In de achttiende eeuw gingen er verhalen dat grote delen van Limburg, de Kempen, Loon en Overmaas werden geteisterd door zogenoemde bokkenrijders. De leden van deze bende zouden hun ziel aan de duivel hebben verkocht en op bokken door de lucht vliegen om godvrezende boeren en burgers te beroven. Naar verluidt kwamen ze eens per maand samen op de Mookerheide om duivelse rituelen uit te voeren. Hoe is dit volksgeloof ontstaan?

Armoede leidt tot criminaliteit

Na verschillende oorlogen, misoogsten, overstromingen en de veepest gaan grote delen van Limburg en België in de achttiende eeuw gebukt onder schrijnende armoede. Men leeft er van kleinschalige landbouw, aangevuld met handwerk. Maar het is niet voldoende: om te overleven eet men aangespoelde vissen uit de Maas of wordt er voedsel gestolen van omliggende velden.

De zware leefomstandigheden leiden ertoe dat veel mensen overgaan tot criminaliteit. Bendes plegen inbraken in gehuchten, kerken en afgelegen boerderijen, waarbij ook vrienden en buren niet worden gespaard. Uit historische documenten blijkt bijvoorbeeld dat boer Nelis Bours zelfs van zijn broer Jan steelt. Maar het blijft niet bij diefstal: er worden roofovervallen, verkrachtingen, mishandelingen en zelfs moorden gepleegd.

Leestip: Hoe de bende van Oss jarenlang de Brabantse industriestad teisterde

De term ‘bokkenrijders’ wordt voor het eerst gebruikt in 1774, wanneer een bende een boer probeert af te persen. De landbouwer ontvangt een brief waarin staat dat hij geld moet betalen, anders zal zijn boerderij in brand worden gestoken. De brief is ondertekend door ‘de bockereyders’.

De naam zou in de jaren die volgen gaan kleven aan verschillende bendes die destijds actief waren. Er werden in een korte periode zo veel overvallen gepleegd, dat men dacht dat de bokkenrijders zich wel vliegend moesten verplaatsen.

De bokkenrijders hebben vrij spel

De lokale landheren treden hard op tegen de ongeregeldheden. Zo zet de graaf van Arberg lijf-, gevangenis- en zelfs doodstraffen op het stelen van voedsel. Getuigen die een dief aangeven worden daarentegen rijkelijk beloond. Maar desondanks komen de meeste gauw- en kleindieven, zoals de bokkenrijders lokaal genoemd worden, weg met hun criminele zaken.

De landen van Limburg, Loon en Overmaas bestaan in de achttiende eeuw namelijk uit een lappendeken van staatse, Spaanse en Oostenrijkse gebieden. Dit zorgt ervoor dat de lokale rechtbanken lange tijd niet goed samenwerken, waardoor bokkenrijders eenvoudig aan het gezag kunnen ontsnappen door van plaats naar plaats te trekken.

Bekennen of martelen

Maar wanneer de lokale rechtbanken gaan samenwerken, worden er in rap tempo verdachten gearresteerd. Veel van hen worden in eerste instantie onderworpen aan een verhoor, in de hoop op een bekentenis. Bij weigering – wat de meesten aanvankelijk doen – wordt er overgegaan tot marteling.

Sommige verdachten breken echter al bij het zien van de martelwerktuigen, en bekennen direct een aantal misdaden. Anderen worden gefolterd door duimschroeven, de Spaanse laarzen, de wipgalg of het afhakken van vingers.

Leestip: Werd er echt zo vaak gemarteld in de Middeleeuwen?

De meeste verdachten die worden gemarteld, bekennen uiteindelijk schuld. Ze verraden collega-criminelen, die vervolgens ook worden opgepakt, ondervraagd en gemarteld. Het leidt tot de aanhouding van steeds meer mensen. Zo geeft vilder Dirk Hersseler tijdens zijn verhoor maar liefst 116 namen aan zijn ondervragers. Een groot aantal verdachten wordt veroordeeld tot de doodstraf. Zij worden opgehangen.

Er worden zo veel mensen berecht, dat er in 1744 zelfs commentaar komt uit Den Haag en Brussel. Vanuit de politieke hoofdsteden klinkt het geluid dat de vonnissen wel erg snel worden uitgesproken en zwaar uitvallen. Zodoende moeten er voortaan bij ieder proces twee onafhankelijke juristen aanwezig zijn, de zogenaamde neutrale schepenen.

(Ver)oordelen met twee maten?

Het overgrote deel van de veroordeelden bestond uit arme mensen. De rechtbanken werden daarentegen geleid door welgestelde families die elkaar zo veel mogelijk een hand boven het hoofd houden. Omdat de rechters deels worden betaald uit de verkoop van de eigendommen van de verdachte, ligt het gevaar van klassenjustitie op de loer.

Leestip: Hoe de straatlantaarn veiligheid bracht

Als de gerespecteerde chirurgijn Joseph Kerckhoffs – die door enkele bokkenrijders als leider is aangewezen – tijdens zijn verhoor de namen van enkele notabelen en de graaf van Cartils noemt, wordt zijn bekentenis een bespotting van justitie genoemd en terzijde geschoven. Kerckhoffs wordt hierna zonder bekentenis ter dood veroordeeld – iets dat wettelijk niet mocht.

Onschuldig ter dood veroordeeld

Uiteindelijk worden er in de periode van 1740 tot 1794 ruim 1200 mensen aangehouden, waarvan er zo’n 500 de doodstraf krijgen opgelegd. Vandaag de dag wordt aangenomen dat een groot deel van deze ter dood veroordeelden onschuldig was. De marteling – of alleen al het vooruitzicht op marteling – deed velen vertellen wat het gerecht wilde horen. Men wist waarschijnlijk dat veel bekentenissen onbetrouwbaar waren, maar liet dat oogluikend toe.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!