebouwen en lijken. Hun kleren werden door de hitte in hun huid gebrand. Toen de Hamburger Heinrich Johannsen samen met zijn zoon onder een natte deken in een hoop grind op een bouwplaats schuilde, zag hij “veel mensen in levende fakkels veranderen.” In kelders en schuilkelders vergingen lijken simpelweg tot as. De razende vuurstorm stuwde dichte rookwolken op tot een hoogte van zes kilometer. Vanuit de lucht berichtten Britse piloten dat ze de geur van brandend vlees roken. (De verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog achtervolgen nog altijd degenen die het conflict als kind overleefden.)
Toen de vlammen eindelijk doofden, een week nadat de eerste bommen boven Hamburg waren afgeworpen, was het beeld van deze verwoesting iets wat de wereld nog niet eerder had gezien. In totaal was negenduizend ton aan bommen op de stad afgeworpen en waren minstens 37.000 mensen om het leven gekomen. Ruim zestig procent van de gebouwen in de stad waren verwoest. Het was tot dan toe de meest vernietigende slag in de oorlog. In de dagen erna ontvluchtten bijna één miljoen mensen de stad; intussen werden gevangenen uit concentratiekampen naar de stad gebracht om graven te delven en puin te ruimen.
Duitsland was verbijsterd. Hoewel functionarissen van het naziregime de Geallieerden van oorlogsmisdaden beschuldigden en de bombardementen gebruikten voor hun propaganda, waren ze persoonlijk diep geschokt. Intussen werd de campagne aan Geallieerde zijde gevierd als een broodnodig succes.
Was Operatie Gomorra gerechtvaardigd?
De bereidheid van de Geallieerden om een hele stad in de as te leggen en daarbij tienduizenden burgerslachtoffers te maken, was niet alleen een voorproefje op hun uiteindelijk zege maar ook op de bombardementen met brandbommen op Dresden en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki in 1945, waarbij beide steden vrijwel geheel werden verwoest. Ook stopten de Geallieerden niet met het bestoken van Hamburg, waar de oorlogsindustrie binnen enkele maanden werd hersteld. (Overlevenden van Hiroshima kampen met onuitwisbare herinneringen.)
Maar dit vurige begin van de strategie van gebiedsbombardementen zorgt nog altijd voor een debat onder historici, over de vraag of deze tactiek zelfs in het licht van de ‘totale oorlog’ van de kant van nazi-Duitsland gerechtvaardigd was en of ze wel haar doelen bereikte. De hoop dat de Duitse moraal erdoor zou worden gebroken, werd niet bewaarheid. In plaats daarvan toonde de Duitse bevolking zich weerbaar en gebruikte het naziregime de bombardementen om mensen op te roepen tot het bittere einde door te vechten.
Na de oorlog zei Albert Speer, de voormalige naziminister voor Bewapening en Munitie, tegen zijn ondervragers dat de brandbommen op Hamburg “een buitengewone indruk” op Hitlers naaste adviseurs hadden gemaakt en dat hij Hitler ervoor had gewaarschuwd dat soortgelijke Geallieerde luchtaanvallen “de oorlog zeer snel tot een einde konden brengen.” Maar dat gebeurde niet: na Operatie Gomorra zetten de nazi’s alles op alles om hun militaire doelen te behalen, ten koste van de eigen burgerbevolking.
Veel historici staan kritisch tegenover het besluit van de Geallieerden om ook in de resterende twee jaar van de oorlog burgerdoelen te blijven bestoken – zelfs toen duidelijk werd dat Duitsland zich snel zou overgeven. De Geallieerden bombardeerden Hamburg in de hoop dat ze daarmee een einde konden maken aan het bloedvergieten. Maar de vuurstorm die ze creëerden, brandde de wil om oorlog te blijven voeren niet weg.
Dit artikel werd oorspronkelijk in het Engels gepubliceerd op NationalGeographic.com