Na de ontdekkingsreizen van Christoffel Columbus en het Verdrag van Tordesillas worden de Amerika’s en de Caraïben gekoloniseerd door Spanje. De nieuwe gebieden blijken een bron van rijkdom, en al snel zijn er kapers op de kust. Piraten, kapers én zeerovers overvallen de Spaanse koloniën. Een bijzondere groep zeerovers zijn de boekaniers, die opereren vanuit een waar piratennest: het eiland Tortuga.

Schildpaddeneiland Tortuga

Tortuga is een rotsachtig eiland ter grootte van Texel dat voor de kust van Hispaniola, het eiland waarop Haïti en de Dominicaanse Republiek liggen. Columbus ontdekt het eiland in 1492 en doopt het Tortuga (‘schildpaddeneiland’), omdat het qua vorm wel iets wegheeft van een schildpad.

Tortuga wordt omstreeks 1625 bewoond door zowel lokale bevolking als Spaanse boeren en jagers. Enkele jaren later worden de Spanjaarden echter verdreven naar Hispaniola door andere nieuwkomers: Franse, Nederlandse en Engelse kolonisten.

De opkomst van de boekaniers

Een aantal van deze nieuwe kolonisten sticht plantages waar suiker en tabak wordt verbouwd. Anderen verdienen de kost met de jacht op de wilde paarden, zwijnen en honden die op het eiland leven. Deze jagers blijven soms maandenlang in de heuvels, waar ze in kleine communes leven. Ze roken hun vangsten op houten frames, die door lokale indianen buccan worden genoemd. Zo komen deze jagers al snel als boekaniers bekend te staan.

Leestip: Magellaan zeilde als eerste rond de wereld, toch? Niet dus

Maar het leven van een boekanier is niet zonder risico. Als er geen wild te schieten is, moeten de boekaniers op andere manieren aan inkomsten zien te komen. Dit doet men door Spaanse havens, nederzettingen en schepen overvallen en bestelen – Spanje was immers de gemeenschappelijke vijand van de oorspronkelijk Engelse, Franse en Nederlandse boekaniers.

Zo beschrijft de Vlaams-Nederlandse scheepschirurgijn Alexandre Exquemelin in zijn ooggetuigenverslag De Americaensche Zee-Roovers (1678) hoe boekanier Pierre le Grand een groot Spaans galjoen overvalt. Vervolgens brengt hij de buit naar Tortuga. De opbrengst is zo groot dat andere boekaniers snel zijn overtuigd om zich ook aan piraterij te wagen.

Een vrijplaats voor piraten

Zo gebeurt het dat Tortuga volgens Exquemelin uitgroeit tot een ‘veilige haven voor allerlei soorten illegaliteit en piraterij’. In totaal liggen er bij het eiland zo’n twintig boekanierschepen geankerd.

Het eiland is door de rotsachtige kustlijn lastig te bereiken. Andere piraten bezoeken Tortuga om zich bij een boekaniersvloot aan te sluiten of, indien een strooptocht succesvol is geweest, een deel van de buit te verkopen aan klaarliggende handelsschepen of in de lokale taveernes uit te geven.

Leestip: Wie waren Anne Bonny en Mary Read die carrière als piraat maakten?

Tortuga is formeel eigendom van de Franse West-Indische Compagnie en heeft daarom een gouverneur, maar deze heeft weinig invloed op de boekaniers. Verschillende gouverneurs kiezen er daarom maar voor om de boekaniers te steunen. Ze leveren de boekaniers informatie, schepen, voorraden en zelfs wapens.

Als wederdienst kan de gouverneur grote delen van de buit voor een habbekrats overnemen. Ook de lokale bevolking lijkt in eerste instantie te profiteren van de aanwezigheid van boekaniers en andere piraten. Na de succesvolle plunderingen stijgen de prijzen op het eiland snel, waardoor de piraten binnen twee à drie weken door hun geld heen zijn.

Code van de boekaniers

De boekaniers noemen zich de ‘broeders van de kust’ en houden zich aan een onderlinge een code, die strikte afspraken bevat. Zo heeft iedereen inspraak in welke doelen er worden overvallen en wordt er niet geroofd van elkaar.

Ook zijn er duidelijke financiële afspraken: iedereen krijgt een gelijk aandeel van de buit, naar gelang van zijn functie. Zo krijgen de kapitein, stuurman, scheepschirurgijn en de timmerman een groter aandeel, omdat zij specifieke vaardigheden bezitten.

Leestip: Hoe een schipbreuk leidde tot kolonisatie van de Kaap

Gewonde boekaniers krijgen daarnaast een schadevergoeding: 300 goudstukken voor een verloren been of arm, en 100 stukken voor een vinger of oog. Het aandeel van de buit dat overleden boekaniers toe zou komen, wordt voor hun erfgenamen apart gezet.

Zo terroriseren de boekaniers tussen 1640 en 1680 verschilende Spaanse steden, schepen en havens. Plaatsen als Veraguas, Gibraltar, Macaimbo en Santa Jago worden door bekende boekaniers François L’Onnonais en Henry Morgan geplunderd en afgebrand. De boekaniers beperken zich echter niet alleen tot de Caribische gebieden. Morgan plundert zelfs Panama, op zo’n 1400 kilometer afstand van Tortuga.

Het einde van de gouden eeuw van de piraterij

Omdat de Spanjaarden er niet in slagen om de boekaniers van Tortuga te verjagen, beklaagt de Spaanse koning zich bij zijn Engelse en Franse gelijken. Zij geven volgens Exquemelin aan dat ze ‘geen forten in die regio hebben, en ook geen belastingen van Tortuga ontvangen’. De boekaniers worden door de Franse en Engelse koningen niet als onderdanen gezien, en de Spaanse koning moet zodoende zelf maar zijn problemen oplossen.

Leestip: Werd Manhattan echt voor 24 dollar verkocht aan Nederland?

Maar het einde van de hoogtijdagen van de boekaniers blijkt onvermijdelijk. In 1684 sluiten Spanje en Frankrijk een verdrag waarin wordt vastgelegd dat de boekaniers worden ontmanteld. De gouverneurs van verschillende eilanden huren daarna overgelopen boekaniers in, die hun voormalige strijdgenoten van de Caribische eilanden moeten verjagen. De gouden tijd van de piraterij loopt ten einde, en de rust keert terug op Tortuga.

Meer ontdekken? Krijg onbeperkt toegang tot National Geographic Premium en steun onze missie. Word vandaag nog lid!